Geheimenissen van het koninkrijk der hemelen (2)

Henk Schouten • 82 - 2006/07 • Uitgave: 6
Er had zich een enorme grote groep mensen verzameld. Al die mensen wilden die Éne man horen spreken. Ze hadden al veel van Hem gehoord en nu was er de kans Hem zelf te horen. Ze hadden gehoord van wonderen die Jezus deed, misschien zouden ze nu zelf wel een wonder aanschouwen.
Natuurlijk wilde Jezus ook graag gehoord worden, daarom was Hij in een boot geklommen en iets uit de kust gevaren. Een bijzondere preekstoel. Misschien bent u wel eens in die buurt geweest en hebt u geprobeerd zich voor te stellen hoe het was? In die tijd zat de spreker terwijl hij zijn onderricht gaf, de hoorders stonden of zaten erbij. De Heer spreekt in gelijkenissen, dat schijnt in die tijd niet ongewoon te zijn geweest. Eenvoudige, door iedereen te begrijpen gebeurtenissen kregen een diepere geestelijke betekenis.

Op die manier begint de Here Jezus dit bijzondere onderwijs:
“Zie een zaaier ging uit om te zaaien.” U kent de gelijkenis wel, u vindt hem in Matteüs 13:1-9. De discipelen vroegen zich af waarom de Heer in gelijkenissen tot hen sprak. Opvallend, daar wordt wel eens overheen gelezen, is dat de discipelen vragen waarom Jezus tot hen, dat is tot de schare, in gelijkenissen sprak. De discipelen maakten dus een onderscheid tussen zichzelf en de schare. Zo gaat de Heer er ook op in. “Omdat het u gegeven is de geheimenissen van het koninkrijk te kennen, maar hun is dat niet gegeven” (Matteüs 13:11). De Heer maakt dus een onderscheid tussen mensen die de dingen wel begrijpen en zien en mensen die niet (willen) begrijpen en niet (willen) zien.
Dat is iets dat me altijd weer bezig houdt. Hoe komt het dat dezelfde woorden sommige mensen raakt en hun leven tot hun heil beïnvloedt, terwijl andere mensen, die dezelfde woorden hebben gehoord, daar schijnbaar totaal onbewogen onder blijven. Deze tweedeling onder de mensen is er al sinds de hof van Eden, dikwijls Paradijs genoemd. Twee zonen, Kaïn en Abel: dezelfde ouders, dezelfde opvoeding, de één Godvruchtig, de andere heeft de twijfelachtige eer de eerste moordenaar te zijn. Hoe dikwijls herhaalde zich dat in de geschiedenis? Kinderen uit hetzelfde gezin, sommigen gaan gelovig op, anderen keren de God van hun vaderen de rug toe. Sommigen is het gegeven de gelijkenissen van het koninkrijk te kennen, anderen niet.

De Heer citeert Jesaja 6:9-10, daar staat: “Ga, zeg tot dit volk: hoort aldoor – maar verstaat niet, en ziet aldoor – maar merkt niet op. Maak het hart van dit volk vet, maar zijn oren doof en doe zijn ogen dichtkleven, opdat het met zijn ogen niet zie en met zijn oren niet hore en zijn hart niet versta, zodat het zich niet bekere en genezen worde.” Aan hen wordt de profetie van Jesaja vervuld. De zogenaamde geestelijken rondom Jezus zullen welhaast uit elkaar geklapt zijn van boosheid, zij snapten heel goed dat Jezus hen op het oog had. De waarheid komt altijd hard aan bij mensen die niet in de waarheid willen gaan. Dan is het buigen of barsten.

Zegen en heil is er voor hen die wel willen luisteren en begrijpen, zoals de discipelen: “Uw ogen zijn zalig omdat zij zien en uw oren, omdat zij horen” (Matteüs 13:16). Wat nodig is, is een open houding die verwonderd luistert naar de dingen die Jezus onderwijst. Wie zo luistert, kan begrijpen. Aan hen en ons legt de Heer de gelijkenis uit.
De vier soorten bodem vertegenwoordigen vier soorten van luisteraars. Er zijn mensen die het evangelie volledig verwerpen. De blijde boodschap is aan hen helemaal niet besteed. De tweede groep, is in eerste instantie wel enthousiast, maar kent geen diepte. De boodschap kan niet echt wortelen. De derde groep hoorders laat zich voortdurend door allerlei dingen wegtrekken van de blijde boodschap zodat die ook bij hen geen vrucht kan dragen. De vierde en laatste groep blijkt zegenrijk te zijn, er is op verschillende manieren een rijke vrucht.

Deze gelijkenis wijst niet naar het koninkrijk dat komen gaat, het is niet het duizendjarig vrederijk dat in beeld komt. Tijdens dat komende vrederijk zal de wet van God in de harten van de mensen geschreven staan. In dat komende koninkrijk is het niet nodig dat de één de ander onderwijst, want de wil van God zal ieder bekend en vertrouwd zijn, zo profeteert Jeremia 31:33-34 waar we lezen: “Maar dit is het verbond dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na deze dagen, luidt het woord des Heren: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven, Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn.”
Onze gelijkenis leert niet dat de wereld ‘vanzelf’ steeds beter wordt. Deze gelijkenis leert juist het tegenovergestelde, de grote meerderheid zal het evangelie juist verwerpen.
Dit komt helemaal overeen met de werkelijkheid die we dagelijks zien. Natuurlijk zijn we blij wanneer we van opwekkingen horen; we mogen danken wanneer we daar zelf deel aan mogen hebben. De werkelijkheid is dat de wereld vuiler en onrechtvaardiger wordt en steeds verder afdwaalt van de dingen van de Here God. Daarnaast weten we ook dat er een groep in de wereld is die bij Jezus hoort. De gemeente, de bruid: zij leeft haar Heiland toegewijd, zij kent verdieping van geloof, zij ervaart zegen op haar getuigenis.

Niet iedereen ziet dit, dat is precies wat de Here Jezus bedoelt in dit bijbelgedeelte. “U is het gegeven, hun is dat niet gegeven!”
De vraag komt boven en moet gesteld worden: Ziet u deze dingen en draagt het zaad vrucht in uw leven?

Henk Schouten