Ervaringen van een prediker (4)

ds. Gerrit Leuvenink • 87 - 2011 • Uitgave: 14/15
Ja, Halleluja, de Heer komt spoedig weer.

Velen lieten hen links liggen vanwege hun manier van leven. Het was wat je noemt geen ‘familiedoorsnee’. Om bij hen op bezoek te gaan moesten er wel een aantal hobbels genomen worden. Ze woonden 1-hoog in een achterstandswijk zonder bel of klopper. De enige manier om binnen te komen was een lange stok zoeken en een aantal keren hard tegen het raam te tikken.
De vrouw was hardhorend, de man zat te luisteren naar opnamen van de diensten of speelde op zijn huisorgeltje liederen van Johannes de Heer. Eenmaal binnen waren er nog enkele obstakels, want de vrouw hield van soapseries op de tv en de volumeknop van alles stond op stand oorverdovend. De man leefde in de vaste overtuiging dat hij zich moest voorbereiden op de spoedige komst van de Heer en wilde graag zijn vrouw ook daarin meenemen. Over de Wederkomst van zijn Heiland raakte hij niet uitgesproken.

Na een poos naar mijn eigen preek geluisterd te hebben of enkele liederen met hem gezongen te hebben, kreeg ik de kans om stilte in huis te creëren. Mits de soap op de tv niet te spannend was en de dochter niet te veel aan Bacchus geofferd had. Op één van de bezoeken kwam hij met een heel verdrietig verhaal. Op een zondag na de kerkdienst werd hij staande gehouden door enkele gemeenteleden. Hij moest ophouden onder de preek te roepen: “Ja, Halleluja, de Heer komt spoedig weer.” Ze waren het er niet mee eens dat hij tijdens de preek op die manier de orde verstoorde. Toen ik de betreffende gemeenteleden aansprak over hun manier van corrigeren bleek dat zijn ‘uitroep’ totaal verkeerd werd begrepen. De man was zo vol van de Wederkomst dat hij daar niet over kon zwijgen. Dat de mensen bij hen in flat daar niets over wilde horen, kon hij nog wel begrijpen, maar in de kerk, waar regelmatig over dat onderwerp gesproken wordt, daar mocht hij toch wel instemmen met de voorganger.

Dat muisje had een lange staart, zo lang dat het op de agenda kwam van de gemeentevergadering. Ik gaf me niet gewonnen en bleef achter de broeder staan die met hart en ziel uitzag naar de Wederkomst van de Heer. Het was een unieke man die op zijn eigen manier de Heer wilde groot maken. Het was duidelijk geworden voor iedereen dat we een te deftige kerk waren geworden, want er mochten geen onordelijke dingen gebeuren. O zeker, we geloven wel in de Wederkomst, maar dat hoe je toch niet zo luidruchtig te laten horen in iedere dienst.
Ik heb vaak terug moeten denken aan dat voorval, wanneer het er niet deftig genoeg aan toeging in de verschillende gemeenten die ik mocht dienen.

Ds. Gerrit Leuvenink