Esther: 'Gods weg is de beste!'

Feike ter Velde • 83 - 2007 • Uitgave: 11
ESTHER

Gods weg is de beste!


Haar eigenlijke naam is Moung Ja Lee, maar door groeiende contacten met Europa en Amerika ontdekte ze dat niemand haar Koreaanse naam kon onthouden. Een Amerikaanse zendeling in Korea noemde haar gemakshalve Esther en dat is zo gebleven. Zelfs haar man noemt haar nu zo.
Al vijftien jaar werkt ze, samen met haar man, die predikant is, in Roemenië. Een werk van God, dat tot stand kwam en groeide door de diepten heen. Maar, “Gods weg is altijd de beste.” Esther vertelt.


“Mijn ouders zijn in 1949 van Noord-Korea naar Zuid-Korea gevlucht. Mijn oudste zus was er toen al, maar ik ben in Zuid-Korea geboren. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog, toen de Japanners na vijfendertig jaar bezetting Korea moesten verlaten, kwamen de communisten uit China en Rusland, om Korea in de communistische heilsstaat in te lijven. Dat was voor christenen in Noord-Korea het moment waarop men besloot naar het zuiden uit te wijken, waar de Amerikanen bescherming boden. Tijdens de Koreaanse oorlog (1950-1953) weken honderdduizenden christenen uit naar het zuiden. In het noorden woonden tot dan de meeste christenen. De eerste kerk werd gesticht in 1885 vlakbij de Chinese grens. Koreaanse handelsreizigers waren in het zuiden van China tot geloof gekomen, vooral door het werk van een Amerikaanse zendingsarts.
In 1907 was er de eerste Bijbelconferentie in Pyongyang, nu de hoofdstad van het communistische Noord-Korea. Tijdens die conferentie, waaraan vijftienhonderd mannen deelnamen – de zaal was te klein om ook aan vrouwen plaats te bieden – is een opwekking uitgebroken. Dat wordt wel het Koreaanse pinksterfeest genoemd. Er was een grote manifestatie van de Heilige Geest, namelijk daarin dat er een diepe overtuiging van zonde kwam over de hele menigte daar aanwezig. Eerst één, toen een tweede, toen nog één en nog één, enz., beleden hardop in gebed en plotseling diep zondebesef, hun eigen zonden en noemden die bij naam. Dominee Lee stapte naar voren en zei: “Als jullie dan hardop willen bidden, bid dan allemaal!” Er barstte een enorme gebedsexplosie los, meer een explosie van directe belijdenis van zonde. Niemand lette meer op de ander, allen riepen tot God om vergeving van de concrete en met name genoemde daden van zonde. Die bijeenkomst heeft heel lang geduurd en ging de hele nacht door en ook de dagen en weken daarna.
Geestelijk gesproken werd de hele stad Pyongyang omgekeerd: gestolen goederen werden massaal teruggebracht naar de oorspronkelijk eigenaar, gebroken huwelijken werden hersteld, familieruzies opgelost. Het was alsof de Here zelf was neergedaald en Zijn heerlijkheid over de hele stad was uitgebreid. Drie jaar later (1910) viel Japan Korea binnen om het vijfendertig jaar te bezetten. Veel christelijke leiders werden vermoord. Het lijden van de kerk was begonnen. Daarna kwamen de communisten (1945) en ook zij vermoordden veel christenen. Vandaar de massale vlucht naar het zuiden.

Na de Koreaanse oorlog kwam de kerk tot grote bloei in Zuid-Korea. Maar als tiener had ik het wel gezien met het christelijk geloof. Ik was rebels. Ik geloofde wel in Jezus, dat is nooit weggeweest. Toen ik twintig jaar was sprak een echte ‘levende’ christen mij aan en vroeg mij mee naar de kerk. Ik durfde niet meer. Ik was zo lang weggeweest. Maar ik ging toch mee. Mijn leven was enorm leeg geworden. Ik werkte dag en nacht in het landbouwbedrijfje van mijn ouders. Vaak dacht ik: is dit nou het leven; eigenlijk wil ik niet meer leven. Ik wilde liever dood. Weer naar de kerk betekende ook dat ik weer in de Bijbel ging lezen. Op een avond las ik Johannes 14:27 “Vrede laat ik u, mijn vrede geef ik u.” Dat drong zo diep door in mij, dat kan met woorden niet worden gezegd. Golven van Gods vrede en liefde kwamen over mij. Het was alsof de Here Jezus zelf voor mij stond, mij aanraakte, omringde en vervulde. Ik moest vreselijk huilen, maar niet van verdriet. Ik wist ineens dat Hij al mijn zonden had vergeven en weggedaan en mij op dat moment een nieuwe schepping maakte. Zijn vrede was tot op dat moment niet meer dan een woord, maar werd een diepe werkelijkheid. Dat is niet uit te leggen. En het is tot op vandaag steeds in mij gebleven. Zelfs in de diepste dalen van mijn leven was de vrede van Jezus mijn deel.
Ik sliep die eerste maanden nauwelijks. Ik liep de hele dag te zingen, vooral Psalm 23, ‘De Here is mijn Herder’. Elke dag was ik in onze kerk actief. Dat begon al met de ochtendbidstond om vijf uur in de vroegte. Maar ik was er al om twee uur, om dingen voor te bereiden. Soms sliep ik een uur, onder een kerkbank. Ik werd gevraagd om het kinderwerk op te zetten in de kerk. Ik bereidde zondagsschoollessen voor en dat werk groeide daarna enorm uit, met tal van medewerkers. Ik zong solo in de kerk, ik werd aangesteld als diaken en als groepsleider in onze kerk voor o.a. Bijbelstudie aan mijn groep tijdens de vrijdagavonden. Onze kerk telde toen twaalfduizend leden.

In die periode heb ik ook mijn man leren kennen. Ik dacht helemaal niet aan trouwen. Ik wilde de Here dienen, niets anders. Ik bad alleen altijd in de geest van “Zoek eerst het Koninkrijk…”. Toch kwam ik erachter dat God deze jongen op mijn weg had gebracht. Hij was altijd trouw op de dagelijkse bidstond, ’s morgens om vijf uur. Hij gaf een keer een Bijbelles op de vrijdagavond en dat was prachtig! Wel, we zijn getrouwd en toen ging hij theologie studeren. Er was bijna geen geld. We moesten er hard voor werken. Soms was er geen geld voor de studiekosten of een buskaart en we woonden in een heel oud huis, dat lekte als het regende.
Maar we wilden ons gaan voorbereiden op de zending. We richtten een kleine organisatie op om dat vorm te geven: Ambassadeurs voor Christus (AFC). Ons hart kwam meer en meer in Oost-Europa te liggen. We werden gesteund door de kerk. We kwamen in dienst van AFC en legden contacten in Europa, nog niet wetende dat het later Roemenië zou worden. In die tijd werd onze zoon geboren. We noemden hem Timothy. Hij groeide op als een geweldig kind, intelligent en wijs, zodat hij ons steeds verbaasde. Toen hij zes jaar was had hij ons een brief geschreven dat hij ook zendeling wilde worden. Dat was heel ontroerend. Maar hij mocht slechts zeven jaar oud worden. Door een fout in het ziekenhuis in Seoul, waar hij werd behandeld voor een infectie, is hij gestorven. Mijn man was toen in Europa. Ik was erbij toen hij stierf. Ik viel flauw en ben twee dagen in coma geweest. Toen ik bijkwam was mijn man er en samen hebben we een diep verdriet doorleefd. Heel diep. Enorme vragen kwamen op: Wáárom? We deden Gods werk, waren Hem toegewijd en nu dit. Hóe kan dat? Ook in die weg was de Here bij ons. Hij leerde ons en onderwees ons, dat Zijn weg altijd de beste is, voor ons, voor Timothy. Hij was nu bij de Here Jezus, vrij van alle verleidingen tot zonde: veilig in Jezus’ armen. Hij doet alles in ons leven meewerken ten goede.

Ons werk in Roemenië, nu al vijftien jaar lang, mag steeds verder uitgroeien. Ik vertaalde inmiddels 48 boeken met Bijbellessen voor kinderen, meer dan vijfhonderd liederen uit het Koreaans in het Roemeens. Ik leid een koor en enkele kinderkoren, schrijf en componeer ook nieuwe liederen. Daarnaast doe ik veel vrouwenwerk en ook individuele Bijbellessen. We bouwden zelf een kerkgebouw en leidden mensen op die kunnen preken en Bijbelonderricht kunnen geven. Mijn man werkt nu voornamelijk onder christelijke politieke leiders van het land om hen te helpen Bijbelse wegen te vinden in de politiek. Ná het communisme moeten mensen geheel opnieuw leren denken: Bijbels leren denken. Wij mogen daarin bijdragen midden in de Roemeense samenleving. We bidden dagelijks om de leiding van de Heilige Geest en zien ook dan weer: Gods weg is de beste.”

Feike ter Velde