Echte vrede, Kerstvrede

Gert van de Weerd • 85 - 2009 • Uitgave: 25/26
Echte vrede, Kerstvrede

Echte vrede; wat houdt dat in? ‘Dan is er geen oorlog meer’, zo zegt de één. Een ander: ‘Dan zullen de mensen geen ruzie meer maken.’ Beiden zijn waar, maar belichten maar een onderdeel van de betekenis in deze context. Om die diepere betekenis boven water te halen, moeten we te leen gaan bij de Hebreeuwse taal; en wel het woord sjalom. De basisbetekenis daarvan is: volledigheid, vervulling en welbevinden.
Sjalom benoemt innerlijke vrede die, als uiterste consequentie, de mens in harmonie brengt met zijn Schepper, zichzelf en zijn omgeving. Dat is een ideaal, waar een ieder ten diepste naar verlangt. Echter, tijdens ons aardse leven zullen we dat ons nooit toe kunnen eigenen.

Onvrede, tegenslag, maar ook chronische vermoeidheid, ergernis, pijn en verdriet… Het zijn allemaal negatieve invloeden, die aan de kwaliteit van ons leven afbreuk doen. Veel van die negatieve krachten zitten in onszelf verborgen. Wie kent niet dat knagende gevoel van ergernis en onvrede, als een ander ons onrecht aandoet of achteloos onze gevoelens negeert. Het gekke is dan (als we eerlijk navragen), dat die ander vaak soortgelijke gevoelens ervaart en zich gewoonlijk totaal onbewust is van eigen verkeerd gedrag. Het lukt ons helaas maar zelden om dat gevoel van ergernis of onvrede weg te werken en te vervangen door een houding uit liefde. Zo verwijderen we ons van degene op wie het gericht is en is er weer een litteken op onze ziel bijgekomen.

Als mensen elkaar beschadigen, spreken we van ongewenst gedrag. Dat is een mooie term, maar vroeger noemden we dat gewoon zonde. Dat is dan ook de diepste oorzaak van onze onmacht: de zonde, die zich in de mens genesteld heeft. Die is namelijk met ons wezen verweven. Daarom roept Paulus vertwijfeld uit: ‘Want niet wat ik wens, het goede, doe ik, maar wat ik niet wens, het kwade, dát doe ik’ (Rom. 7:19).
Paulus was niet de eerste de beste. Hij was een wijs en gestudeerd mens, die de Bijbel van kaft tot kaft kende. Als zo velen probeerde ook hij volgens Gods woord te leven. Toch bereikte hij zijn ideaal niet. Hij bleef gebukt gaan onder de gevolgen van de zonde. Daarom verzucht hij: ‘Ik, ellendig mens! Wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?’ (Rom. 7:24). Die uitroep klinkt wel heel verdrietig en lijkt zonder hoop. Dat is echter niet het geval, want hij gaat verder in vers 25: ‘Gode zij dank door Jezus Christus, onze Here!’
Is zijn probleem daarmee opgelost? Ja en nee. Want in Romeinen 7:26 vervolgt hij: ‘Derhalve ben ik zelf met mijn verstand dienstbaar aan de wet Gods, maar met mijn vlees aan de wet der zonde.’
Paulus spreekt dus over twee naturen, die in verschillende werelden verblijven; die van de wet Gods en de wet der zonde. Dat is een spagaat waar de ware gelovige nooit aan zal wennen. Want die twee naturen kunnen niet in harmonie naast elkaar bestaan.

Wij zijn onmachtig om alles in ons leven ten goede te laten keren. Om werkelijk in vrede met God, maar ook met jezelf en je naaste, te kunnen leven. Die onmacht doet een sluipend verdriet ontstaan, dat bij het ouder worden meer en meer wortel schiet in de gevoelens van de gelovige. We willen van de belasting van de zonde af; verlost worden van eigen onmacht en van de negatieve spiraal waarin we ons zo vaak bevinden. Dat kunnen we niet uit eigen kracht. Daarvoor moet een mens bekeerd worden en zich tot Jezus Christus keren. ‘Want dankzij hem hebben we door het geloof toegang gekregen tot Gods genade, die ons fundament is, en in de hoop te mogen delen in zijn luister prijzen we ons gelukkig’ (Rom. 5:2). De weg tot Christus vereist echter zelfkennis en zelfverloochening. Dat is een moeilijke weg, die we niet zonder hulp kunnen gaan.

Het kerstfeest staat voor de deur. Dan vieren we, dat ruim 2000 jaar geleden een kind werd geboren, dat uitgroeide tot de verlosser van deze wereld. Een baby is een nog onbeschreven blad en prikkelt je niet om je verdedigend op te stellen. Integendeel zelfs; de onschuld van een baby ontroert ons en doet het voorbehoud (dat we van nature hebben) wegsmelten. Misschien houden we daarom wel zoveel van kerstfeest. Want geloven in een onschuldig klein kind, dat de vrede op aarde zal brengen; daar kunnen we wel mee omgaan. Want daarin wordt de hoop op sjalom nieuw leven in geblazen, zonder de ballast van een belast verleden. Want echte hoop verbindt zich nooit aan gedetailleerde voorwaarden. Hoop is een onbestemde zekerheid dat het beter zal worden; dat er verlossing in het verschiet ligt. Dat is een natuurlijk verlangen, zonder welke een mens niet kan leven. Daarom zingen we met ontroering: ´Vrede op aarde, in de mensen een welbehagen’.

Werkelijke vrede vinden we alleen in Jezus Christus. En als we ons tot Hem wenden, treden we toe tot Zijn Gemeente, die immers Zijn lichaam is: ‘Zoals ons ene lichaam vele delen heeft en die delen niet allemaal dezelfde functie hebben, zo zijn we samen één lichaam in Christus en zijn we, ieder apart, elkaars lichaamsdelen’ (Rom. 12:4-5).
Onder de paraplu van de eenheid in Jezus Christus worden we een ander mens. Dan ervaren we de vrede (sjalom) van Christus, die ons uittilt boven de zorgen en moeite van alledag. Zijn alle problemen daarmee opgelost? Jammer genoeg niet, want we leven ook nog in de wereld en die is niet veranderd.
In de gemeenschap met Christus ervaren we dus een stukje hemels paradijs op aarde. In onszelf blijven we echter onderdeel van een zondige wereld. Dat probleem is op aarde niet oplosbaar. Dat wacht op ‘de verlossing van ons lichaam’: ‘Ook wij zuchten in onszelf in afwachting van de openbaring dat we kinderen van God zijn, de verlossing van ons sterfelijk bestaan’ (Rom. 8:23b). Dat gebeurt als we verenigd worden met Christus en God ons opneemt in Zijn heerlijkheid.
Sommigen van u zullen tegenwerpen: Ik ervaar weinig of zelfs niets van de vrede van Christus in mijn kerk. Wel, dan is het de vraag, of die eenheid in uw kerk wel echt gezocht wordt. Want veel kerkgemeenten zijn lauw geworden (Opb. 3:16) en daarom functioneert het ‘lichaam van Christus’ daar nauwelijks. Misschien moet u dan overwegen om een Bijbelkring te beginnen, of u erbij aan te sluiten. Om zo in besloten kring de gemeenschap van Christus te zoeken.

Het wordt kerstfeest. Het feest van de onschuld én het feest van de sjalom, die de gelovige beloofd wordt. Wij zouden er zelf mee kunnen beginnen, door ruzies bij te leggen en iemand uit te nodigen die eenzaam is. Het is maar een eerste stap, maar zo treden we in het voetspoor van de man die uit dat kerstkind groeide: Jezus Christus. Wellicht dat de volgende stappen dan vanzelf gaan.

‘Moge God, die ons hoop geeft, u in het geloof geheel en al vervullen met vreugde en vrede, zodat uw hoop overvloedig zal zijn door de kracht van de heilige Geest’ (Rom. 15:13).

Gelukkig kerstfeest!

Gert van de Weerd