Geopende ogen voor het grote geheimenis - het huwelijk, Gods doel

drs. J.G. Hoekstra • 85 - 2009 • Uitgave: 8
Geopende ogen voor het grote geheimenis
– het huwelijk, Gods doel –


In het vorige artikel is stilgestaan bij het aan Paulus door Christus, middels openbaring toevertrouwde geheimenis. We zagen dat de inhoud van het geheimenis meerdere aspecten kent en zijn uiteindelijke vervulling vindt in het (toe)komende rijk - met de volheid der tijden (Ef. 1:10).
Het onthulde geheimenis wordt door Paulus ondermeer omschreven als de ‘verborgen wijsheid Gods, die God reeds van eeuwigheid voorbeschikt heeft…’ (1Kor. 2:7), ‘eeuwenlang verzwegen, maar thans geopenbaard en door profetische schriften volgens bevel van de eeuwige God… bekendgemaakt…’ (Rom. 16:25,26), ‘…ten tijde van vroegere geslachten niet bekend… geworden…’ (Ef. 3:5), ‘van eeuwen her verborgen… gebleven’ (Ef. 3:9), ‘eeuwen en geslachten lang verborgen… geweest, maar thans geopenbaard’ (Kol. 1:26) (nadruk jgh). Plotseling, juist door openbaring, gaven de boeken van het Oude Testament dus hun geheim prijs en lieten hun werkelijke inhoud en het doel zien. Petrus onderstreept dit ook als hij in 1 Petrus 1:10-12 wijst op ‘het zoeken en vorsen van de profeten terwijl zij naspeurden, op welke of hoedanige tijd de Geest van Christus in hen doelde, toen Hij vooraf getuigenis gaf…’ (nadruk jgh). Petrus geeft zelfs aan dat engelen hebben begeerd een blik te slaan in het evangelie (vers 12). Het ging bij de openbaring niet om een ontdekken van iets nieuws, maar om een openen van de ogen voor iets dat geweest was, is én zal zijn. Binnen de christelijke verkondiging doelt het geheimenis op de verborgen raad én wil van God.
Blijkens de Efezebrief werd de openbaring steeds dieper en voller en spitst zij zich toe in het geheim dat Paulus omschrijft als groot. We hebben het dan over de relatie tussen Christus en de gemeente: ‘dit geheimenis is groot, doch ik spreek met het oog op Christus en (op) de gemeente’ (Ef. 5:32). Paulus geeft hier de diepere zin aan van het huwelijk en wel met name van de éénheid die straks in de bruiloft van het Lam wordt bevestigd. Het huwelijk wordt zo een demonstratie van het mustèrion, geheimenis. Met recht kan gesteld worden dat het bij het in Efeze 5:32 genoemde geheimenis, gaat om het langst verborgen geheimenis.
We gaan nu in op de vraag waarmee het vorige artikel eindigde: Heeft de gemeente ten aanzien van dit grote geheimenis - het als bruid bestemd zijn voor Christus - (nog) geopende ogen?

Bestudering van de Bijbel op het huwelijk laat zien, dat het bij het huwelijk allerminst gaat om een menselijke en vrijblijvende vinding. Het blijkt met nadruk te gaan om een in Gods scheppingsorde vastgelegd gegeven - voorgenomen in de raad van Gods wil.
Paulus schrijft dat God de mens immers heeft gedacht en gewild van vóór de grondlegging der wereld en dat nadrukkelijk met het oog op Christus (Ef. 1:4). Dat de scheppingsgeschiedenis aansluitend als historisch gegeven op het huwelijk betrokken is, blijkt ondermeer uit het verwijzen van Jezus naar de scheppingsordening in de twistvraag rond scheiding. In Zijn antwoord (exegese) op de vraag of het geoorloofd is de vrouw om allerlei redenen weg te sturen (Matt. 19:3), gaat Jezus terug tot vóór Mozes en de wet, namelijk naar de schepping (Matt. 19:4-6). Hierbij moet bedacht worden dat Hij bij de schepping Zelf in de Drie-eenheid betrokken is geweest! Als niemand anders wist Hij hoe het huwelijk in oorsprong (naar Gods raad en wil, Goddelijk overleg) was bedoeld en ingesteld. Als het gaat om het kennen van Gods visie en wil met betrekking tot het huwelijk, moet je beginnen bij het eerste mensenpaar en uitgaan van Gods voornemen van vóór de grondlegging der wereld. Jezus’ woorden onderstrepen dan Gods plan en doel: één vlees zijn, het huwelijk, het grote geheimenis. Zo vinden we daarom in de schepping van de mens (Gen. 1:27) een (verborgen) blauwdruk van het grote geheimenis, terwijl Genesis 2:22-24 de kernteksten zijn als het gaat om de huwelijksgedachte. In de opgetekende scheppingsgeschiedenis is de oorsprong van de Bijbelse theologie van het huwelijk te vinden.
Het is zeker hier - en juist nu, gelet op de recente discussie rond schepping of evolutie - van belang te onderstrepen, dat het in het scheppingsbericht van de mens en Gods doel en voornemen met die bewust als tweeheid geschapen mens gaat om een historisch gegeven. Vraagtekens hier betekenen vraagtekens bij wat Jezus heeft gezegd en de apostelen hebben geleerd (denk enkel aan de zojuist gegeven verwijzing naar Mattheüs 19 en aan de door Paulus aangegeven parallellen tussen Adam en Christus en niet in de laatste plaats aan wat hij doorgeeft ten aanzien van het geheimenis). Met name Efeze 5:31 geeft aan dat het spreken over het geheimenis als zodanig historiciteit veronderstelt.
De oorsprong van het huwelijk ligt in God. Het is Zijn vastbesloten ontwerp. De echtelijke verbintenis, het huwelijk, is de vervulling van Gods oorspronkelijke wil.

In Efeze 5:32 wordt de diepere bedoeling van de schepping van de mens duidelijk en daarmee tevens die van de relatie tussen man en vrouw. Het hóe van de afzonderlijke schepping van Adam en Eva is daarbij veelzeggend. Het vertelt ondermeer dat Christus is door God en dat de gemeente is voortgekomen uit Christus op grond van Zijn Kruisoffer. Het door God zelf samengebrachte eerste mensenpaar fungeert zo niet alleen als beeld voor de verhouding man en vrouw (oertype van de huwelijkse relatie), maar in het bijzonder in deze verhouding als beeld voor de relatie Christus en de gemeente. Christus de Bruidegom, de gemeente de bruid. Realiteit bij de wederkomst - het parousiefeest, als Christus de bruid komt halen voor de bruiloft van het Lam.
Met de verwijzing in Efeze 5 naar Genesis 2:24 geeft Paulus niets minder aan, dan dat de aardse werkelijkheid van het huwelijk een (voor)afschaduwing is van een nieuwtestamentisch heilsfeit, het huwelijk tussen Christus en de gemeente. In de oudtestamentische tijd was het exclusief de voorafschaduwing van de relatie tussen God en Zijn volk Israël. God had echter aan Abraham de belofte gegeven dat in hem ál de geslachten gezegend zouden worden (Gen. 12:3). In Christus valt dan ook de scheidsmuur weg tussen Jood en Griek (Ef. 2:14) (dus niet de gemeente in de plaats van Israël!). Het menselijk geslacht vormt zo als gemeente (de gelovigen uit Israël én de heidenen) in Hem een eenheid. Het accent in het geheimenis ligt op dit één vlees worden. Alles in allen, allen in Hem. Het één worden staat daarom centraal als het kenmerk bij uitstek van het huwelijk. De eenwording maakt de eenheid tot werkelijkheid. In Efeze 5 geeft Paulus aan het huwelijk een diepere zin. Het is dé verkondiging en demonstratie van het geheimenis - Gods doel - de bruiloft van het Lam. Zó is het huwelijk Gods doel!

Gelet op het onmiskenbaar gegeven dat het huwelijk qua authenticiteit en waarde tot op het kerkelijk erf devalueert, is een bezinning en herijking, een hernieuwd bewust worden van de heiligheid van het geheimenis en daarin van het huwelijk allerminst een overbodige zaak. Er zou geen grotere aanbeveling van de waarheid en de kracht van het christelijk geloof moeten zijn dan het christelijk huwelijk, de band tussen man en vrouw, al gedacht en gewild van voor de grondlegging der wereld, in de liefde van Christus de Bruidegom voor Zijn bruid, de Gemeente.
Wie hiervoor geopende ogen heeft gekregen, zal ook de ogen geopend krijgen voor de ethische consequenties van het grote geheimenis: Gods doel, het huwelijk. Want op het vlak van de relatie-ethiek heeft zich namelijk een gigantische aardverschuiving voorgedaan. Daarover in het slotartikel.

Drs. J.G. Hoekstra

Dit is het tweede van drie artikelen n.a.v. het onlangs verschenen boek Geopende ogen - dit geheimenis is groot, geschreven door drs. J.G. Hoekstra. De titel van het eerste artikel is: Geopende ogen voor het geheimenis. De titel van het laatste artikel is Geopende ogen voor de ethische consequenties van het grote geheimenis - Gods doel, het huwelijk.