Geroepen of gezonden?

Joop Schotanus • 79 - 2003/04 • Uitgave: 24
Op de bijeenkomst van de oud-zendelingen, waar ik eerder over schreef, kreeg ik van een medebroeder een uitwerking over bovenstaand onderwerp. Het is iets wat ons in zendingskringen erg bezig houdt. Bovendien worden gemeenten tegenwoordig veel meer rechtstreeks betrokken bij het uitzenden van zendingswerkers die niet onder een kerkelijke, maar onder de zogenaamde geloofszendingen, uitgaan. Door de zendende kerken en gemeenten wordt wel enige vastigheid verwacht van de kandidaten, die te kennen hebben gegeven dat ze graag uitgezonden willen worden naar het buitenland. In de voorbereidende gesprekken met de kandidaten kan men zich zo eenzijdig vastbijten in de roeping van de betrokkenen, dat bij een niet al te duidelijk antwoord een wederzijds gevoel van onbehagen kan ontstaan. Vooral als men ook nog graag specifiek wil weten of iemand geroepen is naar Congo of Kenia bijvoorbeeld. Men wil een stuk zekerheid over de toekomst, dat op voorhand niet te geven is. Is er een manier om dit soort discussies te voorkomen?

Het voorbehoud van Jakobus
"Welaan dan, gij, die zegt: Vandaag of morgen, gaan wij op reis naar die en die stad, wij zullen er een jaar doorbrengen..enz...........! Gij die niet eens weet , hoe morgen uw leven zal zijn!" (zie 4:13-17). We zijn er heel bewust op ingesteld om de wil van de Here te doen, maar hoe kunnen we weten, wat Hij van ons wil? In welke mate kunnen we concreet bezig zijn, met wat de Here voor onze toekomst in petto heeft? Ook in de zendingswereld zijn er heel wat voorbeelden, dat het totaal anders uit kan pakken, dan men had gepland en verwacht. Dus als we jonge mensen mogen begeleiden in hun toekomstplannen, in verband met de zending of een of ander geestelijk werk, dan mogen we het voorbehoud van Jakobus niet vergeten. Ooit heb ik een gesprek gehad met een afgestudeerde van een Bijbelschool, die sterk overtuigd was dat hij van een bepaalde Gemeente een beroep tot voorganger zou krijgen. Toen dat niet gebeurde, reageerde hij met de opmerking:" Nu ga ik met mijn roeping het graf in". Geheel ten onrechte natuurlijk. Vanaf die tijd en ook vanuit eigen ervaring heeft het onderwerp ‘roeping’ en ‘leiding’ mijn bijzondere belangstelling gehad en dat heeft het nog altijd. Daarom was ik blij dat het werkstuk mij ter hand werd gesteld. In zo’n eenvoudige gebeurtenis op zo’n Seniors for Christ dag, zie je dan gewoon de Hand van de Here.

Het werkstuk
De uitwerking van het onderwerp, gaat na de behandeling van het voorbehoud van Jakobus, verder met allerlei mensen, die dachten geroepen te zijn naar een bepaald land en totaal ergens anders terecht kwamen. Zelfs gevallen van mensen, die voor het bepaalde land van hun overtuiging, ingescheept waren en in een buurland terecht kwamen en daar zeer zegenrijk gewerkt hebben. Anderen die gewoon in een ander werelddeel aanlanden dan op het continent van hun zogenaamde oorspronkelijke roeping en daar toch op bijzondere wijze door de Here gebruikt worden. Van David Livingstone is bekend, dat hij als zendingswerker naar China zou gaan en in Afrika belande. Vele andere voorbeelden zouden genoemd kunnen worden van mensen, die op de valreep een acute koerswijziging ondergingen, om even in de scheepsterminologie te blijven. Mensen die bij wijze van spreken op de kade stonden om uit te gaan, maar door onverwachte gebeurtenissen de boot toch moesten missen. Dit soort gevallen zijn te overvloedig bekend, om er zomaar aan voorbij te gaan, tenzij dat men zou vinden, dat de Here God soms fouten maakt in het handelen met zijn kinderen. Maar daar hoeven we niet vanuit te gaan.

Onze roeping
De nadruk mag liggen op het feit, dat het veelgebruikte woord roeping, in het Nieuwe Testament ons vooral maar één kant uitwijst. We worden geroepen om de Here Jezus toe te behoren. Het woordje roeping of een afgeleide daarvan komt meer dan 200 keer voor in de Bijbel, maar er is maar twee keer echt sprake van een roeping tot een vorm van dienst. In Rom. 1:1 wordt er van de hele speciale roeping van Paulus als heidenapostel gesproken en in de brief aan de Hebreeën wordt gesproken van de roeping van de Hogepriester tot zijn dienst. Er zijn ook maar twee gevallen dat er een roeping is voor een bepaalde plaats. Het eerste geval betreft Paulus en Barnabas. Zij hadden al een bepaalde bediening in de Gemeente van Antiochië, maar kregen vanuit die Gemeente een tijdelijke opdracht voor een werk, waar de Here hen voor wilde afzonderen (Hand. 13:2). Toen zij die taak voltooid hadden, kwamen ze terug in de Gemeente om daar verslag van te doen (Hand. 14:26). Ze werden dus via de Gemeente geroepen en kwamen terug om melding te maken van de voltooiing. Het was dus een speciale, korte termijn bediening. Het tweede geval van zo’n korte termijn bediening voor Paulus, Silas en Timoteüs, was de roep van de Macedonische man. Nadat verschillende deuren in Klein Azië voor hen gesloten werden, maakten ze uit het visioen op, dat ze door God geroepen werden voor de Thessalonicenzen. De bediening van de verkondiging hadden ze al. Het ging ook nu weer om een korte termijn opdracht, met als doel een bepaalde groep mensen te bereiken. Een roeping met een beperkte reikwijdte.

Onze zending
We zijn geroepen tot gemeenschap met Christus om van daaruit gezonden te worden. Gelijk de Vader Mij gezonden heeft in deze wereld, zend ik ook U. "De Here Jezus was in Zijn afhankelijkheid in alle omstandigheden heel attent op de vingerwijzingen van de Vader. Hoe komen we de wil van de Here te weten? Veelal niet rechtstreeks langs de weg van ons gehoor, maar door een lange aaneenschakeling van gebeurtenissen en omstandigheden. Soms moet Hij eerst onze eigengevormde overtuigingen teniet doen of ons terug doen keren van wegen die we zijn gaan bewandelen. Hij wil ons vanuit de directe gemeenschap met Christus, heel attent maken op Zijn leiding, door mensen en omstandigheden. We horen de stem van God in de ene losse opmerking van een medebroeder of –zuster. We ontdekken dat er deuren dicht gaan naar een bepaalde organisatie en dat er een contact ontstaat met een andere organisatie. We raken bepaalde overtuigingen van onze eigen voorstelling van zaken kwijt en zien Gods Hand in wat er zich ontwikkelt in onze eigen geloofsgemeenschap. We grijpen niet te ver vooruit. We wachten rustig op bevestigingen van de Here en van de Gemeente, waartoe we behoren, zodat het z’n beslag kan krijgen in de organisatie die voor ons openstaat, als die Gemeente ons het een of andere werk toevertrouwt, wat die organisatie voor ons in petto kan hebben. Zo ontkomen we niet aan de innerlijke aandrang, waarmee de Here God tot ons spreekt door wat ons overkomt. Zo komt de nadruk meer te liggen op gezonden zijn dan op geroepen te zijn. Meer op een constante leiding, dan op roeping!

Joop Schotanus