Drie vrome reuzen

Jan van Barneveld • 84 - 2008 • Uitgave: 14/15
Drie vrome reuzen

Ontzag

Ruimtevaart, kernenergie, computer, internet, mobieltjes, ruimtestations, verschrikkelijke vernietigingswapens en nog duizenden andere wonderen van de techniek zijn vruchten van de moderne natuurwetenschap. Het is geen wonder dat de natuurwetenschappen bij veel mensen ontzag oproepen en ook schrik aanjagen. Als iemand in een gesprek opmerkt: “De wetenschap heeft bewezen” is die opmerking vaak het einde van alle discussie. Soms hoor je zelfs zeggen: “De wetenschap heeft bewezen dat God niet bestaat.” Het schijnt dat alles mogelijk is voor de wetenschap en techniek. Misschien zegt de Here God weer: “Nu zal niets van wat zij denken te doen voor hen onmogelijk zijn” (zie Gen. 11:1-9).
Wanneer en hoe zijn de natuurwetenschappen zo tot ontwikkeling en bloei gekomen? Staat godsdienst lijnrecht tegenover wetenschap? Denk eens aan het wetenschappelijk en menselijk gekibbel tussen wetenschappers die in de evolutietheorie geloven en creationisten. Leuk, die combinatie ‘wetenschappers…geloven’!
Waren en zijn er gelovige wetenschappers? De opvatting over religie van de beroemdste natuurkundige uit de vorige eeuw, Albert Einstein, was tweeslachtig. Hij vond religies “de incarnatie van allerkinderlijkste bijgelovigheden.” Maar hij heeft ook gezegd: “Wetenschap zonder religie is lam en religie zonder wetenschap is blind.” Iets van zijn diepste motivatie voor zijn baanbrekend wetenschappelijk onderzoek onthulde hij tegenover een jonge natuurkundige: “Ik wil weten hoe God de wereld heeft geschapen… de rest bestaat uit bijkomstigheden.” Wetenschappelijke ontdekkingen over het heelal dwongen hem te geloven in een godheid. Niet in een persoonlijke God, die zich over personen ontfermt en Zelf een Persoon is. We stellen de vraag concreter: Waren er grote natuurkundigen die een persoonlijke relatie met de Here hadden en vanuit die relatie wetenschap bedreven?

Het begin
Wetenschap en techniek bestaan al ruim 5000 jaar. De grote piramide van Gizeh is waarschijnlijk omstreeks 2900 jaar voor Christus gebouwd. In de tijd van de Grieken en vooral in de Middeleeuwen stonden de natuurwetenschappen onder het gezag en de dogma’s van de filosofie en de kerk. Bijvoorbeeld Galileo Galilei (1564-1642) werd om zijn opvatting dat de aarde om de zon draait door de Inquisitie veroordeeld. “En toch draait ze” mompelde hij volgens een (onwaarschijnlijke) legende, toen hij na een latere veroordeling door de paus werd weggeleid. Pas in 1992 is Galilei door paus Johannes Paulus II gerehabiliteerd. De vernieuwing van de middeleeuwse natuurwetenschappen en dus het begin van onze moderne tijd vond plaats in de periode tussen 1543 en 1687.
In 1543 verscheen het boek van de beroemde Poolse geleerde Copernicus (1473-1543) Over de omwentelingen van de hemelse lichamen. Hij waagde het te leren dat niet de aarde, maar de zon in het middelpunt van het heelal staat. Het einde van genoemde periode waarin de natuurwetenschappen zich aan allerlei filosofische en religieuze vooroordelen ontworstelden, is de publicatie van het boek van de beroemdste natuurkundige Isaac Newton. In 1687 verscheen De wiskundige beginselen van de natuurwetenschap. De Reformatie uit die tijd leerde de gelovigen niet meer blindelings leringen en dogma’s van de kerk te volgen, maar zelf de Bijbel te onderzoeken. De natuurwetenschappen leerden toen van het boek van de natuur uit te gaan en niet van theologische en filosofische dogma’s. Deze houding heeft bijgedragen aan de explosieve groei van de natuurwetenschappen. Een groei die nu uit de hand dreigt te lopen.

Drie reuzen
Uit die beginperiode van de moderne natuurwetenschappen hebben we ruime keus aan geleerden die overtuigde christenen waren. We kozen drie geleerden en vertellen iets van hun grote prestaties en van hun persoonlijke geloof.
• Johannes Kepler (1571-1630)
• Blaise Pascal (1623-1662)
• Isaac Newton (1642-1727)

Prijst de Here voor ellipsen
Het wetenschappelijke werk en de methodiek van Johannes Kepler worden beschouwd ‘als een van de belangrijkste gebeurtenissen uit de geschiedenis van het denken.’ Wie was Kepler en wat voor belangrijks heeft hij gedaan? Zijn vader was huursoldaat. Toen zijn moeder scheidde, werd Johannes naar zijn opa, een toegewijd christen, gestuurd. Gelukkig was er een hertog die de uitstekende leerling Johannes in staat stelde naar de universiteit te gaan. Daar studeerde hij Latijn, Grieks, Hebreeuws, Bijbel, wiskunde en sterrenkunde. Zijn professor sterrenkunde was een van de weinige aanhangers van de leer van Copernicus. De jonge Kepler had intussen zijn leven gewijd aan de dienst van Jezus Christus. Hij wilde predikant worden, maar werd leraar wiskunde in Graz, Oostenrijk. Op 30-jarige leeftijd publiceerde hij een boek waarin hij scherp en duidelijk het bijgeloof van de astrologie weerlegde. Zijn onderzoek naar de (on)nauwkeurigheid van astrologische voorspellingen toonde aan dat vertrouwen op astrologie gevaarlijk is.
Omdat hij een bijzonder goede wiskundige was, werd hij uitgenodigd te komen werken in het sterrenkundige observatorium te Praag. Door eerlijk en zeer nauwkeurig om te gaan met de gegevens over de planeetstanden kwam hij tot de drie beroemde ‘Wetten van Kepler’. We noemen alleen de eerste wet. De andere twee zijn te wiskundig. Kepler ontdekte dat de planeten niet in een cirkelbaan rond de zon draaien maar in een ellipsbaan, een ovaal. Dat ging in tegen alle opvattingen in die tijd. Ook van Copernicus. Immers, redeneerde men, de hemel is volmaakt en wat is volmaakter dan een cirkel. Dus alle hemellichamen moeten in een cirkel draaien. Kepler vond de ellipsbanen van de planeten. Hij ontdekte ook een nieuwe ster. Hij onderzocht de werking van het oog en was een belangrijk wiskundige. Bij dat alles bleef hij een diepgelovig, nederig christen. Zijn wens was: “Laat mijn naam verdwijnen, als de Naam van God de Vader maar verheerlijkt wordt.” Zijn boek Nieuwe Astronomie staat vol met berekeningen en met lofprijzingen aan de Here die hem de genade heeft gegeven om “te zien hoe God, door mijn inspanningen, ook in de astronomie wordt verheerlijkt, want ‘de hemelen vertellen Gods eer.’” Zijn geloof heeft hem ook in staat gesteld in zeer moeilijke omstandigheden (de vroege dood van drie van zijn zes kinderen, de dood van zijn vrouw en vervolging om zijn geloof) staande te blijven en zijn baanbrekend wetenschappelijk werk te doen.

Een wonderkind
Blaise Pascal groeide op in een gelovig RK gezin. Zijn vader onderwees hem. Blaise was een zeer begaafd kind. Toen hij 16 jaar was, ontdekte hij een nieuwe wiskundestelling. De eerste rekenmachine heeft hij uitgevonden. Toen men in zijn tijd bezig was de luchtdruk te ontdekken, was hij het die natuurkundeproeven deed om de wetten van de luchtdruk en vloeistofdruk te vinden. Deze experimentele methode is tot op heden de manier waarop geleerden de natuur onderzoeken. Op het gebied van de wiskunde legde hij de grondslag voor de waarschijnlijkheidsrekening en leverde hij grote bijdragen aan de meetkunde. Pascal was niet alleen wiskundige en natuurkundige. Hij was ook theoloog, filosoof en begaafd schrijver. Hij was lid van een RK hervormingsbeweging, de Jansenisten. Pas na zijn vroege dood vond men in de voering van een kledingstuk een perkament met zijn getuigenis:
Het genadejaar 1654. Maandag 23 november. Vanaf ongeveer half elf ’s avonds tot ongeveer half één ’s nachts. VUUR! God van Abraham, God van Isaäk, God van Jakob. Niet de God van filosofen en geleerden. Zekerheid. Gevoel. Vreugde. Vrede. God van Jezus Christus.
Pascal heeft dus een diepe ontmoeting met de levende Here gehad. Die ontmoeting bepaalde zijn verdere leven.

Dienaar van God
Albert Einstein en Isaac Newton worden beschouwd als de grootste natuurkundigen. Als dienaar van God zag Newton als zijn levensdoel en taak om de grote daden van God te bestuderen in het boek van de natuur en in het Boek van de Heilige Schrift. De ‘Drie wetten van Newton’ zijn eeuwenlang de grondslag geweest voor de natuurkunde en worden nu nog op elke middelbare school onderwezen. Newtons boek Principia is “een ontzaglijke vooruitgang en het weten en kunnen van de mensen en daarmee een ingrijpende verandering in zijn levens- en wereldbeschouwing.” De bewondering voor Newton in de eeuw van de goddeloze Verlichting was zo groot dat men hem in Frankrijk wilde vereren met een nieuwe religie, die men de Religie van Newton wilde noemen. Zijn verdiensten op de gebieden van de optica, de mechanica, de leer van de zwaartekracht en de wiskunde zijn zeer groot. Maar hij heeft evenveel over de Bijbel geschreven. Over getallen, over profetie en de eindtijd. God was voor Newton een persoonlijke God. We besluiten met een paar zinnen uit zijn geloofsbelijdenis: “De hoogverheven God is een eeuwig, oneindig, absoluut volmaakt Wezen. Maar een Wezen, hoe volmaakt ook, zonder Heerschappij is niet de Here God. Want we zeggen: Mijn God, uw God, de God van Israël, de God der goden en de Heer van alle heren.” Een persoonlijk God dus.

Erkenning
Drie grote geleerden. Zij herkenden en erkenden Gods eeuwige kracht en majesteit in de natuur en in de Schrift. Zo kwamen ze, eerbiedig zoekend, tot grote wetenschappelijke prestaties. En ze kenden de Here Jezus als hun persoonlijke Verlosser. Zo komen wij ook tot ons doel wanneer we eerbiedig aan de hand van Gods Woord Zijn weg gaan.

Jan van Barneveld