Geheim van het heil

Feike ter Velde • 88 - 2012 • Uitgave: 6
In de evangeliën lezen we dat de Here Jezus in Zijn onderwijs in de Tempel en op straat in gelijkenissen spreekt, die Hij verder helemaal niet uitlegt. Mensen bleven dat kennelijk interessant en spannend vinden, want de schare bleef Hem achtervolgen. Natuurlijk ook vanwege de wonderen die Hij deed. Waarom hult Jezus zich in zulke onbegrijpelijke termen als de gelijkenissen, die men kennelijk ook nog willekeurig kan uitleggen?
Wat zijn de geheimen van het heil?


Ja, waarom doet de Here Jezus dat: tot de mensen spreken in de geheimtaal van de gelijkenissen? Wat is daar nu de zin van? Dat is precies wat Zijn discipelen Hem vragen: ‘Waarom spreekt U tot hen in gelijkenissen?’ (Matteüs 13:10). De Here Jezus had net een gelijkenis verteld over de zaaier, die uitging om te zaaien. Er was veel gebeurd in de voorafgaande hoofdstukken. Heel veel mensen waren door Jezus genezen (Matteüs 12:15) en zelfs een van boze geesten bezeten man, die bovendien nog blind en stom was, werd bevrijd en genezen (12:22). Dat waren natuurlijk hele spectaculaire gebeurtenissen, waardoor de mensen in grote getale uitliepen om Hem te zien en te horen. Wie is die man? Hij is toch niet de Zoon van David, zei men. Met andere woorden: Hij is toch niet de Messias?
Er ontstaat commotie en debat en de geestelijke leiders wisten direct hoe het zat: ‘Jezus drijft boze geesten uit door Beëlzebul, de overste der geesten’ (:24). Zo, nu hadden ze het een plek gegeven, ze hadden hun gezag behouden – zij wisten immers waar dit vandaan kwam – zij hadden geestelijk inzicht en geestelijke kennis. Zij verhieven zich boven de schare en boven Jezus. Maar Jezus noemt hen ‘adderengebroed’ (:34). Zij praatten immers onzin, zij spraken uit de boosheid en de slechtheid van hun eigen binnenste. Zij waren niet in staat iets goeds te zeggen. Jezus ontmaskert deze leidslieden publiekelijk en snoeihard. Ondanks de wonderen van Zijn genade in de genezing en bevrijding van zieken en bezetenen beoordelen deze Farizeeën hem zó negatief, namelijk als werker van de duivel. Hoe ernstig is deze situatie! Hoe diep kan een werker in het Koninkrijk – dat waren de Farizeeën toch, geestelijke leiders – vallen en hun eigen inzichten en misvattingen blijven volgen!

Maar dit is wel de context waarin Jezus de zeven gelijkenissen in Matteüs 13 uitspreekt en de discipelen vragen naar het waarom van de gelijkenissen. Het antwoord is zeer intrigerend en we moeten de tijd nemen om de diepte ervan te doorgronden.
In de eerste plaats zien we dat de Farizeeën niet door de wonderen van Jezus tot een ander inzicht komen. Ze hadden toch kunnen worden overtuigd van het bijzondere van de Persoon van Jezus, waardoor ze hun hele houding hadden kunnen wijzigen. Maar dat gebeurde niet en dat zien we door de hele Bijbel heen. Bij de grootste wonderen, zelfs bij de opwekking van Lazarus, neemt de vijandschap jegens Hem alleen nog maar toe. Conclusie: mensen komen door wonderen niet tot geloof!
Dat geldt ook voor de grote massa’s die Hem volgden, die Zijn wonderen wilden zien en wilden genieten van het spectaculaire. Ze genoten ook van de wonderbare spijziging en liepen Hem na. Zij verbaasden zich Hem in Kapernaüm aan te treffen (Johannes 6:25), want hij was ’s nachts Zelf over het water naar de overkant gelopen. Ze genoten van Hem. Totdat Hij ging zeggen wie Hij werkelijk was en wat Zijn bediening was. Hij was gekomen om het Broods des levens te worden. Hij was gekomen om Zijn lichaam te geven als ware spijze voor de mens. Hij was gekomen om zichzelf te geven in het oordeel van de dood, om hen die daartoe veroordeeld zouden worden, te bevrijden. Dat begrepen ze niet en dat wilden ze ook niet aannemen. Als Hij dat gaat uitleggen, lopen ze allemaal van Hem weg (Johannes 6:66). Ze verstonden het geheimenis van het Koninkrijk der hemelen niet.

Hoe staat dat met ons… met de gemiddelde mens in de kerk? We zouden er eigenlijk een onderzoek naar moeten doen. Maar zonder dat kunnen we misschien wat dieper ingaan op de vraag: wat is dat geheimenis? Het komt ter sprake na de gelijkenis over de zaaier en over het zaad, dat maar deels opkomt! Er blijken allerlei belemmeringen te zijn in het hart van een mens. Jezus legt aan Zijn discipelen uit in welke beeldspraak Hij sprak in dit verband. Bij de eerste groep is er sprake van dat zij de Boodschap niet verstaan en het zaad wordt geroofd door de boze. Het viel op de weg, die langs de akker loopt. Die weg loopt daar al generaties lang, van vader op zoon. Generaties lang platgetrapt. Het is de harde plek van de – ook religieuze – traditie waar niets nieuws op groeien kan.
De tweede groep heeft geen geestelijke diepgang. Men kan en wil niet ingaan op de betekenis van het evangelie en het kan dan ook geen wortel schieten. Men gaat over tot de orde van de dag. De derde groep wordt in beslag genomen door aardse dingen, vooral door geld: het gebrek aan geld, de armoede en het bedrog van de rijkdom. Ook daar is sprake van geestelijke onvruchtbaarheid.

Het geheimenis is dat het Woord van het evangelie door de Heilige Geest in het hart van een mens moet worden binnengedragen. Daar gaan wij gewoonweg zelf niet over! Zelfs de Here Jezus zegt dat ook Hij daar niet over gaat! ‘Alles wat de Vader Mij geeft, zal tot Mij komen…’ (Johannes 6:37).
Hier hebben we het begin van de onthulling van het geheimenis! Verderop zegt de Here Jezus: ‘Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem trekke’ (Johannes 6:44). De sleutel tot het geheimenis ligt bij de Vader in de hemel.
Nu moeten wij niet onmiddellijk proberen dit weer in onze theologische redeneringen of theologische denkkaders te plaatsen. Want het blijft een geheimenis en het laat zich niet in onze opvattingen of wetmatigheden persen. Dan zijn we het gelijk ook weer kwijt, raken mensen in verlegenheid en onzekerheid. Het geheim is dit, dat het Woord van het evangelie, dat is de boodschap van Jezus’ plaatsvervangend sterven en Zijn opstanding, het zaad der wedergeboorte is (1 Petrus 1:23-25)! Dat Woord werkt door de Heilige Geest, los van de mens die dat Woord hoort. Dat is het wonder!
Dit betekent dat de prediker op de kansel niet verantwoordelijk is voor de uitkomst van zijn prediking. Hij kan daar ook verder niets aan bijdragen. Dat gaat buiten hem om. Hij hoeft ook geen moeilijke constructies te bedenken die mensen moeten overtuigen van zijn rechtzinnige theologie of van zijn theologisch gelijk. Hij moet uit een gereinigd hart en met reine lippen het heerlijke nieuws doorgeven en dan doet de Heilige Geest het werk. De woorden van de prediker worden het levende Woord: zaad tot Wedergeboorte! Dat blijft een geheimenis.

Een ongelovige man bracht zijn vrouw op een zondag waarop het sneeuwde naar de kerk en hij zou haar ook weer ophalen. Hij besloot te blijven, zonder dat zij dat wist en stond gedurende de preek achterin de kerk. Het Woord van God raakte hem die morgen als de bliksem, vertelde hij mij later. Hij had alle argumenten tegen het christelijk geloof al vele malen verwoord en verdiept, maar het werk van jaren smolt die zondagmorgen volkomen weg om plaats te maken voor nieuw leven, dat hij niet kende. Wat hij ook, indien vooraf gevraagd, niet wilde, absoluut niet! En toch…! Kijk, dat is het geheimenis van het Koninkrijk der hemelen!

Feike ter Velde