Ed en Annewietske Stavast - “Ik kan nooit meer beter worden!”

Feike ter Velde • 82 - 2006/07 • Uitgave: 16
“Er ontstond een soort interne explosie in mijn lichaam, nadat galstenen de alvleesklier hadden afgesloten. Toen die openbarstte hebben de giftige stoffen zich in mijn lichaam verspreid en alle organen aangetast. Zoiets is bijna altijd dodelijk, vertelde mij de dokter. Maar als door een wonder ben ik er nog. Ik hoop dat ik de rest van mijn leven zinvol mag besteden in Gods Koninkrijk. Want mijn geloof is wel verdiept.” Ed en Annewietske Stavast vertellen over hun angstige tijden.

“Het was de dag voor kerst toen ik mij in de middag niet erg lekker voelde. Annewietske belde onmiddellijk de dokter. Binnen een uur lag ik in het ziekenhuis. De huisarts had gezegd: “Er zit iets goed fout,” maar wat hij precies bedoelde was ons niet direct duidelijk. In het ziekenhuis werden galstenen geconstateerd en dat leek toch betrekkelijk onschuldig. Maar om één uur in die nacht werd ik naar de intensive care (IC) gebracht. Op eerste kerstdag kwam mijn vrouw naar het ziekenhuis, maar ze mocht niet bij me. Ze moest op de gang wachten totdat de dokter kwam. Ja, dat hoorde ik pas drie maanden later, want ik was in nagenoeg buiten bewustzijn.”

“Er ging van alles door mijn hoofd. Ed lag daar alleen op een kamer en ik wist niets. Het ging toch om galstenen? Ik ging redelijk gerust naar huis de dag daarvoor, maar nu leek alles toch wel even anders. Er kwam geen dokter en minuten leken uren. Ik dacht aan de zaak en wat ik moet doen als dit lang zou gaan duren. Ineens schoot me door het hoofd, dat Ed er straks misschien helemaal niet meer zou zijn. Dan sta ik er alleen voor, niet alleen met vier kinderen, maar ook met de zaak. Ik had al eens eerder tegen Ed gezegd dat hij me eens zou moeten bijpraten, zodat ik eventueel wat zou kunnen doen als dat nodig mocht zijn. Maar ja, daar komt het dan niet van als alles goed gaat. De zaak was een groothandel in veiligheidsproducten. Er waren onlangs twee grote klanten failliet gegaan en dat betekende een enorme belasting voor ons bedrijf. Er was geld verloren gegaan en dat zouden we misschien zelf ook niet kunnen dragen. We zijn later dan ook failliet gegaan. Het vloog me aan toen ik daar op de dokter zat te wachten, die maar niet kwam. Wat zou hij zeggen? Moet ik me op het ergste voorbereiden? Daar lijkt het wel op. Na lange tijd kwam er een broeder, een heel dikke man in een wit pak, met een muts van de kerstman op zijn hoofd. Het was bijna lachwekkend, zoals hij eruit zag. Ik realiseerde me dat het eerste kerstdag was. Ik werd op een onfatsoenlijke manier te woord gestaan. Het was heel ernstig met Ed en er was alle kans op dat hij het niet zou overleven. We moesten maar afscheid nemen. Zo was ongeveer de mededeling, waarvoor ik met de kinderen al die tijd op de dokter zat te wachten. Ik wist niet wat ik zeggen moest.”

“Van dat afscheid nemen weet ik niet veel meer. Annewietske was als een engel bij mijn bed. Ik was erop voorbereid dat ik zou sterven en ik was er ook helemaal klaar voor. Ik was zó ziek, dat de dood geen bedreiging meer was. Ik wist dat ik naar de hemel zou gaan. Ik ben een kind van God en ik heb altijd geloofd dat we in Christus eeuwigheidsleven hebben ontvangen. Afscheid nemen hier zou maar voor tijdelijk zijn, want we zouden elkaar straks voor Gods troon weer terug zien.
Ik moest worden overgebracht naar een ander ziekenhuis, omdat ik ook aan de nierdialyse moest. Mijn nieren stopten met hun werk en ook mijn longen werkten niet goed meer. Drie maanden lang heb ik daar op de IC gelegen, compleet met alle apparatuur, zoals beademing en nierdialyse. Mijn hele lichaam was vergiftigd en men had mijn vrouw gezegd – dat hoorde ik natuurlijk ook pas later, want ik lag al die tijd in coma – dat ik maar twintig procent kans had om te overleven.”

“Thuis moest ik de zaak proberen draaiende te houden, te hopen en te bidden om genezing, bidden voor een wonder. Ik voelde dat we werden gedragen door gebed. De hele gemeente stond achter ons. Ed had gezegd, toen we afscheid namen op die eerste kerstdag: “Laat veel voor me bidden.” Hij kon het nog maar net zeggen, want hij had adem tekort, hij was stervende. Ik realiseerde me heel diep dat we samen de dood in de ogen keken. Dat doet veel met je. Ik had zo van tijd tot tijd mijn huilperiodes. Alles bleef al die maanden enorm onzeker. Drie maanden op de IC en aan de beademing, in coma, zonder enige communicatie, dat alles tekende ons dagelijks leven. Voor de kinderen werd het steeds moeilijker. Tot de dag dat Ed zijn ogen open deed en hij uit coma terug kwam. Het eerste wat ik zag was dat hij zulke prachtige blauwe ogen had. Zó had ik dat nog nooit gezien. De beademing moest er nog inblijven, omdat hij nog niet zelfstandig kon ademen. We communiceerden via letters, waarmee hij woorden maakte. De hersenfuncties waren goed. Zijn eerste zin weet ik nog als de dag van gisteren: “Misschien kan ik nooit meer piano spelen.” En hij gaf de computercode van de zaak. Die wist hij uit zijn hoofd. Ed dacht dat het nog kerst moest worden, maar we waren inmiddels drie maanden verder. Toen is hij naar een andere afdeling overgeplaatst: medium care. Daar heeft hij tweeënhalve maand gelegen. Daarna naar de revalidatie. Ruim een jaar. Hij zat in een rolstoel, was verlamd. Alle organen en ook de spieren waren aangetast. Hij zal nooit meer kunnen werken. Veel huid en spieren zijn als ’t ware weggevreten. Hij had elke dag verzorging nodig, veel verzorging. Alles bleef ook nog steeds onzeker en elke nieuwe fase begon weer met een gewenningsperiode. Voor de kinderen was het ook zwaar. Zó lang in de sfeer van ziekte, doodsdreiging, onzekerheid. De tweeling was pas twaalf jaar en ik wilde dat thuis alles zoveel mogelijk op normale wijze zou doordraaien. Ze namen soms het huiswerk mee naar het ziekenhuis. Dan konden ze toch bij hun vader zijn.”

“Ik heb ervaren dat je alléén ziek bent, maar de mensen erom, je gezin, de gemeente, je vrienden, dat is heel kostbaar. Vooral de ervaring dat God al Zijn beloften wáár heeft gemaakt, heeft mij buitengewoon gesterkt in mijn geloofsleven. In alle fases was Hij er merkbaar en voelbaar bij. Zelfs als je te ziek bent om te bidden. Ik zweefde als ’t ware, door de diepste diepten, gedragen door Zijn kracht. Rationeel wist ik dat wel, maar nu is ‘t ervaring. Dat is compleet anders. Nu ik nog mag blijven leven moet ik weer aan het leven wennen. Ik speel weer piano, ik ga mijn kennis van het Frans ophalen en ik reken erop dat God mij wil gebruiken in Zijn dienst, vooral om anderen te bemoedigen. Met een vriend heb ik een activiteit opgezet om regelmatig met een groep mannen samen te komen in een ambiance waarin vertrouwen groeit en de gelegenheid ontstaat dieper op belangrijke levensvragen in te gaan. Een man alleen is vaak naar binnen gekeerd en van echt eens praten komt zo weinig. In een sfeer van bijvoorbeeld samen eten, groeit de relatie en opent zich een, van zichzelf, gesloten hart. We hebben daar veel verwachting van. We gaan er ook mee het internet op. We noemen het werk MEET – Engels voor ‘Ontmoeten’, maar het betekent voor ons: ‘Mannen Enthousiasmeren En Tafelen’. Zo hopen we tot zegen te mogen zijn in hartelijke vriendschappen. Ik kan niet véél meer, maar wáár mogelijkheden zijn wil ik ze gebruiken in dienst van mijn God.

Feike ter Velde