Economie

Ad Kooijmans • 86 - 2010 • Uitgave: 18
Ons woord economie is ontleend aan het Grieks (oikonomia) en betekent 'de wet van het huis' of 'huiselijke administratie'. Wij verstaan eronder 'het streven naar welvaart met de beschikbare middelen'. Dat is een taak die verantwoordelijkheid met zich meebrengt en daarom dienstbaarheid veronderstelt. Het is de dienst van de regering aan de natie waarvan verantwoording wordt afgelegd aan het parlement.
We vinden het woord 'oikonomia' in het Nieuwe Testament, waar het vertaald wordt als beheer of rentmeesterschap (Lucas 16:2-4). De Here Jezus geeft daar een gelijkenis die het menselijk beheer van Gods schepping weergeeft, wat in feite wordt aangeduid als wanbeheer. We zien dan hoe de rentmeester (oikonomos) uit zijn functie wordt ontzet en vervolgens de goederen van zijn heer wederrechtelijk gebruikt om zichzelf zo veel mogelijk veilig te stellen. De Here stelde hem, als kind van de wereld, als voorbeeld voor de kinderen van Zijn koninkrijk. We staan immers allemaal schuldig voor God. We weten dat geld of goed niet normgevend zijn in onze verhouding tot Hem, maar laat ons ten volle gebruik maken van Gods genade die ons leven geeft door Zijn Zoon: 'Immers uit Zijn volheid hebben wij ontvangen zelfs genade op genade; want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn door Jezus Christus gekomen' (Johannes 1:16-17 NBG, helaas vertaalt de NBV 'xaris' met 'goedheid' hetgeen in feite een verzwakking is van de betekenis).
Paulus gebruikt het woord 'oikonomia' in 1 Korintiërs 9:17, waar het vertaald wordt als taak of opdracht. Hij spreekt daar namelijk over de grote opdracht (Matteüs 28:18-20) die de Here aan de Zijnen heeft gegeven. Gods oorspronkelijke opdracht aan de mensheid was 'vervult de aarde en onderwerpt haar, heerst over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt' (Genesis 1:28). Dat is de menselijke verantwoordelijkheid tegenover God ten aanzien van Zijn schepping in het algemeen. Daarin herkennen we ook een wanbeheer. Het is geen weergave van Gods economie, maar van menselijk falen. De apocalyptische rampen die onze wereld bedreigen zijn geen uiting van een wraakzuchtig God, maar een direct gevolg van een menselijke economie, die zich uit in roekeloze zucht naar eigen positieverbetering en resulteert in een almaar toenemende tegenstelling tussen arm en rijk, de dreiging van een kernoorlog, vergiftiging van ons leefmilieu en het uitsterven van een groot aantal species van Gods schepping.
Hoewel de mensheid zich niet kan ontdoen van zijn verantwoordelijkheid tegenover God, heeft de menselijke economie, zoals wij die kennen, een heel ander uitgangspunt dan Gods economie van harmonie en saamhorigheid, waarin men zichzelf geeft om anderen te verzadigen. De menselijke economie is geheel gebaseerd op het egocentrische principe, zowel individueel als collectief en is dien tengevolge gekenmerkt door conflicten, zoals tussen werkgevers en arbeiders en tussen producenten en consumenten. Er zijn oorlogen gevoerd over economische belangen en machtige naties hebben zich bevoordeeld ten koste van zwakkeren. Als bij het koloniseren van zogenaamd christelijke naties het accent was gevallen op evangelieprediking en alfabetisering in plaats van op exploiteren van grondstoffen en producten, zou de wereld er vandaag heel anders uitgezien hebben. De toegang tot olie bleek in de menselijke economie belangrijker dan recht voor de christenen in moslimlanden, die lijden onder vervolging en verdrukking. Dat staat in flagrante tegenstelling met Jezus' woorden: 'zoekt eerst het Koninkrijk (Gods) en Zijn GERECHTIGHEID' (Matteüs 6:33). In de Verenigde Naties wordt geen stem gehoord tegen zulk een verkrachting van de mensenrechten.
We leven in een consumptiemaatschappij met een onverzadigbare honger naar meer, terwijl elders in de wereld mensen van honger sterven. Wat heeft de mens gemaakt van Gods harmonische schepping? De mensheid is Gods rentmeesterschap onwaardig geworden. Het einde zal zijn zoals beschreven van de grote stad Babel: 'Wee, wee die grote stad, waarin allen, die schepen op zee hadden, door haar kostbaarheden rijk geworden zijn, want zij is in één uur verwoest!' (Openbaring 18:19).
Is er dan niets goeds te vermelden. Zijn er geen gewetens geraakt om anderen in nood en rampen te helpen? Zijn er geen filantropen die hun rijkdom delen met behoeftigen? Ja, dank God voor allen die daaraan beantwoorden. Maar ook dat is niet geheel vrij van egocentrisme. De Bankgiroloterij steunt verscheidene goede doelen. Dat is mogelijk, alleen door in het vooruitzicht stellen van grote geldprijzen, waardoor mensen getrokken worden.
Ook onder Gods kinderen is veel goede bedoeling zonder aanvaarding van de offers die Jezus vraagt. De rijke jongeling was beminnelijk, iemand die Gods wet serieus nam, waardoor Jezus hem lief kreeg (Marcus 10:21), maar hij zat vast aan de menselijke economie, waarvan Jezus hem wilde bevrijden. Hij ging echter bedroefd heen, omdat zijn zelfbeschikking hem belemmerde om Jezus te volgen en een schat in de hemel te verwerven. Hoeveel verborgen gebondenheden kunnen ons belemmeren om de prijs te betalen van het volgen van de Here Jezus. De Here wil ons vrij maken met de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods (Romeinen 8:21). Het is de vrijheid naar Gods scheppingsplan die ons in staat stelt om waarachtige rentmeesters van Zijn schepping te zijn.
Het menselijk falen is in de geschiedenis steeds weer een aanleiding geweest tot een goddelijke aanpassing in Zijn economie. Daardoor kunnen we de heilsgeschiedenis verdelen in de zogenaamde dispensaties, dat zijn condities van beheer, waarbij steeds het accent verlegd wordt. We zien achtereenvolgens de dispensatie van onschuld (Adam), geweten (Enos), menselijke regering (Noach), belofte (Abraham), wet (Mozes) en genade (Jezus), waaronder wij leven in de verwachting van de zevende dispensatie, die van het koninkrijk (Jesaja 9:6).
Paulus schrijft over de dispensatie van de genade, die is aangeduid met het woord 'oikonomia' en vertaald als voornemen, bediening, taak (Efeziërs 1:10; 3:2; Kolossenzen 1:25). Genade betekent het einde van elke zelfverheffing die ten grondslag ligt aan de menselijke rebellie tegen God. Als we leren uit Gods genade te leven, betekent dat, dat Hij met ons leven tot Zijn doel kan komen. Wat heerlijk dat we daar samen aan mogen werken, zoals Petrus het uitdrukt: 'Dient elkander, een ieder naar de genadegave, die hij ontvangen heeft, als goede rentmeesters (oikonomos) over de velerlei genade Gods' (1 Petrus 4:10).

Ad Kooijmans