Een bedriegelijk evangelie

Arthur W. Pink / vert. Herman de Heus • 79 - 2003/04 • Uitgave: 10
Een bedriegelijk evangelie

De aartsvervalser, satan, is druk in de weer in hetzelfde veld waarin de Here het goede zaad heeft gezaaid. Hij zoekt de groei van het koren te stuiten door er onkruid overheen te zaaien dat grote gelijkenis met koren vertoont (Matth. 13:25). En door namaak tracht hij het Woord van Christus te ontkrachten. Daartoe heeft ook satan een evangelie en de gelijkenis met dat van Christus is zo groot, dat velen erdoor zijn misleid.


De apostel schrijft erover aan de Galaten: "Het verbaast mij, dat gij u zo schielijk van degene, die u door de genade van Christus geroepen heeft, laat afbrengen tot een ander evangelie, en dat is geen evangelie. Er zijn echter sommigen, die u in verwarring brengen en het evangelie van Christus willen verdraaien." Dit valse evangelie werd reeds door Paulus veroordeeld met de volgende woorden: "Maar ook al zouden wij, of een engel uit de hemel, u een evangelie verkondigen, afwijkend van hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt!".
Het evangelie van satan predikt geen revolutie of anarchie. Het leert geen oorlog, maar koerst op vrede en eenheid. Tweedracht tussen moeder en dochter, tussen vader en zoon brengt het niet, veeleer kweekt het een geest van universele broederschap. Onze natuurlijke mens wordt er niet vernederd, maar door zelfopvoeding een nieuwe kans gegeven. Satans evangelie laat mij geen tijd en genegenheid voor de toekomende, slechts voor de tegenwoordige wereld. Het leert de beginselen van zelfopoffering, liefdadigheid en vrijgevigheid en negeert het ernstige feit dat ik een gevallen schepsel ben, vervreemd van leven met God, dood in overtredingen en zonde, niet toereikend mijzelf ten offer te brengen en zonder enige hoop tenzij ik wederom geboren word.

Rechtvaardiging door werken is satans blijde boodschap: wees goed en doe goed. Rechtvaardiging uit goed gedrag, uit karakter, dat is wat satan leert en dat is tegengesteld aan wat de Bijbel leert, namelijk: karakter en goed gedrag uit rechtvaardigmaking, zijnde de vrucht ervan. Hervormingsbewegingen, vredescongressen, allerlei christelijke genootschappen, verkondigen, wellicht onbewust, het evangelie van satan: rechtvaardiging door werken. Herders geloven tegenwoordig meer in het beschaven van onze oude mens dan in de schepping van een nieuwe mens in Jezus Christus. En op zoek naar wereldvrede zien zij af van de tussen- en wederkomst van de Vredevorst.
De apostelen van satan zijn geen bordeeleigenaren of kinderhandelaren, maar meestal gewijde predikanten en voorgangers. Duizenden van hen die onze preekstoelen bezetten houden zich niet langer bezig met het doorgeven van de beginselen van het christelijk geloof, maar zijn afgedwaald van de waarheid. Zij wenden onze blik af van de enormiteit van de zonde en haar eeuwige gevolgen, door te leren dat zonde onbekendheid met of afwezigheid van het goede is. Zij waarschuwen ons niet de komende toorn te ontvluchten, maar maken God tot een leugenaar door te beweren dat Hij te liefdevol en genadig is om wie dan ook van zijn eigen schepselen naar de hel der eeuwige kwelling te sturen.
Zij ontkennen dat kwijtschelding van schuld onmogelijk is zonder bloedstorting, maar houden Christus voor als het grote voorbeeld in wiens voetsporen wij moeten treden. Van hen kan gezegd worden: "Want onbekend met Gods gerechtigheid en trachtende hun eigen gerechtigheid te doen gelden, hebben zij zich aan de gerechtigheid Gods niet onderworpen". Hun boodschap mag zeer aannemelijk klinken en hun voorkomen prijzenswaardig zijn, toch lezen we van hen: "Want zulke lieden zijn schijn-apostelen, bedrieglijke arbeiders, die zich voordoen als apostelen van Christus. Geen wonder ook! Immers, de satan zelf doet zich voor als een engel des lichts. Het is dus niets bijzonders, indien ook zijn dienaren zich voordoen als dienaren der gerechtigheid; maar hun einde zal zijn naar hun werken" (2 Cor. 11:13-15).
Als de dokter ziek is, moet de patiënt zelf naar genezing zoeken. Maar de meerderheid der kerkmensen leert de waarheid niet voor zichzelf. Gods Woord neemt steeds minder tijd en ruimte in ons leven en des te bedroevender is het als zij die betaald worden om het volle evangelie te verkondigen hun loon niet waard blijken te zijn. En u lezer, waar staat u? Bevindt u zich op de smalle weg die ten leven leidt? Hebt u werkelijk de brede weg verlaten die tot het verderf leidt? Heeft de liefde van Christus in uw hart een afkeer geschapen voor alles wat Hem niet welgevallig is? Verlangt u dat Hij Koning over u wordt? Verlaat u zich volkomen op Zijn rechtvaardigheid en Zijn bloed?
De meest schijnheilige zet van satan is om predikers hun kudde het verzoeningsoffer van Christus te laten zien en erbij te vertellen dat al wat God van ons verlangt is te "geloven" in Zijn Zoon. Vele onboetvaardige zielen zijn hierdoor misleid in de gedachte dat ze gered zijn. Maar Christus zegt: "Als gij u niet bekeert, zult gij allen evenzo omkomen". Bekering is de zonde haten, haar berouwen en ontvluchten. Bekering is het resultaat als de Geest ons hart berouwvol maakt voor God. Alleen een gebroken hart wordt gered door het geloof in de Here Jezus Christus. Velen zijn misleid door de gedachte dat zij Christus aangenomen hebben als hun persoonlijke verlosser, zonder dat zij Hem eerst ontvangen hebben als Here. Maar de Zoon van God kwam niet om mensen in hun zonden, maar "van" hun zonden te verlossen. Te worden gered van zonden is te worden gered van de verontachtzaming en verachting van Gods gezag en je eigen weg verlaten. En zij die nooit Christus’ juk op zich hebben genomen, die niet leven teneinde Hem te verheerlijken en toch veronderstellen te rusten op Zijn volbrachte werk, worden bedrogen door de duivel.
"Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Here, Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en in uw naam boze geesten uitgedreven en in uw naam vele krachten gedaan? En dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid" (Matt. 7:22,23). Het is dus mogelijk om in Christus’ naam te werken, zelfs in zijn naam te preken en bekend te zijn in de wereld en de kerk, maar door de Here Zelf niet gekend te worden. Dat is een hoogst ernstige zaak die ons ertoe dringt om te zien waar wij staan, of wij in het geloof zijn, om onszelf tegen het licht van Gods Woord te houden of wij niet bedrogen worden door die listige vijand, en om te onderzoeken of wij ons huis bouwen op zand of op de Rots die Jezus Christus is.
Moge de Heilige Geest onze harten doorzoeken, onze wil breken, onze vijandschap jegens God wegdoen, in ons diep en waarachtig berouw uitwerken en onze blik richten op het Lam van God dat de zonde der wereld wegneemt.

Arthur W. Pink
Vert: Herman de Heus