Een nieuw programma
In een tijd van stemmen en kiezen zijn er allerlei partijen en personen die u willen verleiden tot het volgen van hun idee en ideaal. Dat is een democratisch principe. Je kunt kiezen, je kunt je verbinden aan zon program of persoon. Je kiest het jouw meest passende of sympathieke. De Here Jezus ontvouwt ook Zijn programma. Je zou ook kunnen zeggen: Hij schakelt over op een ander programma.
Het eerste programma betrof het volk van God, Israël. Jezus had door tekenen en wonderen laten zien dat Hij de beloofde Messias was. Het Messiaanse rijk zou aanbreken. Het werd steeds duidelijker dat het volk daar geen oren naar had. Wij weten inmiddels dat er behalve een eerste komst, de geboorte, ook een wederkomst van de Here Jezus zijn zal. Deze dingen waren nog verborgen.
De discipelen beseften dat er een toenemende oppositie tegen Jezus was, vooral de geestelijke leidslieden van het volk spraken steeds luider en duidelijker hun afkeuring en afwijzing van Jezus uit.
De Here Jezus zelf had al bij verschillende gelegenheden aangegeven dat Hij verworpen en gedood zou worden. Ook had Jezus gesproken van Zijn machtsvolle opstanding, maar dat werd helemaal nog niet begrepen.
Bij verschillende gelegenheden had de Heer de discipelen een grote toekomst toegezegd. Zij zouden met Hem regeren en met Hem op de troon zitten (Matt. 19:28-30; Marc. 10:28-31 en Luc. 18:28-30). Op grond daarvan hadden de discipelen hun eigen carrièreplanning gemaakt. Het ging echter niet om zaken in dit leven, maar om de toekomende zegen, de hemelse werkelijkheid. Altijd weer verwarren mensen de komende heerlijkheid met de tegenwoordige tijd.
De verwerping door de geestelijke leiders naderde het hoogtepunt, of beter het dieptepunt. Vlak voor de kruisiging viert Jezus voor het laatst het Pascha met de discipelen. De dingen die dan gebeuren vinden we in Johannes 13-17, indrukwekkende hoofdstukken. De Heer begint Zijn discipelen te vertellen dat ze op aarde niet een schitterende carrière zullen maken, met als hoogtepunt een ministeriële functie in het kabinet van koning Jezus. Jezus begint hen de voeten te wassen. Hij begint hen te leren dat er een andere houding en een andere discipline gevraagd wordt. Niet die van koning, maar die van knecht. In het dramatische gebeuren, waarin we weer een centrale rol aan Petrus toegeschreven zien, maakt Jezus duidelijk dat de toekomstige rol voor de discipelen er niet één is van troon zitten en regeren. Al hun hoop op succes en voorspoed hier op aarde wordt door Jezus de grond in geboord. Laten zij die het evangelie van succes prediken, dit gedeelte nog maar eens goed bestuderen. Volgelingen van Jezus dragen (nog) geen kroon, maar (nog) wel een kruis.
Dit alles werkte ook als een katalysator in het brein van Judas. Judas besefte ook dat de kans op voorspoed en succes verkeken was. Wellicht zocht hij in een ultieme poging, door het verraad, Jezus ertoe te bewegen zich als de Messias openbaar te maken. Anderszins zou door toespitsing van het conflict, de zaak duidelijk worden. Jezus zou of de Messias zijn, of een bedrieger.
In relatie tot het nieuwe programma dat de Heer wilde ontvouwen sprak Hij tegen Zijn volgelingen: nog een korte tijd ben Ik bij u; gij zult Mij zoeken en, gelijk Ik de Joden gezegd heb: Waar Ik heenga, kunt gij niet komen, zo spreek Ik thans ook tot u. Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkander liefhebt(Joh. 13:33-34).
De discipelen hoorden niet wat Jezus gezegd had. Zij zagen zichzelf nog steeds met Christus op tronen zitten en wie van hen zou dan weer de belangrijkste zijn. De woorden dat Jezus er niet meer zou zijn hield hen wel bezig. Zij hadden per slot van rekening immers alles opgegeven om Hem te volgen. Daarom stelt Petrus ook direct de vraag: Waar gaat Gij heen, ik zal mijn leven voor u inzetten? De geschiedenis met de kraaiende haan is ons bekend.
De dingen die in de bovenzaal gebeurden brachten een complete verwarring over de volgelingen van de Heer. Er was verwarring vanwege de knechtgestalte van de Heer, als voetwasser onder hen. Ze waren onthutst door de mededelingen dat één van hen Hem verraden zou. Nu vertelde Jezus doodleuk dat Hij weg zou gaan en zij Hem niet zouden kunnen volgen. Dat kan alleen maar tot totale en diepe crisis leiden. De discipelen verloren al hun hoop en verwachting, in plaats van promotie, ontslag. Daarom begint Jezus in het volgende hoofdstuk met die fantastische woorden: Uw hart worde niet ontroerd; gij gelooft in God, gelooft ook in Mij. De heenwijzing naar God is duidelijk. Had de Here God het volk niet steeds bewaard. Ondanks hun zonden en tekortkomingen was God trouw gebleven aan al Zijn beloften aan Israël.
Dan wijst Jezus ook op Zichzelf. Hem hadden de discipelen drie jaar meegemaakt. Zij hadden steeds gezien dat Jezus alles in de hand en onder controle had. Hij kon duizenden voeden, blinden zicht en doven het gehoor geven en lammen laten dansen. Het woord van Jezus komt ook recht ons hart binnen: Uw hart worde niet ontroerd. Hoe het ook gaat in uw leven, de Heer heeft het onder controle.
Hier zien we ook een verschil van het eerdere programma met het nieuwe, tot nu toe onbekende plan. Sprak Jezus eerder van Zijn wederkomst en dat Zijn verschijning zijn zou als de bliksem (Matt. 24:27). Zijn voeten zouden op de aarde staan, Zijn troon in Jeruzalem opgericht worden. Maar hier spreekt Jezus van andere dingen. Hij spreekt van het huis van de Vader, met de vele woningen. Hier wordt ons de opname onthuld, door niemand minder dan onze Heer zelf, de bruidegom die op Gods tijd de bruid mag halen om haar te leiden tot God. Het plan van Jezus wordt steeds duidelijker, voor Israël een aards koninkrijk, het zal spoedig komen. Voor de gemeente een hemelse toekomst, die zal er nog eerder zijn. Het Vaderhuis voor ieder die gelooft.
Maranatha, de Here zal zeker komen.
Ds. Henk Schouten
Het eerste programma betrof het volk van God, Israël. Jezus had door tekenen en wonderen laten zien dat Hij de beloofde Messias was. Het Messiaanse rijk zou aanbreken. Het werd steeds duidelijker dat het volk daar geen oren naar had. Wij weten inmiddels dat er behalve een eerste komst, de geboorte, ook een wederkomst van de Here Jezus zijn zal. Deze dingen waren nog verborgen.
De discipelen beseften dat er een toenemende oppositie tegen Jezus was, vooral de geestelijke leidslieden van het volk spraken steeds luider en duidelijker hun afkeuring en afwijzing van Jezus uit.
De Here Jezus zelf had al bij verschillende gelegenheden aangegeven dat Hij verworpen en gedood zou worden. Ook had Jezus gesproken van Zijn machtsvolle opstanding, maar dat werd helemaal nog niet begrepen.
Bij verschillende gelegenheden had de Heer de discipelen een grote toekomst toegezegd. Zij zouden met Hem regeren en met Hem op de troon zitten (Matt. 19:28-30; Marc. 10:28-31 en Luc. 18:28-30). Op grond daarvan hadden de discipelen hun eigen carrièreplanning gemaakt. Het ging echter niet om zaken in dit leven, maar om de toekomende zegen, de hemelse werkelijkheid. Altijd weer verwarren mensen de komende heerlijkheid met de tegenwoordige tijd.
De verwerping door de geestelijke leiders naderde het hoogtepunt, of beter het dieptepunt. Vlak voor de kruisiging viert Jezus voor het laatst het Pascha met de discipelen. De dingen die dan gebeuren vinden we in Johannes 13-17, indrukwekkende hoofdstukken. De Heer begint Zijn discipelen te vertellen dat ze op aarde niet een schitterende carrière zullen maken, met als hoogtepunt een ministeriële functie in het kabinet van koning Jezus. Jezus begint hen de voeten te wassen. Hij begint hen te leren dat er een andere houding en een andere discipline gevraagd wordt. Niet die van koning, maar die van knecht. In het dramatische gebeuren, waarin we weer een centrale rol aan Petrus toegeschreven zien, maakt Jezus duidelijk dat de toekomstige rol voor de discipelen er niet één is van troon zitten en regeren. Al hun hoop op succes en voorspoed hier op aarde wordt door Jezus de grond in geboord. Laten zij die het evangelie van succes prediken, dit gedeelte nog maar eens goed bestuderen. Volgelingen van Jezus dragen (nog) geen kroon, maar (nog) wel een kruis.
Dit alles werkte ook als een katalysator in het brein van Judas. Judas besefte ook dat de kans op voorspoed en succes verkeken was. Wellicht zocht hij in een ultieme poging, door het verraad, Jezus ertoe te bewegen zich als de Messias openbaar te maken. Anderszins zou door toespitsing van het conflict, de zaak duidelijk worden. Jezus zou of de Messias zijn, of een bedrieger.
In relatie tot het nieuwe programma dat de Heer wilde ontvouwen sprak Hij tegen Zijn volgelingen: nog een korte tijd ben Ik bij u; gij zult Mij zoeken en, gelijk Ik de Joden gezegd heb: Waar Ik heenga, kunt gij niet komen, zo spreek Ik thans ook tot u. Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkander liefhebt(Joh. 13:33-34).
De discipelen hoorden niet wat Jezus gezegd had. Zij zagen zichzelf nog steeds met Christus op tronen zitten en wie van hen zou dan weer de belangrijkste zijn. De woorden dat Jezus er niet meer zou zijn hield hen wel bezig. Zij hadden per slot van rekening immers alles opgegeven om Hem te volgen. Daarom stelt Petrus ook direct de vraag: Waar gaat Gij heen, ik zal mijn leven voor u inzetten? De geschiedenis met de kraaiende haan is ons bekend.
De dingen die in de bovenzaal gebeurden brachten een complete verwarring over de volgelingen van de Heer. Er was verwarring vanwege de knechtgestalte van de Heer, als voetwasser onder hen. Ze waren onthutst door de mededelingen dat één van hen Hem verraden zou. Nu vertelde Jezus doodleuk dat Hij weg zou gaan en zij Hem niet zouden kunnen volgen. Dat kan alleen maar tot totale en diepe crisis leiden. De discipelen verloren al hun hoop en verwachting, in plaats van promotie, ontslag. Daarom begint Jezus in het volgende hoofdstuk met die fantastische woorden: Uw hart worde niet ontroerd; gij gelooft in God, gelooft ook in Mij. De heenwijzing naar God is duidelijk. Had de Here God het volk niet steeds bewaard. Ondanks hun zonden en tekortkomingen was God trouw gebleven aan al Zijn beloften aan Israël.
Dan wijst Jezus ook op Zichzelf. Hem hadden de discipelen drie jaar meegemaakt. Zij hadden steeds gezien dat Jezus alles in de hand en onder controle had. Hij kon duizenden voeden, blinden zicht en doven het gehoor geven en lammen laten dansen. Het woord van Jezus komt ook recht ons hart binnen: Uw hart worde niet ontroerd. Hoe het ook gaat in uw leven, de Heer heeft het onder controle.
Hier zien we ook een verschil van het eerdere programma met het nieuwe, tot nu toe onbekende plan. Sprak Jezus eerder van Zijn wederkomst en dat Zijn verschijning zijn zou als de bliksem (Matt. 24:27). Zijn voeten zouden op de aarde staan, Zijn troon in Jeruzalem opgericht worden. Maar hier spreekt Jezus van andere dingen. Hij spreekt van het huis van de Vader, met de vele woningen. Hier wordt ons de opname onthuld, door niemand minder dan onze Heer zelf, de bruidegom die op Gods tijd de bruid mag halen om haar te leiden tot God. Het plan van Jezus wordt steeds duidelijker, voor Israël een aards koninkrijk, het zal spoedig komen. Voor de gemeente een hemelse toekomst, die zal er nog eerder zijn. Het Vaderhuis voor ieder die gelooft.
Maranatha, de Here zal zeker komen.
Ds. Henk Schouten