Geopende ogen voor de ethische consequenties van het grote geheimenis

drs. J.G. Hoekstra • 85 - 2009 • Uitgave: 9
Geopende ogen voor de ethische consequenties van het grote geheimenis
– Gods doel, het huwelijk –


Het vorige artikel eindigde met de constatering dat het huwelijk qua authenticiteit en waarde tot op het kerkelijk erf onmiskenbaar devalueert. Helaas is het evangelische en orthodoxe deel hierbij niet uit te sluiten. Een hernieuwd bewust worden van de heiligheid van het geheimenis en daarin van het huwelijk (het grote geheimenis) is allerminst een overbodige zaak. Er zou geen grotere aanbeveling van de waarheid en de kracht van het christelijk geloof moeten zijn dan het christelijk huwelijk, de band tussen man en vrouw, al gedacht en gewild van voor de grondlegging der wereld, in de liefde van Christus de Bruidegom voor Zijn bruid, de gemeente. Het wel of niet hebben van geopende ogen voor het grote geheimenis - Gods doel, het huwelijk - heeft onherroepelijk ethische consequenties.
Het kan welhaast niemand zijn ontgaan, dat er zich juist op het vlak van de relatie-ethiek een gigantische aardverschuiving heeft voorgedaan. We kunnen niet anders dan concluderen dat het de vader van de leugen is, de duivel, die voluit de aanval heeft ingezet op Gods oorspronkelijke doel en menig christen met blindheid heeft geslagen wat betreft het grote geheimenis.

Vanuit de Bijbel wordt duidelijk dat de duivel deze aanval vanaf het begin heeft ingezet op het denken van de mens. Er blijkt een (geestelijke) strijd gaande om onze gedachten (2Kor. 10:3-6). In negatieve zin spreekt de Bijbel dan ook over ‘verwerpelijk denken’ (Rom. 1:28), ‘ijdelheid van denken’ (Ef. 4:17), ‘verduisterd verstand’ (Ef. 4:18) enzovoort en roept Gods Woord op tot ‘het slechten van bolwerken’ (2Kor. 10:4), het ‘elk bedenksel als krijgsgevangene brengen onder de gehoorzaamheid aan Christus’ (2Kor. 10:5) en te komen tot een vernieuwd denken (Rom. 12:2).
De concrete verandering in denken en moraal ten opzichte van wat Gods Woord aangeeft in zake de relatie-ethiek, wordt maar al te gemakkelijk verdedigd met het oneigenlijke argument dat Gods Woord niet statisch, maar dynamisch is én dat we te maken hebben met een bewegende en bewogen God. Als motivatie wordt daarbij veelal aangedragen dat de cultuur door de tijden heen verandert en daarmee ook de vragen en problemen van mensen - hetgeen op haar beurt vraagt om noodzakelijke aanpassing van normen en waarden. Simpel gezegd, we mogen (lees ‘moeten’) het Woord aan de tijd aanpassen - we lezen de Bijbel met een andere bril. Ten aanzien van de relatie-ethiek zou dit laatste voor de christen betekenen, dat hij zijn beeld van en norm voor relaties en voor het huwelijk niet eenvoudigweg meer uit de Bijbelse gegevens kan afleiden. Vanuit een dergelijk denken wordt op steeds breder kerkelijk erf exegetisch positie gekozen in ethische zaken.
Wie de Bijbel kent, weet dat het Woord evenals God zelf onveranderlijk is. Wel blijkt uit het Woord dat God zelf nog steeds onveranderlijk bewogen is om en betrokken is op de zondige mens. Kortom, de verandering in denken en moraal ten opzichte van wat Gods Woord aangeeft in zaken als seksualiteit voor het huwelijk, het vormen van een ongelijk span, samenwonen, echtscheiding en homofilie en homoseksualiteit, kan niet betekenen dat ook Gods Woord veranderlijk is en dus aanpassing vraagt aan de tijd waarin we leven. Zondermeer mag gesteld worden dat de nu heersende seksuele moraal in het algemeen en de huwelijksmoraal in het bijzonder, volkomen haaks staan op wat de Bijbel aangeeft en de geloofsgemeenschap vanaf het vroegste begin leefde. De cultuur van nu begint onmiskenbaar de trekken van de niet-gelovige wereld ten tijde van de vroegchristelijke kerk te vertonen. Opnieuw immers lijken plezier en lust de tijd te kenmerken en viert het zogenaamde hedonisme hoogtij. De niet-gelovige die al meer de moraal van de oude tijd schijnt te willen omarmen, wordt met bijna ongekende gretigheid door de kerk gevolgd en ontvangt zelfs haar ondubbelzinnige bijval (Rom. 1:32).

De visie op het huwelijk lijkt radicaal veranderd. Het is voor velen binnen de christelijke gemeenschap nauwelijks meer het enige, laat staan heilige instituut.
De veranderde moraal blijkt inmiddels dusdanig breed en diep ingesneden, dat voor velen die zich christen noemen huwelijk en seksualiteit niet meer als vanzelfsprekend aan elkaar verbonden zijn en seksuele omgang voor het huwelijk een bijna normale zaak is. Waakte de kerk vroeger bij haar poorten door alleen hen die christen waren en geen seksuele omgang voor het huwelijk hadden gehad onder het uitspreken van een zegen in het huwelijk te verbinden, stelt zij nu geen vragen meer en is in de meeste gevallen blij aan een relatie een liturgisch opgepoetst en ceremonieel tintje te mogen geven. Binnen evangelische kring wordt al meer gesuggereerd dat seksuele omgang voor het huwelijk geoorloofd is, mits je elkaar trouw blijft.
Ongehuwd samenwonen wordt binnen christelijke kring bijkans zondermeer als alternatieve relatievorm naast het huwelijk aanvaard. Wanneer er al sprake is van een huwelijk, dan staat voor velen eerder het samenlevingscontract centraal, dan de gedachte aan een verbond.
De groeiende maatschappelijke acceptatie van homoseksualiteit maakt de homoseksuele relatievorm in brede kerkelijke kring bespreekbaar en zelfs tot zegenwaardig en gelijkwaardig aan het huwelijk tussen man en vrouw.
De huwelijksband werd aanvankelijk door veel christenen als onverbrekelijk beschouwd. Tegenwoordig zien veel christenen haar nog slechts als voorwaardelijk en hebben vaak maar weinig moeite met hertrouwen.
De drang naar liberalisering schijnt geen grenzen te kennen en de christelijke gemeenschap lijkt steeds verder af te staan van wat de Bijbel over het huwelijk aangeeft. Evenwel, alleen verbondenheid met God geeft echte vrijheid (Joh. 8:36), terwijl één ding in de praktijk almaar duidelijker wordt: de vrijheid die de wereld voorspiegelt, brengt gebondenheid.

Wie daarentegen voor het grote geheimenis geopende ogen heeft gekregen, kan niet anders dan concluderen dat in de Bijbel geen enkele grond te vinden is voor een andere relatievorm dan het huwelijk. De hierboven beschreven veranderde moraal is daarmee onverenigbaar. In Efeze 5:32 wordt de diepere bedoeling van de schepping van de mens duidelijk en daarmee tevens van de relatie tussen man en vrouw. Het door God zelf samengebrachte eerste mensenpaar fungeert niet alleen als beeld voor de verhouding man en vrouw (oertype van de huwelijkse relatie), maar in het bijzonder in deze verhouding als beeld voor de relatie Christus en de gemeente. Christus de Bruidegom, de gemeente de bruid. De verwijzing in Efeze 5 naar Genesis 2:24 geeft aan dat de aardse werkelijkheid van het huwelijk een (voor)afschaduwing is van een nieuwtestamentisch heilsfeit, het huwelijk tussen Christus en de gemeente. Realiteit bij de wederkomst, als Christus de bruid komt halen voor de bruiloft van het Lam.
Het huwelijksverbond is derhalve geen relatie waarvoor de mens zijn eigen maatstaven kan aanleggen. God ziet het huwelijk als een verbintenis waarvoor Zijn specifieke voorwaarden gelden. Als dit uit het oog wordt verloren, verliest het huwelijk zijn verkondigende waarde. Naarmate de eindtijd vordert, zal de strijd op het front van de relatie-ethiek toenemen, de strijd rond Gods doel, de eenwording met Christus.
Het mag duidelijk zijn dat je met God echt maar één kant op kunt, de goede, en die is en wordt verkondigd in het geheimenis. Alleen de relatie tussen een man en een vrouw met als doel het huwelijk is de afspiegeling van de mystieke eenheid van Christus en de gemeente. De gemeente behoort de vindplaats van heil te zijn en zij is dit als zij als basis het Woord heeft en de gekruisigde Christus predikt en zicht heeft op Gods doel en plan: het huwelijk de enig denkbare metafoor van de bruiloft van het Lam.

Drs. J.G. Hoekstra

Naar aanleiding van het boek: Geopende ogen - dit geheimenis is groot, drs. J.G. Hoekstra.