Eeuwigheid

Ad Kooijmans • 87 - 2011 • Uitgave: 16
Als de mens zijn aandacht richt op het universum, komt hij tot afstanden van duizenden lichtjaren, terwijl hij weet dat daarachter nog meer moet zijn. Het is als het ware een blik in de eeuwigheid, maar hij drukt het allemaal uit in afstand en tijd omdat we geschapen zijn in het tijd-ruimte systeem. Dat is wat de Bijbel uitdrukt in Prediker 3:11 ‘Alles heeft Hij (God) voortreffelijk gemaakt op zijn tijd; ook heeft Hij de eeuw in hun hart gelegd, zonder dat de mens van het werk dat God doet, van het begin tot het einde iets kan ontdekken.’ De NBV heeft hier in plaats van ‘de eeuw’ ‘de tijd’ en anderen vertalen ‘de eeuwigheid’.
‘De eeuwigheid in het hart’ betekent het verlangen om in de eeuwigheid door te dringen. De mens heeft zijn voet gezet op de maan. Met de beschikbare middelen was dat 2 á 3 dagen reizen, een afstand van 400.000 kilometer. Naar de zon zou dat een jaar kosten (155.000.000 kilometer), naar Venus 3 à 4 maanden en naar Pluto 40 jaar, als het al mogelijk zou zijn om daar te landen. Buiten ons zonnestelsel meet men de afstanden in lichtjaren. Om zo’n afstand af te leggen, is zoveel tijd nodig dat de menselijke leeftijd darbij vergeleken absoluut in het niet valt.

Nieuw leven
Men heeft geleerd dat de aarde niet het astronomische middelpunt van ons zonnestelsel is, maar ik geloof dat we wel kunnen zeggen dat zij het middelpunt is van Gods aandacht. Dat is omdat God deze planeet voor ons toebereidde, waarbij Hij honderden vereisten vervulde, zoals onder andere de samenstelling van de atmosfeer en de afstand van de zon en de maan, om fysiek leven hier mogelijk te maken. Toch wil men verder doordringen in de eeuwigheid die ons omringt. Het obstakel is onze beperktheid en de dood. Daarom is het geboden om tot bezinning te komen en de eeuwige God te zoeken die ons het eeuwige leven aanbiedt. De keus is tussen de eeuwige dood en het eeuwige leven, net zoals in het paradijs de keus was tussen de boom des doods (kennis van goed en kwaad, onafhankelijkheid van God) en de boom des levens (afhankelijkheid van God).
God heeft Zijn schepping lief en Hij wil dat allen tot kennis der waarheid komen en behouden worden (1 Timoteüs 2:4). Wat tegen die wil ingaat, is zonde en het loon van de zonde is de dood (Romeinen 6:23). Zijn liefde is overduidelijk, ‘Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe’ (Johannes 3:16). Zijn Zoon, Jezus Christus is het nieuwe Hoofd van een nieuwe mensheid. Hij heeft onze zonden op zich genomen en daarvoor de straf gedragen in Zijn kruisdood. Maar Hij is opgestaan in onsterfelijkheid. Geloof in Jezus Christus betekent met Hem sterven aan ons rebelse leven en met Hem opstaan tot nieuw leven (Romeinen 6:8), dat uitmondt in het eeuwige leven, waarin we in Zijn volmaaktheid mogen delen (1 Johannes 3:2). Het eeuwige leven is het boventijdelijke leven, waarin we beelddragers mogen zijn van de eeuwige God.

Overgang
Als de Bijbel spreekt over het eeuwige leven, gaat het over de tijdloosheid. Jezus wordt aangeduid als ‘de eerstgeborene uit de doden’ (Kolossenzen 1:18). Dat is een referentie naar Zijn opstanding. Uit Zijn verschijningen na Zijn opstanding blijkt dat Hij niet meer gebonden was aan plaats of tijd en dat Hij niet meer was onderworpen aan de normale wetten van de fysica. Zijn lichaam van vlees en bloed was bij de opstanding veranderd in het geestelijke opstandingslichaam, hetgeen blijkt uit het feit dat de lijkdoeken niet waren afgewonden, maar achterbleven in de conditie waarin ze waren aangebracht (Johannes 20:6-7). Diezelfde verandering wacht allen die Hem toebehoren (Filippenzen 3:20-21) en zal plaatsvinden bij hun opstanding (1 Korintiërs 15:51-52). Dit proces is dus een overgang van sterfelijkheid naar onsterfelijkheid (1 Korintiërs 15:53-54), een overgang van tijd naar eeuwigheid. In Openbaring 10:6 vertaalt de Statenvertaling terecht, duidelijk ontkennend: ‘daar zal geen tijd (xronos) meer zijn.’
De Bijbel legt meer de nadruk op de kwaliteit dan op de duur van het eeuwige leven. Jezus bad: “Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt” (Johannes 17:3). Jezus zegt dat het water dat Hij geeft in ons wordt ‘tot een fontein van water, dat springt ten eeuwigen leven’ (Johannes 4:14). Hij verklaarde dit nader in Johannes 7 op de laatste dag van het Loofhuttenfeest, toen Hij zei: “Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke! Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien.” De evangelist zegt verklarend: “Dit zeide Hij van de Geest, welke zij, die tot geloof in Hem kwamen, ontvangen zouden” (Johannes 7:37-39). Het is dus de Heilige Geest die het eeuwige leven in ons bewerkt door het geloof in Jezus Christus en het is immers Jezus Christus die ons de Vader doet kennen (Matteüs 11:27).

Het leven
Johannes duidt ‘het eeuwige leven’ vaak eenvoudig aan als ‘het leven’. Het is immers het waarachtige leven terwijl elke andere vorm van leven de dood in zich draagt. Hij komt dan tot deze eenvoudige conclusie: ‘Wie de Zoon heeft, heeft het leven; wie de Zoon van God niet heeft, heeft het leven niet’ (1 Johannes 5:12). Het is dus zo, dat het alles berust op onze relatie met de Heer Jezus Christus. Paulus kon zijn afkomst en zijn hele schitterende theologische vorming afschrijven als waardeloos tegenover de kennis van Christus Jezus, zijn Heer (Filippenzen 3:8). Wat betekent Hij in ons bestaan?

Ad Kooijmans