Gerard Schuiling: Hij zocht mij in Zijn liefde

Feike ter Velde • 81 - 2005/06 • Uitgave: 17
Gerard Schuiling



Hij zocht mij in Zijn liefde




Vroeger was hij eigenaar van een nachtcafé op Texel. Hij was altijd goed in zakendoen en stond bekend als een losbol die van gezelligheid en vrouwen hield. Iemand had hem eens een Bijbel gegeven, die hij uit beleefdheid aannam. Maar vanaf pagina acht kon hij niet meer stoppen met lezen. Hoe Gerard Schuiling (48) een ander mens werd.




Van werken heb ik altijd erg gehouden. Ik verdiende al vroeg mijn geld in de bollen, in de kop van Noord-Holland. Toen ik zeventien jaar was, wilde ik mijn eigen zaak beginnen. Ik had tweeduizend gulden opgespaard. Het begon met twee bedjes narcissen, die ik zelf langs de deuren ging verkopen. Al gauw had ik vijfduizend gulden opgespaard. Bij andere bollenboeren vroeg ik of ik daar ook mocht plukken. Ik betaalde ze tien cent per bosje. Alleen werken duurde me te lang, dus ik huurde acht jongens in, die voor mij gingen plukken en vijf ervan gingen uit om ze te verkopen. Dat bracht veel geld op. Vijfduizend bossen verkocht ik per week door de hele regio. Er reden dagelijks vier auto’s uit, vol met bloemen en kwamen ’s avonds leeg terug. Ik was zeventien en had zelf nog niet eens mijn rijbewijs. Maar geld had ik wel en het werd steeds meer. Ik zette twee winkels op en exporteerde ook naar Engeland en Duitsland. Dat ging een aantal jaren door en het liep als een trein. Na vijf jaar kreeg ik bezoek van de belasting en een aanslag van negenhonderdduizend gulden, achterstallige belasting en sociale premies. Ik was verbijsterd. Toen ben ik gestopt.



Ik was getrouwd en mijn vrouw had de winkels op haar naam. Maar ik was haar niet trouw gebleven. Er kwam een ander. Ik schaamde me zo voor haar, dat ik ben weggegaan en van haar ben gescheiden. Toen ik bij haar wegging heb ik heel lang zitten huilen in de auto; over de mislukkingen en de stommiteiten. Ik durfde haar niet meer onder ogen komen. Ik ben naar Texel gegaan en ben daar in de horeca begonnen. Ik pachtte eerst een nachtcafé. Het groeide als kool en er kwamen meer cafés bij en ook een kledingwinkel: T-shirts, korte broeken, petjes. Alles liep als een trein. Ik pachtte panden, huurde er ook enkele, verbouwde en betaalde alles contant uit eigen zak. Toen werd er ontdekt dat ik door eigen personeel werd bestolen, terwijl ik ze toch heel goed betaalde. Ik vertrouwde iedereen voor honderd procent. Maar in een jaar tijd bleek al honderdvijftigduizend gulden achterover gedrukt te zijn. Na controle van de boeken miste ik meer dan driehonderdduizend gulden, drie ton! Maar dat was wel verdiend, geld waar belasting over moest worden betaald. Zo raakte ik bijna alles weer kwijt, ook mijn eigen spaargeld. Toen ben ik weer gestopt.



Ik wist niet wat ik moest gaan doen. Er kwam een wonderlijke gedachte in me op: je moet eens in die Bijbel gaan lezen, die je hebt gekregen. Mijn moeder was kerkelijk opgevoed, maar sprak er nooit over en ging ook nooit naar de kerk. Ik had veel vragen. Ik zou haar een keer naar Portugal brengen met de caravan. Maar het is er niet van gekomen. We hebben de reisroute verlegd. Ze was nog nooit in Israël geweest en ik las in die Bijbel maar steeds over Israël. We vonden het een goed idee naar Israël te rijden. Via Griekenland, waar we de Acropolis beklommen, Turkije, Syrië, Jordanië en zo naar Israël. We kwamen aan bij het meer van Galilea. De hele reis las ik ’s avonds bij een waxinelichtje in de Bijbel. Nog steeds in het Oude Testament. Ik was er zó door gepakt, dat ik niet stoppen kon. Ergens in Israël, vlakbij de Dode Zee stond ik met een lege benzinetank. Ik had geen geld meer en je kon daar niet pinnen. Daar liep een Joodse jongen rond die naar Eilat wilde, helemaal in het Zuiden van Israël, bij de Rode Zee. Hij leende me spontaan tweehonderd shekel en ik beloofde hem naar Eilat te brengen. Wat een tocht, zeg! Daar aangekomen wist deze jongen waar we de caravan gratis konden neerzetten. Voorbij Eilat, richting Egyptische grens en dan aan het strand. Daar, tussen allerlei gammele tentjes ontmoetten we een bijzonder enthousiaste en spontane Nederlander. Een leuke kerel, maar ik voelde er niet voor op zijn uitnodiging in te gaan voor een soort kerkelijke bijeenkomst. De Bijbel was meer dan geweldig, maar geen kerk, oh nee, dat leek me niets. Maar als John Pex, want zo heette die Nederlander daar, tegen je gaat praten ga je óm. Dus gingen we mee. We zijn daar vijf maanden geweest en hebben daar elke dag bijbels onderwijs gekregen. Zo heb ik de Here Jezus leren kennen. Ik ben door John Pex, evangelist in Eilat onder de zwervers en de hippies, gedoopt in de Rode Zee. Ik ben een ander, een nieuw mens geworden. Gods Woord en Gods Geest hebben mij zo diep veranderd, dat weet ik zelf en dat zeggen veel mensen om me heen. Sommigen kunnen het bijna niet geloven.



Terug in Nederland ben ik eerst in een diep gat gevallen. Mijn moeder was ook tot levend geloof gekomen, maar is niet lang daarna gestorven. Ik zat nog op de puinhopen van mijn vroegere leven. Ik had er niets van gemaakt. Uit twee huwelijken heb ik twee zoons, maar wat voor vader was ik geweest? Als ik foto’s zie uit hun kinderjaren, dan stel ik mezelf de vraag: ”Waar was jij”? Ik was alleen maar met mezelf bezig. Voor hen ben ik er als vader niet geweest. Ik ben toen een hele periode depressief geweest. Ik zat in een diep dal, tot stervens toe. Ik wist eigenlijk niet hoe ik het leven weer moest oppakken en hoe ik nu verder moest. Het enige wat ik had aan houvast, was mijn geloof in de Here Jezus Christus. Ik ben toen weggegaan uit Nederland en wilde zien of ik in Brazilië een nieuw bestaan kon opbouwen. Ik bad om een nieuw bestaan, een nieuwe inrichting van mijn leven. Ik zie het als gebedsverhoring dat ik een wijze christin in Brazilië ontmoette. Zij is mijn vrouw geworden. Samen met haar bouw ik aan een stabiel leven, waarin ik vrucht mag dragen voor de Here en het Koninkrijk van God. Ik heb nu gelukkig goed contact met mijn beide zoons.



Terug op Texel bracht een goede kennis, die daar op vakantie was, mij naar de Baptistengemeente daar. Ik werd daar bijzonder hartelijk ontvangen. Men had zelfs al over me gehoord. Het was alsof ik thuis kwam. Ik wist: hier hoor ik. Ik zou de Gemeente voor geen goud meer willen missen. Hoe het gaat worden weet ik niet. Maar ik wil studeren, misschien een theologische opleiding volgen, een bijbelschool doen of zoiets. Als ik maar in Gods dienst mag staan en de rest van mijn leven volledig aan Hem mag toevertrouwen. Dat is mijn diepste wens. Hij zocht mij in Zijn liefde, Hij kocht mij met Zijn eigen bloed, zal ik Hem dan niet alles wat ik heb, overgeven?



Feike ter Velde