Een flesje parfum dat voor een kwart was gevuld

Feike ter Velde • 79 - 2003/04 • Uitgave: 6/7
Een flesje parfum dat voor een kwart was gevuld

De eerste dag van het nieuwe schooljaar vertelde de onderwijzeres haar leerlingen van de vijfde klas iets dat niet waar was. Zoals de meeste leerkrachten zei ze: “Ik mag jullie allemaal even graag; ik maak geen onderscheid”. De werkelijkheid was dat op de voorste rij een jongen onverschillig in zijn bank hing met de naam Jeroen Veldman. De onderwijzeres, mevrouw Meulink, had de jongen het jaar daarvoor ook al opgemerkt. Hij speelde niet met de andere kinderen. Hij hield zich meestal afzijdig. Zijn kleding zag er slordig en vaak vuil uit. Meestal, dacht ze, zou hij uitgebreid in bad moeten. Zijn gedrag was vaak ook onplezierig. Zijn interesse in de les ver onder de maat. Zijn schoolwerk onvoldoende. In de maanden die volgden, merkte ze de fouten in het werk van Jeroen vaak met een extra dikke rode pen aan en deed dat met kennelijke voldoening, vaak met de opmerking ‘Onvoldoende’, of met enig cynisme: ‘Kan dat niet wat beter’.
De directeur vroeg haar om de gegevens van alle leerlingen van de school bij te werken, een taak die jaarlijks rouleerde bij de leerkrachten. Ze legde de papieren van Jeroen helemaal onderaan de stapel. Maar toen ze uiteindelijk aan hem toekwam, verbaasde ze zich over de beschrijving van Jeroen in de voorafgaande schooljaren. De eerste klas: “Jeroen is een prachtig joch met een vrolijk karakter. Hij doet zijn werk keurig en heeft goede manieren. Het is een vreugde hem erbij te hebben”.
De tweede klas: “Jeroen is een uitstekende leerling. Zijn klasgenoten mogen hem graag, maar hij heeft erg veel last van de ongeneselijke ziekte van zijn moeder en de zorgen die er in het gezin zijn”.
De derde klas: “De dood van Jeroens moeder is erg moeilijk voor hem. Hij tracht zijn best te doen, maar vader is niet erg bij het gezin betrokken. Als er niets gebeurt, zal dit waarschijnlijk verdere gevolgen voor Jeroen op school gaan krijgen”.
De vierde klas: “Jeroen is erg teruggetrokken en toont weinig belangstelling in de klas en voor de les. Hij heeft geen vrienden en soms valt hij in de klas in slaap”.
Mevrouw Meulink besefte de problemen van Jeroen en schaamde zich voor zichzelf over haar houding. Ze voelde zich erg beroerd toen de kinderen enkele dagen later met verjaarscadeautjes voor haar op school kwamen, keurig ingepakt in feestelijk papier, behalve die van Jeroen. Dat was in bruin papier van een oude kruidenierszak gefrommeld. Ze voelde de pijn toen ze dat temidden van alle andere cadeautjes uitpakte. Sommige kinderen begonnen erom te lachen toen ze een kitscherige armband uitpakte waaraan ook nog enkele steentjes ontbraken en een flesje parfum dat voor een kwart was gevuld. Ze onderdrukte onmiddellijk het gelach van de kinderen met de opmerking “Wat een originele armband en wat een heerlijke parfum” waarvan ze onmiddellijk wat opdeed om het goed te kunnen ruiken. Jeroen bleef die dag even achter in de klas om te zeggen: “Mevrouw Meulink, vandaag rook u net zo als mijn moeder” en liep de klas uit. De tranen liepen haar langdurig over haar wangen op weg naar huis.

De volgende dag is ze kinderen gaan onderwijzen, in plaats van les te geven in lezen, schrijven en rekenen. Ze gaf van toen aan bijzondere aandacht aan Jeroen en zag hem opbloeien, de weken en maanden daarna. Hoe meer ze bemoedigde des te meer kwam Jeroen tot ontwikkeling. Aan het einde van het schooljaar hoorde Jeroen bij de besten van de klas. Jeroen werd steeds meer een vreugde voor haar.
Een jaar later ontving ze een briefje van Jeroen, dat zij de beste onderwijzer was die hij ooit had gekend. Zes jaar later kreeg ze opnieuw een briefje. Jeroen had de middelbare school met succes doorlopen, hij was op de derde plaats geëindigd bij het eindexamen, maar herinnerde mevrouw Meulink eraan dat zij de beste onderwijzer van zijn leven is geweest.
Vier jaar gingen voorbij toen ze weer een brief kreeg. Jeroen had zijn studie voltooid aan de universiteit, maar verzekerde mevrouw Meulink ervan dat zij de beste was geweest in alles. Hij had inmiddels zijn eigen briefpapier met in de kop: drs. Jeroen M. Veldman. Niet lang daarna komt er opnieuw een brief van Jeroen, met de mededeling dat hij een meisje had ontmoet en dat er trouwplannen zijn. Zijn vader is enkele jaren geleden overleden en of mevrouw Meulink nu als getuige zou willen optreden en naast hem zou willen zitten tijdens de plechtigheid.
Die grote feestdag zat mevrouw Meulink naast Jeroen, waar anders zijn ouders hadden gezeten, in het gemeentehuis als ook in de kerkdienst. Ze zag er stralend uit in kobaltblauwe robe en om haar pols de kitscherige armband die ze ooit van Jeroen als cadeau had gekregen. Haar parfum kwam die dag uit het flesje van Jeroens moeder dat mevrouw Meulink al die jaren als kostbaar kleinood had bewaard.
Die dag omhelsde drs. Jeroen M. Veldman zijn vroegere schooljuf en zei haar: “Hartelijk dank, mevrouw Meulink, dat u toen de enige was die in mij geloofde. U maakte, dat ik mezelf hervond omdat u mij de moeite waard vond. U toonde mij dat ik zelf keuzes moest maken”. Mevrouw Meulink had tranen in haar ogen en zei: “Jeroen, zo is het niet. Jij was degene, die mij toonde hoe het moest. Ik wist niet hoe ik les moest geven. Ik gaf les in de vakken, maar jij leerde mij, dat ik les moest geven aan de kinderen en dat maakte alle verschil van de wereld”.

Zo kan iedereen voor iemand iets betekenen dat alle verschil van de wereld uitmaakt voor iemands leven en misschien wel voor iemands hele toekomst.

Feike ter Velde