Geloven in woord en daad

Jacco Stijkel • 84 - 2008 • Uitgave: 24
Van de St. Jakobkerk naar de Jacobuskerk in Enschede is ruim een halve kilometer. Ruim 200 mensen, het merendeel Assyrische christenen, liepen onlangs deze route als stille tocht. “Wij konden niet langer zwijgend toezien”, aldus initiatiefnemer en CDA-gemeenteraadslid Sabri Gabriël. Deze woorden hebben mij aan het denken gezet.

De deelnemers aan de stille tocht wilden hun solidariteit betuigen met de Assyrische christenen in Noord-Irak. Sinds september gebeuren daar de vreselijkste dingen. Vooral in de stad Mosul (dichtbij ruïnes van Ninevé) is het geweld explosief opgelaaid. Mosul is een stad waar christenen een minderheid zijn tussen Koerden, Soennieten en Sjiieten. Duizenden christenen zijn Mosul inmiddels ontvlucht. Zeker elf christenen zijn gedood. Sabri Gabriël vertelde mij dat ook een geestelijke de dood had gevonden. “Door onthoofding. Onvoorstelbaar dat iemand die het woord van God verkondigt en naastenliefde predikt op zo’n vreselijke wijze wordt vermoord.”
Sabri Gabriël noemt zich in de eerste plaats een gelovig man. Voor hem is de stille tocht een koppeling tussen woord en daad van zijn geloof. Dat spreekt mij aan, omdat wij als christenen te vaak zwijgend toekijken op de dingen die gebeuren in ons land, onze stad of ons dorp. In plaats van dat we onze stem laten horen, laten we ons te vaak in een stil hoekje drukken. Ik vraag me wel eens af wat daarvoor de redenen zijn. Durven we daadwerkelijk ons geloof handen en voeten te geven? Zijn we als christenen zichtbaar in de samenleving? Kennen wij de Bijbelse antwoorden en willen we anderen ook daarop wijzen?
Jacobus is in zijn brief duidelijk. ‘Wat baat het, mijn broeders, of iemand al beweert geloof te hebben, als hij geen werken heeft? Kan dat geloof hem behouden? Stel, dat een broeder of zuster gebrek heeft aan kleding en aan dagelijks voedsel, en iemand uwer zegt tot hen: Gaat heen in vrede, houdt u warm en eet goed, zonder hen echter van het nodige voor het lichaam te voorzien, wat baat dit? Zo is het ook met het geloof: indien het niet met werken gepaard gaat, is het, op zichzelf genomen, dood’ (Jak. 2:14-17). In vers 24 schrijft de apostel: ‘Gij ziet, dat een mens gerechtvaardigd wordt uit werken en niet slechts uit geloof.’ Jakobus geeft duidelijk aan dat woord en daad bij elkaar horen.
Het mooie is dat onze daden niet uit onszelf zijn, maar uit God. Onze goede daden zijn genade van God. Paulus schrijft immers: ‘Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God; niet uit werken, opdat niemand roeme. Want zijn maaksel zijn wij, in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen’ (Ef. 2:8-10). Jakobus en Paulus laten een duidelijk verband zien tussen geloof en werken. Dat doen zij vanuit een eigen gezichtspunt, maar waar het om gaat is dat werken en geloof onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Daden volgen vanuit het geloof. Het gaat om onze verantwoordelijkheid: geven we (en hoe) ons geloof handen en voeten. En hoe wonderlijk is het dan om te ontdekken dat in deze daden de genade van God wordt weerspiegelt.
Als ik het evangelie lees, kom ik een liefdevolle Heiland tegen, maar ook een Here die dingen heel scherp verwoordt. Iemand die dingen bij de naam noemt en confrontaties niet uit de weg gaat. Jezus gaf vanuit de Schrift antwoord op actuele vragen. Rechtstreeks, zonder omwegen. Hij spaarde daarbij de politieke (Herodes) en religieuze (schriftgeleerden, oudsten) leiders niet. Jezus sprak met vrijmoedigheid. Ik weet niet hoe het u vergaat, maar te vaak houd ik mijn mond als ik dingen zie die tegen Gods Woord ingaan. Of geef ik wat omfloerst mijn mening in plaats van aan te geven wat de Bijbel aangeeft.
Als Jezus Zijn discipelen uitzendt, waarschuwt Hij hen voor de mensen die de discipelen zullen uitleveren aan de machthebbers. Jezus zegt dan: “Wanneer zij u overleveren, maakt u dan niet bezorgd, hoe of wat gij spreken zult; want het zal u in die ure gegeven worden wat gij spreken moet; want gij zijt het niet, die spreekt, doch het is de Geest uws Vaders, die in u spreekt” (Matt. 10:19,20). Het is geweldig om te zien dat in het boek Handelingen de apostelen met een enorme vrijmoedigheid spreken en het evangelie verkondigen. Neem bijvoorbeeld het getuigenis van Petrus en Johannes voor de Hoge Raad. Petrus is ‘vervuld met de Heilige Geest’ als hij de hogepriester antwoord geeft (Hand. 4:8). Of neem Stefanus, die zich vanuit de Bijbel verdedigt en het evangelie brengt. Ook hij was ‘vol van de Heilige Geest’ (7:55). Paulus is ook zo’n voorbeeld. Hij liet zich leiden door de Heilige Geest om aan de volken het evangelie te verkondigen.
Een mooi voorbeeld is Handelingen 16:8-10, waar Paulus een visioen krijgt en een Macedonische man ziet die hem vraagt te komen om hen te helpen. Direct gaat Paulus naar Macedonië om daar Gods Woord te brengen. Zo zijn er veel voorbeelden te noemen van mensen in de Bijbel die vervuld met de Heilige Geest hun stem lieten horen. Daaraan moeten wij in onze tijd een voorbeeld nemen. In Noord-Irak en in vele andere landen worden broeders en zusters vervolgd, maar zij houden stand. Als ik nog even terugga naar mijn gesprek met Sabri Gabriël viel me ook op dat we blij moeten zijn dat we in Nederland wonen. “Hier kunnen we in vrijheid leven, met behoud van onze eigen identiteit en ons geloof uitdragen.” Dat is natuurlijk een groot goed, maar hoe vaak staan we daar werkelijk bij stil. Verbinden we daar ook consequenties aan? We geloven dat we in de eindtijd leven. De tekenen wijzen daarop. Ik noem alleen al Israël. En de situatie in het Midden-Oosten. We moeten letten op de ‘vijgenboom en op al de bomen’ (Luc. 21:29). Wij zien het uitlopen van deze bomen voor onze ogen gebeuren. Zo moeten we ook de situatie in Noord-Irak zien. Als wij dat signaleren, kunnen we ons dan stilhouden?
Als gelovigen worden wij opgeroepen om te bidden. In de eerste plaats voor onze geloofsgenoten (1Tim. 4:10). Maar de woorden van Anne van der Bijl in een interview met Andries Knevel tijdens Het Elfde Uur raakten mij wel. Van der Bijl sprak erover dat hij naar Hamas en de Taliban gaat om hen te spreken over Jezus. En dat hij graag contact zou willen met Osama Bin Laden. “Als ik een man zie, die anderen als terrorist zien, zie ik iemand waarvoor Jezus gekomen is.” En: “Wij hebben maar één boodschap dat is de liefde van God.” Dat is een opdracht voor dichtbij en veraf. Het is het enige antwoord wat wij hebben.

Sabri Gabriel gelooft in een oplossing in termen van een democratisch Irak, dat alle groepen in dat land worden gerespecteerd en zelfbestuur van de Assyrische christenen. Dat zou natuurlijk een zegen zijn voor het land. Maar er is voor Irak maar één oplossing en dat is die van Jezus. En dat geldt niet alleen voor landen in het Midden-Oosten, dat geldt net zo goed voor Nederland. Voor de stad of het dorp waar u woont. Als niet-gelovige mensen Christus willen kennen, dan kan dat alleen door ons en in de gemeente. Paulus beschrijft de gemeente als een plek waar het ‘geheimenis van zijn wil’ bekend wordt gemaakt (Ef. 1:9) en in 2 Korintiërs 3:3 ‘daar gij toont een brief van Christus te zijn, door onze dienst opgesteld, niet met inkt geschreven, maar met de Geest van de levende God, niet op tafelen van steen, maar op tafelen van vlees in de harten.’
Juist in deze eindtijd moeten we als gelovigen deze ‘levende brief’ zijn. Net als onze Heiland liefdevol en vanuit de Bijbel onze stem laten horen en voorleven wat God van ons vraagt. Dat kunnen wij alleen vanuit de kracht van de Heilige Geest. Dat is onze opdracht.

Jacco Stijkel