Fokke Bauke Rispens: ‘Jezus is mijn Vriend’

Feike ter Velde • 83 - 2007 • Uitgave: 1
FOKKE BAUKE RISPENS

‘Jezus is mijn Vriend’

Hij is geboren in 1903, dus binnenkort hoopt hij 104 te worden. Van boerenknecht werd hij directeur van een verzorgingshuis. Drie maanden geleden kreeg hij zijn eerste bril. ‘Het was wel even wennen om de Bijbel te lezen met een bril op, maar het gaat nu wel.’ Vandaag kijkt hij nog eens even terug. Aan het woord is Fokke Bauke Rispens.


Hij zit gewoon aan tafel, rechtop tegen de hoge rugleuning. Voor hem ligt een grote witte Rembrandtbijbel. Ernaast een stapeltje Zoeklichten, zo ongeveer de laatste vijf nummers. Op de tafel een tafelkleed uit de jaren ’50, zoals ik me herinner. Als ik binnenstap begint zijn gezicht te stralen. “Ja, je bent ’t, want je lijkt op de foto in Het Zoeklicht. Wie had dat nu ooit gedacht,” verzucht hij verbaasd en verrast. Ik begin te vragen. Sommige antwoorden duren iets langer, in keurig Nederlands, maar soms gaat hij over op het onversneden Fries.

“Toen het eerste nummer van Het Zoeklicht uitkwam, op 1 juli 1919, heb ik meteen een abonnement genomen. Ik was toen zestien, geboren en getogen in de Nederlands Hervormde kerk. De boodschap van Johannes de Heer sprak me direct aan. Het was allemaal nieuw voor me. De wederkomst van de Here Jezus, de tekenen van de tijd, de toekomst van Israël. Ik heb Johannes de Heer heel wat keren horen spreken als hij in Friesland was. En wekelijks op zondagmorgen op de radio. Hij was een uitnemend spreker. En hij was niet eens een dominee! Er was wel eens een dominee bij, dat was dominee J.C. Hoekendijk van de Vrije Evangelische Gemeente. Die sprak ook heel goed hoor. Een keer zei hij: “Je bent een stakker als je het roken niet kan laten.” Dat liet me niet meer los. Ik heb toen mijn pijp in de sloot gegooid en heb nooit meer gerookt. Een paar jaar daarvoor, in 1923, sprak eens een andere Vrije Evangelische dominee in Leeuwarden. Na de preek vroeg hij wie er op de boodschap wilde ingaan, de uitnodiging om tot de Here Jezus te komen. Dan kon je gaan staan. Ik ben toen opgestaan. Nou, toen is alles anders geworden. Ik heb de Here Jezus echt áángenomen. De deuren gingen open en ik ging zien wie de Heiland voor mij is… voor mij! En ik ben van Hem. Hij vertroost je ziel en dat gaat heel diep en is blijvend. Ik heb gezegd: “Ja, Here.”

Samen met mijn vrouw heb ik veel gezongen. Mijn lievelingslied uit de zangbundel is altijd nr. 125 geweest:

Heer, Gij zijt mijn eeuwig erfdeel,
meer dan ’t leven zijt Gij mij.
Laat mij op mijn pelgrimsreize,
altijd wand’len aan Uw zij.

Heer, ik vraag geen aardse schatten,
‘k Vraag geen eer of heerschappij;
Wat ik bid, het is genade,
Om te wand’len aan Uw zij.

Draag mij door de zee des levens,
Draag mij door het dodendal,
Tot ik kom in ’s hemels zalen.
Waar ‘k U eeuwig loven zal.


Mijn moeder is maar 49 jaar oud geworden. Van een andere vrouw heb ik destijds gehoord dat mijn moeder mij aan de Here heeft gegeven. Zij was een gelovige vrouw die dicht bij de Here leefde. Ze zong ook heel veel, psalmen en gezangen. Ik werkte ver van huis bij een veeboer en woonde daar ook. Dat waren hele lange dagen. Om 4.00 uur ’s ochtends begon ik met het melken van de koeien en de werkdag eindigde om 19.00 uur. Ja, dan was het werk nog niet klaar hoor. Maar er kwam weer een volgende dag en dan kon je weer zo’n vijftien uur werken. Ik heb het altijd met grote vreugde gedaan. Toen ik zeventien werd, kreeg ik een kaart van mijn moeder. Hier ligt ‘ie nog steeds, in mijn Rembrandtbijbel. Kijk, ze schreef: ‘Ik moest kiezen tussen de wereld en Jezus. Dat heeft nooit berouwd. Hij alleen geeft vrede en geluk. De Here spare u nog lang voor ons en voor u. Doe uw werk met lust en doe alles voor de Here. Als ge tijd hebt lees dan Spreuken 3.’
Spreuken 3 begint met ‘Mijn zoon, vergeet mijn onderwijzing niet en uw hart beware mijn geboden, want lengte van dagen en jaren van leven en vrede zullen zij u vermeerderen.’ Dat heb ik gedaan en dat is uitgekomen. Ik hoop door Gods genade binnenkort 104 jaar te worden.

Mijn eigen vrouw is 81 jaar geworden. We kregen twee dochters en een zoon. De ene dochter is drie jaar oud geworden. Ze kreeg hersenvliesontsteking, raakte verlamd en werd blind en daarna is ze gestorven. Er zijn nog meer moeilijkheden gekomen. Onze zoon Jan bleek doof te zijn en moest op 4-jarige leeftijd naar een instituut in Groningen. We zijn daar in de buurt gaan wonen, want we wilden hem niet kwijt. We wilden dat hij thuis zou komen en niet daar intern. Hij leerde daar praten. Na een tijdje zeiden ze, dat hij al vijfhonderd woorden kende. Dat haalde hem langzamerhand uit zijn isolement. Maar hij kreeg later een keer difterie. Hij raakte verlamd en was alles wat hij geleerd had kwijt. Hij heeft toen een halfjaar in het ziekenhuis gelegen. Later is het allemaal goed gekomen. Hij is nu al 61 jaar. Dankzij een heel goed gehoorapparaat kan hij nu ook horen.

We hebben ook in Noord-Holland gewoond. Ik schreef een sollicitatiebrief naar een verzorgingshuis, waar een echtpaar werd gevraagd. Eerst hoorde ik niets, maar plotseling stond er een auto voor de deur. Mijn brief was eruit genomen vanwege het taalgebruik en het handschrift. Ik werd na het gesprek direct aangenomen. Toen ben ik directeur geworden. Later werd het voor mijn vrouw te zwaar. Ik heb daarna nog een poos gewerkt in een ander verzorgingshuis, als kok.

Tot mijn honderdste jaar heb ik elke dag 10 kilometer gefietst. Mijn broertje komt regelmatig op bezoek. Ja, hij komt pas kijken. Hij is pas 94 jaar. Na de dood van mijn vrouw heb ik veel gehad aan de vriendschap met mevrouw Terpstra. Vijftien jaar was ze mijn vriendin, maar op mijn verjaardag, toen ik 103 jaar werd, is zij plotseling gestorven. Daar heb ik veel verdriet van. Ik geniet heel veel van Het Zoeklicht.
Nee, ik zie niet tegen de dood op. Je bent er bewust mee bezig, maar dan in de positieve zin van het woord. Elke morgen bid ik om nieuwe kracht, maar altijd onder dankzegging. Ik mag de Heiland kennen en eens zal ik Hem zien. Dat is toch zo’n grote genade. Hij is mijn eeuwig erfdeel! De dokter vroeg mij vorige week wat mijn geheim is zo gezond te blijven. Ik zei hem dat ik een Vriend had. Vriendschap is altijd goed, zei hij. Ik zei dat ik dat niet bedoelde, maar dat Jezus mijn vriend is. Vanmorgen las ik het dagboekje van Johannes de Heer (uitg. 1941), waar ik elke dag uit lees, over Matt. 12:37. Hij schrijft daar dit bij: ‘Zaai een gedachte en er groeit een woord; zaai een woord en ge oogst een daad.’ Ja….dat is mooi hé? Daarom vond ik het zo fijn dat ik tegen de dokter kon zeggen dat Jezus mijn Vriend is aan Wiens zijde ik elke dag mag wandelen – door genade.”

Feike ter Velde