Geloof en wetenschap: Zij horen bij elkaar!

Feike ter Velde • 87 - 2011 • Uitgave: 21
Kerk en wereld dreven in het jaar 1000 al uit elkaar. Het verwachte Godsrijk was niet gekomen. Hoe moet dat nu verder? De wereld van wetenschap en techniek en de kerk gingen sindsdien ieder hun eigen weg. In de kerk werd de waarheid niet gevonden, zo is gebleken.
De empirische wetenschap – feiten die onderzocht zijn – geven uiteindelijk het laatste antwoord op alle vragen. Maar is dat wel zo?


In de Tijdspiegel van Het Zoeklicht nr. 19 zagen we dat er in het jaar 1000 – onder paus Silvester II – eigenlijk al een scheiding kwam tussen kerk en staat, geloof en wetenschap, leer en leven. Immers, de theologie klopte niet meer. Men had in de kerk – vooral door de grote invloed van de kerkvader Augustinus (5e eeuw) – vastgesteld dat we nú in het Vrederijk zouden leven. Koning en priester heersten in het Romeinse rijk: de keizer christen en de paus in Rome aan het hoofd van de kerk. De gehele oecumene werd christelijk bestuurd. Bewijs dat het Vrederijk hier en nu tastbaar was.
Hoe kwam men daartoe? Kerkvader Augustinus had de leer der opstanding dramatisch veranderd. Hij had namelijk de eerste opstanding (Openbaring 20:6) de wedergeboorte genoemd en wel in zijn grote, tweede levenswerk, Civitate Dei – de stad Gods. Hij wilde de burgers van het rijk een hart onder de riem steken en ze een boodschap van hoop meegeven voor het leven van elke dag.
Hij maakte het christelijk geloof toegankelijk, althans dat bedoelde hij te doen, voor het hele volk: kijk, God heeft Zijn rijk onder ons opgericht! De wedergeboren mens – lees: de kerk – heerst in het vrederijk met Christus, deze duizend jaar. Boven, in de hemel, de triomferende kerk en beneden op aarde de strijdende kerk, die geroepen wordt tot overwinning en realisering van het Rijk Gods op aarde. Augustinus stimuleerde en praktiseerde het bidden op de graven van gestorven gelovigen, dat is het aanroepen van de heiligen. Hierdoor is de roomse heiligenverering ontstaan.

Dat alles werd tot een dramatische ommezwaai in de theologie en in het denken van de kerk over de toekomstige dingen. Heel de eschatologie – dat is: de leer aangaande de toekomst – raakte van toen af buiten het beeld van de theologie… tot op vandaag! Grote delen van de Bijbel werden afgedekt met een leer van vergeestelijking. Wat er concreet in de Schrift staat, moest van toen af aan vertaald, omgeduid worden in een theologische en vergeestelijkte exegese. De zeggingskracht van de belofte – juist in zaken rond de wederkomst van Christus, zoals bijvoorbeeld het herstel van Israël – werd hierdoor weggenomen. Wat niet paste in de nieuw geschapen kaders werd weg getheologiseerd, wat geen uitleg behoefde – bijvoorbeeld Christus komt eens terug – kon blijven staan. Als het maar niet om concrete interpretatie gaat!

Aan het einde van de 10e eeuw echter, dus in het jaar 1000, moest de kerk constateren dat het Vrederijk niet was gekomen. Dit leidde tot een uiteengaan van kerk en staat, zoals ik daarover schreef in nr. 19. Kerk en staat, geloof en wetenschap, leer en leven, werden van toen af uit elkaar getrokken. Dat had grote consequenties en is vandaag opnieuw een fel debat. Wetenschappers die zichzelf atheïst noemen, doen vandaag in de media allerwegen van zich spreken. Het boek The God Delusion (God als misvatting) van de Britse wetenschapper Richard Dawkins is daar een sprekend voorbeeld van. Dawkins laat in allerlei lezingen en interviews zijn haat zien tegenover God en christenen en gebruikt daarvoor allerlei belachelijke voorbeelden om de dwaasheid van het christelijk geloof aan te tonen. Hij zegent het atheïsme als het onvermijdelijke gevolg van de voortschrijdende natuurwetenschappen. De wetenschap heeft God overbodig gemaakt, beweert hij. Sterker nog: God heeft geen enkele ruimte of betekenis meer bij het verklaren van de wereldwerkelijkheid.
Maar… hoe meer hij praat, des te zwakker en des te dwazer worden zijn argumenten. Want het is in de geschiedenis van de wetenschap juist een feit – en dat weet Dawkins c.s. ook – dat de Bijbelse scheppingsleer de opkomst en de voortgang van de natuurwetenschappen sterk heeft bevorderd. De christen weet: ‘De hemelen vertellen Gods eer en het uitspansel verkondigt het werk Zijner handen’ (Psalm 19:2).
De bestudering van de schepping wordt vanuit de Schrift aangemoedigd om zo des meer de glorie van God te kunnen zien met eigen ogen. Immers, de Schrift zegt: ‘…uit Zijn werken (de schepping) is Gods eeuwige kracht en goddelijkheid met het verstand te doorzien…’ (Romeinen 1:20).
In kerk en theologie ging men sinds de reformatie, maar daarvoor ook al, spreken van de Godsopenbaring door twee boeken, namelijk de Bijbel en het boek van de natuur. De 17e eeuwse dichter Angelus Silezius schreef:
De schepping is een boek
Wie werkelijk goed kan lezen
Die ziet daarin zeer schoon
Des Scheppers werk en wezen

De natuur wordt hier, maar dat is mede ontleend aan de Bijbel, gezien als openbaring van God en Zijn goddelijke Wezen, als Dabar en als Logos – het Woord. De Geest en de natuur horen bij elkaar, omdat de natuur uit de Geest is voortgekomen. De Duitse medicus Paracelsus (1494-1541) zei dat de mens de hele natuur in zich draagt en daarom de gedachten van God kan bedenken, na-denken. Christenen en christenwetenschappers hebben heel wezenlijk bijgedragen – en drágen heel wezenlijk bij – aan de ontwikkeling van wetenschap en techniek. De bewering van sommigen, bijvoorbeeld mensen als Richard Dawkins, dat de natuurwetenschap op zichzelf atheïstisch is, hebben het glansrijk mis. Toen Dawkins in een interview werd gevraagd naar bewijzen van evolutie van het menselijk gen moest hij het antwoord schuldig blijven. De camera liep gewoon door ondanks zijn verzoek die uit te zetten, maar het antwoord kwam niet. Op wezenlijke wetenschappelijke vragen moet ook Richard Dawkins inbinden. En dat is maar goed ook. Goed ook dat er christenwetenschappers zijn, die de wezenlijke vragen willen stellen en zo de arrogantie van dat agressieve atheïsme – dat in de media alle wind in de zeilen heeft – kunnen ontmaskeren.
God heeft de wereld geschapen en die wereld vervolgens aan de mensen gegeven. De mens kan heel het werk van God onderzoeken en al doende ontdekken dat er een intelligente Maker moet zijn, die intelligentie heeft ingebracht in de schepping, in de levende cel en in de kleinste partikeltjes van de materie. Een ongelovige wetenschapper, die kandidaat was voor de Nobelprijs natuurwetenschappen en zich vooral bezig hield met de nanotechnologie, verklaarde voor de VPRO-televisie in zijn uitleg van deze nieuwe technologie, dat hij weliswaar ongelovig was, maar dat hij tot de slotsom is gekomen dat je bijna wel móet geloven dat er een God bestaat. Dit vanwege de verbazingwekkende wereld van de kleinste deeltjes in de materie. Om even de gedachte te bepalen: technologie op nanoschaal betekent tachtigduizend(!) maal kleiner dan de doorsnee van een hoofdhaar.
De ontwikkeling, ook in Nederland, van de nanotechnologie is stormachtig en zal tot grote en verbazingwekkende resultaten leiden, in alle takken van de industriële productie, de elektronica en de medische wetenschap. Sommigen spreken al van een nieuwe industriële revolutie. En dat is alleen maar mooi, omdat de mens steeds meer ontdekt van wat in Gods schepping aanwezig is. Een wetenschap echter zonder God en zonder Zijn gebod kan makkelijk verdwalen en zál ook verdwalen in een warrig net van vragen over ethische normen. Dat was al zo bij de medische ontwikkeling van abortus provocatus en op tal van andere terreinen. Voor ethische vragen hebben we de absoluten van Gods geboden nodig. Zonder dat is er geen fundament om op te staan. Dan komt de ethiek niet verder dan wat een meerderheid van mensen vindt over een bepaalde zaak. En die uitslag is niet á priori ‘goed’ te noemen. In de jaren ’30 was er een meerderheid in Duitsland die ervoor koos om de Joden uit te roeien; men verkoos de politiek van Adolf Hitler, die dat in zijn politieke programma had opgenomen. De mens, van nature zonder Gods geboden, ook de wetenschapper, heeft eerst een vast fundament onder de voeten nodig van het absolute van Gods gebod. In het laatstgenoemde voorbeeld is dat: Gij zult niet doden. Dat is absoluut, daar is geen discussie over mogelijk, omdat niet niet betekent!

Gewapend met Gods geboden kan ook elke christenwetenschapper bezig zijn op het gebied van de natuurwetenschap en de ontwikkeling van de technologie. Zonder de kaders van Gods geboden scheppen we ons een anonieme macht, een Babylonische macht die heerst over ons leven, namelijk die van wetenschap en techniek. Bij een voortschrijdende wetenschap tekenen zich die griezelige contouren steeds meer af. Voor de christenwetenschapper gaat theologie vooraf aan technologie. De christenwetenschapper weet dat geloof en wetenschap samen door het leven moeten gaan en niet afzonderlijk. De christenwetenschapper weet van de trouw van de eeuwige God en dat Hij die trouw ook heeft ingebracht in het functioneren van de natuur. Het hele universum is betrouwbaar, de opkomst van de zon is tot op honderdsten van seconden te berekenen en dat geldt ook voor de baan van alle andere hemellichamen. De wetten, de natuurwetten, geven daar woorden aan. De bewegingswetten van de planeten werden al in de 17e eeuw door de christenwetenschapper Johannes Kepler opgesteld en werden door de 17e-eeuwse christenwetenschapper Isaac Newton, op grond van zijn zwaartekracht- en bewegingswetten, bevestigd. Sindsdien en tot op vandaag kennen we het heelal als een nauwkeurig werkend uurwerk, waarvan de loop met zeer grote precisie is te berekenen; men kan terugrekenen en vooruitrekenen. Alles werkt zoals ooit door de grote Schepper aller dingen is vastgelegd.
Het geschreeuw van mensen als Richard Dawkins en anderen over God krijgt in dit licht iets ordinairs. Natuurlijk behoeven wetenschappers zich niet per se met de Bijbel bezig te houden als zij hun wetenschappelijk werk verrichten. Maar als zij de resultaten van hun wetenschappelijke werk gebruiken om het bestaan van God te bestrijden met bewijzen uit de wetenschap, dan is er een vijand van ons geloof opgestaan, die we behoren te bestrijden met de kracht van argumenten. Gods voetstappen zijn in de schepping voor elke gelovige evident. De schepping is immers uit Hem voortgekomen? Daarom: geloof en wetenschap horen bij elkaar!

Feike ter Velde