Een ijzingwekkend geluid

Marianne Glashouwer-van der Lugt • 80 - 2004/05 • Uitgave: 20
KLENG, KLENG, KLENG
Een ijzingwekkend geluid


Kleng, kleng, kleng. In gedachten hoor je dat ze het uitschreeuwen, al die kinderen, anderhalf miljoen. Je hoort hun pijn, hun angst, hun verdriet, hun radeloosheid en je ziet hun kleine, uitgemergelde gezichtjes voor je. Je ziet hun grote ogen, die je aankijken in verbijstering over wat hun overkomt. Je bent met stomheid geslagen en je staat er bij met tranen in je ogen.

Het is al weer enige tijd geleden dat we in het Joodse Museum in Berlijn waren, waar de geschiedenis van het Joodse leven in Duitsland vanaf de Middeleeuwen tot aan onze tegenwoordige tijd in beeld wordt gebracht. Je ziet daar o.a. de filosoof Moses Mendelssohn tot leven komen, als hij in september 1743 als veertienjarige jongen aanklopt bij de stadspoort van Berlijn om daar de Thora te bestuderen. Zijn graf is nog als enige overgebleven op de oude begraafplaats in het voormalige hart van Joods Berlijn. De nazi’s verwoestten deze begraafplaats en maakten er een sportveld van.

Het Joodse Museum heeft een prachtige vormgeving en er is van alles te beleven en te doen. Maar het meest indrukwekkend is het stiltecentrum, waar het monument voor de anderhalf miljoen vermoorde kinderen te vinden is. Dit monument bestaat uit een grote vlakte met kindergezichtjes met opengesperde monden. Ze zijn gemaakt van ijzer. ‘Het is de bedoeling dat je er over heen loopt’, zei iemand tegen me. Dat vond ik eerst maar vreemd, want je loopt toch niet zomaar over zo’n monument heen! Ik zette de eerste stappen. Kleng, kleng, kleng. Een ijzingwekkend geluid. Als je er zo over heen loopt, dan hoor je als het ware dat al die kinderen het uitschreeuwen. Beter hadden ze het niet kunnen uitbeelden, want dat geluid gaat door merg en been.

In gedachten zie ik de Here Jezus voor me als Hij de kinderen zegent. Markus 10:13-16: ‘En zij brachten de kinderen tot Hem, opdat Hij ze zou aanraken; doch de discipelen bestraften hen.Toen Jezus dat zag, nam Hij het zeer kwalijk en zeide tot hen: Laat de kinderen tot Mij komen, verhindert ze niet; want voor zodanigen is het Koninkrijk Gods…… Hij omarmde ze en hun de handen opleggende, zegende Hij ze’.

Het waren allemaal Joodse kinderen, die daar door hun Joodse moeder bij de Heiland werden gebracht. We vergeten wel eens dat de Here Jezus geboren is uit een Joodse vrouw, Maria – Miriam. Hij groeide op temidden van zijn Joodse broers en zusjes (Math. 13:55.56, Markus 3:32, 6:3). De eerste christenen waren Joden: de apostelen en de 3000 die tot geloof kwamen op de Pinksterdag (Handelingen 2:41). Door hen is het Woord van God ook tot ons gekomen. Het heil is uit de Joden (Joh. 4:22).

Als we dat beseffen, dan krijgen we liefde voor Gods uitverkoren volk. Dan gaan we zien dat God Zijn volk niet in de steek laat, maar dat Hij hen terugbrengt naar Het Beloofde Land, zoals de profeten voorzegd hebben. Dan kunnen we ook niet aan de kant blijven staan, nu ze steeds meer alleen komen te staan en het antisemitisme weer overal de kop opsteekt.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren er in Duitsland christenen die het opnamen voor de kerk, maar er waren er niet zoveel die het opnamen voor de Joden. Een grote uitzondering was Dietrich Bonhoeffer, die Joodse mensen hielp ontsnappen en onderduiken. Hij zei:’ Alleen wie het uitschreeuwt voor de Joden, mag Gregoriaans zingen’.

Ds. Martin Niemöller, een van de oprichters van de Bekennende Kirche heeft later ingezien hoe de Duitse christenen in gebreke zijn gebleven. Hij zei: "Als we bij het begin van de Jodenvervolging maar gezien hadden dat het de Here Jezus was die vervolgd en vermoord werd als "de minste van deze onze broeders". Als de kerk in Hitlerduitsland had beseft dat toen de Joden vervolgd werden, het Christus was die leed! In Math. 25:35-36 staat:" Want Ik was hongerig, en gij hebt me te eten gegeven, Ik was dorstig, en gij hebt me te drinken gegeven. Ik was een vreemdeling en gij hebt Mij gehuisvest, naakt en gij hebt Mij gekleed, ziek en gij hebt Mij bezocht, Ik ben in de gevangenis geweest en gij zijt tot Mij gekomen". En als de rechtvaardigen zich dan niet kunnen herinneren wanneer ze dat gedaan hebben, dan horen ze uit Jezus’ mond: "In zoverre gij dit aan één van mijn minste broeders hebt gedaan, hebt gij het Mij gedaan".

Kleng, kleng, kleng. Laten we het nooit meer zover laten komen, dat Gods volk vertrapt en uitgemoord wordt. We hebben een verantwoordelijkheid tegenover Hem, om op de bres te staan voor Zijn volk, als ‘wachters op de muren van Jeruzalem’ (Jes. 62:6). Door het offer dat Gods eniggeboren Zoon voor onze zonden gebracht heeft, mogen wij Zijn kinderen zijn. Daarom mogen we in liefde en solidariteit verbonden zijn met onze oudste broeder, Zijn eerstgeboren zoon Israël.

Marianne Glashouwer-van der Lugt