Ellende bese

Jef de Vriese • 83 - 2007 • Uitgave: 18
Ellende beseffen

Jakobus confronteert ons met alles in ons arglistig hart. Dat is een groot voorrecht en genade. De ongelovige haalt zijn schouder op en gaat ongestoord verder. De gelovige beseft zijn ellende en hoort de bevrijdende woorden: ‘Gode zij dank door Jezus Christus’ (Rom. 7:24-25). De genade redt ons uit de greep van elke zonde en is machtiger dan de duivel! Verbrokenheid, waarvan de tollenaar in de tempel zich bewust was (Luc. 18:13), is een voorwaarde om vrede met God te maken. Het gaat om het beseffen van onze ellendige toestand, van de zonde en de verbrokenheid van de schepping (vgl. Rom. 8:22-23). Met dat besef mogen wij bij God komen, want dan kan Hij ook des te meer genade verlenen (Jak. 4:6).

Verdriet over de zonde maakt zalig (Matt. 5:4). Zaligheid kan verdriet niet omzeilen, maar moet er eerst doorheen. Het gaat niet om verdriet in het algemeen, alsof een verdrietig leven een voorwaarde is om bij God te komen. Het gaat om verdriet over de zonde, treuren over het besef van schuld, die inkeer brengt tot heil.

Wij steken ons niet meer letterlijk in zak en as. Tranen worden in onze cultuur netjes bedwongen. Zelfs bij een begrafenis gaat het er beheerst en deftig aan toe. Toch zijn uiterlijke tekenen van innerlijk verdriet gepast. Dat geldt ook voor onze zonde. Wie nu feest viert, zal straks wenen, maar wie nu weent, mag zich straks verheugen (Luc. 6:21-26). Toen Petrus zijn zonde besefte, verging hij van verdriet (Marc. 14:72).

Waarom huilen christenen zo weinig over hun zonde?

Jef De Vriese