Gert Sijl: ‘Here, ik ben beschikbaar!’
Zijn vader had gevraagd: “Wat wil je worden, timmerman of machinebankwerker?” Hij begon op 15-jarige leeftijd in de bouw, nadat hij op de ambachtsschool was opgeleid tot timmerman. Hij verdiende vijf gulden in de week. Op achtentwintigjarige leeftijd was hij al uitvoerder en werd verantwoordelijk voor allerlei bouwprojecten. Nu is hij met pensioen. “Ik bad: ‘Here, ik ben beschikbaar.’ Nou, dan maak je wonderen mee, hoor!”
Gert Sijl (67), terecht lid van de orde van Oranje Nassau, is net terug uit Suriname en vertelt.
Ik ben bij de ‘voorzeiden leer’ op gevoed. Mijn vader was christelijk-gereformeerd en mijn moeder hervormd. Moeder is nooit lid geworden van de Christelijk-gereformeerde Kerk. Het betekende voor haar dat zij bij de doop van haar kinderen geen antwoord mocht geven op de doopvragen. Ze was heel bescheiden en op de achtergrond. Maar als die vragen werden gesteld en er klonk van de kansel: “Wat is daarop uw antwoord”, dan zei moeder ook altijd duidelijk ‘Ja’, wat dus eigenlijk officieel niet mocht. Ze was een stille, gelovige vrouw, orthodox hervormd, maar ze zong de hele dag liederen uit de zangbundel van Johannes de Heer. Het lied ‘Wandel maar stillekens achter Hem aan’ was haar lievelingslied. Op een gegeven moment kwamen er spanningen in de kerk. Het was een ruzie over een dominee. Mijn vader raakte er ziek en overspannen van. Op voorstel van mijn moeder is toen het hele gezin overgegaan naar de Hervormde kerk. Maar ik niet, ik was toen een jaar of achttien. Ik speelde al op het kerkorgel, ook in de dienst. Dat wilde ik graag blijven doen. Mijn ouders begrepen dat.
Ik ben getrouwd met Leida en we kregen drie kinderen. In onze woonplaats werden Bijbelstudieavonden georganiseerd en daar was Leida een keer naartoe gegaan. Die avond sprak een man uit Apeldoorn, Joop van Stormbroek. Hij was een broeder van de Vergadering van Gelovigen, maar daar hadden we nog nooit van gehoord. De volgende keer ben ik ook meegegaan. Toen is de Bijbel echt voor ons open gegaan. Op een avond sprak broeder Jan Kits sr.. Hij vroeg wie een besliste keuze wilde maken voor de Here Jezus, in het openbaar. Leida en ik zijn toen samen naar voren gegaan. Ik had wel een keuze gemaakt, al jong, achter het orgel, tijdens een indringende avondmaalspreek over de Here Jezus, die Petrus aankeek. Toen keek Jezus mij aan! Ik ben toen voor het eerst aan het Avondmaal gegaan. Ik kon niet blijven zitten en ging naar beneden van achter het orgel. Men moest wachten totdat ik weer achter het orgel zat voordat er gezongen kon worden. Maar toen bij broeder Kits, samen en in het openbaar, beleden we dat we Jezus wilden volgen en dienen. En dat is mogen groeien… alles in dienst van de Meester.
Al zo'’n vijfentwintig jaar geleden kwamen we in aanraking met de nood in Oost-Europa. We hebben veel mogen doen in praktische hulpverlening, eerst in Hongarije, later in Roemenië. In Hongarije, vijf kilometer van de Russisch-Roemeense grens, werkte een predikant. Die zijn we gaan helpen. We brachten geld, kleding en andere spullen uit Nederland. De kinderen kwamen vaak in schamele, soms veel te dunne, kleding naar de zondagsschool, met de trein of de bus. Dan konden we zorgen dat ze betere winterkleding en schoeisel kregen. Ze kregen vaak nog een tasje met spulletjes en kleren mee naar huis. We hebben steeds zó bijzonder de hulp en de leiding van God mogen ervaren. Daar sta je soms versteld van. We hadden een keer een adres in Roemenië opgegeven gekregen, waar we geld en spullen moesten brengen. Maar we konden het niet vinden. Wij vragen en uiteindelijk wist iemand het. Maar hij maakte ons duidelijk dat die persoon daar niet meer woonde, maar verderop. Een klein meisje van een jaar of twaalf zei dat ze wist waar die persoon nu woonde. Ze stelde voor mee te rijden, omdat het moeilijk te vinden was. Daar aangekomen zei het meisje dat ze terug zou lopen. Maar het was wel vijftien(!) kilometer. Dat stonden we niet toe. We hebben haar teruggebracht en een zak met kleding en schoeisel meegegeven. Ze keek ons zó dankbaar aan. Onvergetelijk. Maar we hoorden dat de persoon die op dat oude adres woonde een crimineel was, die er zeker met het geld en de spullen vandoor zou zijn gegaan. Zó leidde ons de Here steeds!
Het werk is steeds meer uitgegroeid. Later, wachtend voor de Roemeense grens, kwam een soldaat vragen: ‘Hebt u een Bijbel voor mij?’ Die hadden we, in zijn eigen taal. Hij drukte de Bijbel tegen zijn borst, had tranen in zijn ogen en bedankte ons hartelijk. We hebben steeds wonderen mee gemaakt. Te veel om op te noemen.
In Roemenië hebben we, samen met een groep Duitse christenen, een bejaardenhuis op kunnen zetten. We gingen soms wel vijf keer per jaar, terwijl ik nog volop werkte. Dat huis draait, met vijfentwintig bewoners, tot op vandaag prima. Sommige bejaarden kwamen half bevroren uit plaggenhutjes in het huis aan. We zien ze weer in april. Goederen zijn er genoeg in Roemenië, er is nu alleen gebrek aan geld.
Toen ik met pensioen ging heb gezegd: ‘Here, ik ben beschikbaar.’ We hoorden van nood in een kindertehuis in Suriname. Daar moest onderhoud aan het huis worden verricht. Samen met een collega uit de bouw, Bert Schaap, die zijn eigen bedrijf liet voor wat het was, zijn we daar drie weken aan het werk geweest. Het volgend jaar gingen we weer. We hebben spullen en geld uit allerlei hoeken gekregen. Ik zag het werkelijk als wonderen van God. Dat ook zó veel mensen bereid waren te geven, ook bedrijven. Ik houd nu ook presentaties in ons land over dit prachtige werk in Suriname. Dit huis met vijfentwintig gehandicapte kinderen en een Nederlandse ‘moeder’ - Jenny Muller, die daar al dertig jaar werkt, zijn voor mij een bron van inspiratie. Die kinderen zingen zó stralend van de Here Jezus. Je weet niet wat je meemaakt. Ze missen veel, maar krijgen nu alles, door Gods genade en de inzet van Jenny. We zijn nu verder. We hebben nieuwe panden gebouwd, alle elektrische bedradingen en de meterkasten vernieuwd, samen met andere gepensioneerde mannen die uit Nederland meegingen, allemaal op eigen kosten (!) om hun vakkennis daar in te zetten. We zijn net weer terug. We hopen weer te gaan, want er ligt nog veel werk. Ik wil nog veel meer mensen interesseren voor dit prachtige werk. Er was al een actie op enkele scholen, we kregen geld uit een legaat van een kerk dankzij een artikel in het Reformatorisch Dagblad en ook geld en materialen dankzij een artikel in de Huizer Courant. Zo hoop ik dat het groeien mag, zodat in nog meer noodzakelijke behoeften kan worden voorzien. Ik heb gemerkt dat God deuren en harten heeft geopend van zo veel lieve mensen die willen helpen en bijdragen. Leida en ik hebben met de kinderen steeds de Bijbel mogen lezen, mogen bidden, na een lange werkdag in de tropische hitte. Zo kregen we weer moed voor de volgende werkdag. Je merkt dat ze de Bijbel kennen, dat ze heel veel begrijpen van het Evangelie van de Here Jezus, van vergeving van zonden en van een nieuw leven door de Heilige Geest. Sommige grotere kinderen komen wel eens met een vraag naar het ‘waarom’ van hun handicap. Ook dan mag je de Bijbel met ze openen en proberen te begrijpen wat God ons in Zijn Woord wil leren over het lijden in ons leven en de zin ervan. Dat Hij alles van ons in Zijn liefdevolle Vaderhanden houdt en ons soms dwars door tranen en moeite heen wil zegenen, omdat Hij van ons houdt. Dat blijkt uit wat de Here Jezus voor ons heeft gedaan. En dan gaan we weer een mooi lied zingen en Hem loven en prijzen. En dan wordt alles ánders, dieper, rijker, voller! Dat hebben Leida en ik daar wel geleerd. Dan word je ook stil…”
Feike ter Velde
Gert Sijl (67), terecht lid van de orde van Oranje Nassau, is net terug uit Suriname en vertelt.
Ik ben bij de ‘voorzeiden leer’ op gevoed. Mijn vader was christelijk-gereformeerd en mijn moeder hervormd. Moeder is nooit lid geworden van de Christelijk-gereformeerde Kerk. Het betekende voor haar dat zij bij de doop van haar kinderen geen antwoord mocht geven op de doopvragen. Ze was heel bescheiden en op de achtergrond. Maar als die vragen werden gesteld en er klonk van de kansel: “Wat is daarop uw antwoord”, dan zei moeder ook altijd duidelijk ‘Ja’, wat dus eigenlijk officieel niet mocht. Ze was een stille, gelovige vrouw, orthodox hervormd, maar ze zong de hele dag liederen uit de zangbundel van Johannes de Heer. Het lied ‘Wandel maar stillekens achter Hem aan’ was haar lievelingslied. Op een gegeven moment kwamen er spanningen in de kerk. Het was een ruzie over een dominee. Mijn vader raakte er ziek en overspannen van. Op voorstel van mijn moeder is toen het hele gezin overgegaan naar de Hervormde kerk. Maar ik niet, ik was toen een jaar of achttien. Ik speelde al op het kerkorgel, ook in de dienst. Dat wilde ik graag blijven doen. Mijn ouders begrepen dat.
Ik ben getrouwd met Leida en we kregen drie kinderen. In onze woonplaats werden Bijbelstudieavonden georganiseerd en daar was Leida een keer naartoe gegaan. Die avond sprak een man uit Apeldoorn, Joop van Stormbroek. Hij was een broeder van de Vergadering van Gelovigen, maar daar hadden we nog nooit van gehoord. De volgende keer ben ik ook meegegaan. Toen is de Bijbel echt voor ons open gegaan. Op een avond sprak broeder Jan Kits sr.. Hij vroeg wie een besliste keuze wilde maken voor de Here Jezus, in het openbaar. Leida en ik zijn toen samen naar voren gegaan. Ik had wel een keuze gemaakt, al jong, achter het orgel, tijdens een indringende avondmaalspreek over de Here Jezus, die Petrus aankeek. Toen keek Jezus mij aan! Ik ben toen voor het eerst aan het Avondmaal gegaan. Ik kon niet blijven zitten en ging naar beneden van achter het orgel. Men moest wachten totdat ik weer achter het orgel zat voordat er gezongen kon worden. Maar toen bij broeder Kits, samen en in het openbaar, beleden we dat we Jezus wilden volgen en dienen. En dat is mogen groeien… alles in dienst van de Meester.
Al zo'’n vijfentwintig jaar geleden kwamen we in aanraking met de nood in Oost-Europa. We hebben veel mogen doen in praktische hulpverlening, eerst in Hongarije, later in Roemenië. In Hongarije, vijf kilometer van de Russisch-Roemeense grens, werkte een predikant. Die zijn we gaan helpen. We brachten geld, kleding en andere spullen uit Nederland. De kinderen kwamen vaak in schamele, soms veel te dunne, kleding naar de zondagsschool, met de trein of de bus. Dan konden we zorgen dat ze betere winterkleding en schoeisel kregen. Ze kregen vaak nog een tasje met spulletjes en kleren mee naar huis. We hebben steeds zó bijzonder de hulp en de leiding van God mogen ervaren. Daar sta je soms versteld van. We hadden een keer een adres in Roemenië opgegeven gekregen, waar we geld en spullen moesten brengen. Maar we konden het niet vinden. Wij vragen en uiteindelijk wist iemand het. Maar hij maakte ons duidelijk dat die persoon daar niet meer woonde, maar verderop. Een klein meisje van een jaar of twaalf zei dat ze wist waar die persoon nu woonde. Ze stelde voor mee te rijden, omdat het moeilijk te vinden was. Daar aangekomen zei het meisje dat ze terug zou lopen. Maar het was wel vijftien(!) kilometer. Dat stonden we niet toe. We hebben haar teruggebracht en een zak met kleding en schoeisel meegegeven. Ze keek ons zó dankbaar aan. Onvergetelijk. Maar we hoorden dat de persoon die op dat oude adres woonde een crimineel was, die er zeker met het geld en de spullen vandoor zou zijn gegaan. Zó leidde ons de Here steeds!
Het werk is steeds meer uitgegroeid. Later, wachtend voor de Roemeense grens, kwam een soldaat vragen: ‘Hebt u een Bijbel voor mij?’ Die hadden we, in zijn eigen taal. Hij drukte de Bijbel tegen zijn borst, had tranen in zijn ogen en bedankte ons hartelijk. We hebben steeds wonderen mee gemaakt. Te veel om op te noemen.
In Roemenië hebben we, samen met een groep Duitse christenen, een bejaardenhuis op kunnen zetten. We gingen soms wel vijf keer per jaar, terwijl ik nog volop werkte. Dat huis draait, met vijfentwintig bewoners, tot op vandaag prima. Sommige bejaarden kwamen half bevroren uit plaggenhutjes in het huis aan. We zien ze weer in april. Goederen zijn er genoeg in Roemenië, er is nu alleen gebrek aan geld.
Toen ik met pensioen ging heb gezegd: ‘Here, ik ben beschikbaar.’ We hoorden van nood in een kindertehuis in Suriname. Daar moest onderhoud aan het huis worden verricht. Samen met een collega uit de bouw, Bert Schaap, die zijn eigen bedrijf liet voor wat het was, zijn we daar drie weken aan het werk geweest. Het volgend jaar gingen we weer. We hebben spullen en geld uit allerlei hoeken gekregen. Ik zag het werkelijk als wonderen van God. Dat ook zó veel mensen bereid waren te geven, ook bedrijven. Ik houd nu ook presentaties in ons land over dit prachtige werk in Suriname. Dit huis met vijfentwintig gehandicapte kinderen en een Nederlandse ‘moeder’ - Jenny Muller, die daar al dertig jaar werkt, zijn voor mij een bron van inspiratie. Die kinderen zingen zó stralend van de Here Jezus. Je weet niet wat je meemaakt. Ze missen veel, maar krijgen nu alles, door Gods genade en de inzet van Jenny. We zijn nu verder. We hebben nieuwe panden gebouwd, alle elektrische bedradingen en de meterkasten vernieuwd, samen met andere gepensioneerde mannen die uit Nederland meegingen, allemaal op eigen kosten (!) om hun vakkennis daar in te zetten. We zijn net weer terug. We hopen weer te gaan, want er ligt nog veel werk. Ik wil nog veel meer mensen interesseren voor dit prachtige werk. Er was al een actie op enkele scholen, we kregen geld uit een legaat van een kerk dankzij een artikel in het Reformatorisch Dagblad en ook geld en materialen dankzij een artikel in de Huizer Courant. Zo hoop ik dat het groeien mag, zodat in nog meer noodzakelijke behoeften kan worden voorzien. Ik heb gemerkt dat God deuren en harten heeft geopend van zo veel lieve mensen die willen helpen en bijdragen. Leida en ik hebben met de kinderen steeds de Bijbel mogen lezen, mogen bidden, na een lange werkdag in de tropische hitte. Zo kregen we weer moed voor de volgende werkdag. Je merkt dat ze de Bijbel kennen, dat ze heel veel begrijpen van het Evangelie van de Here Jezus, van vergeving van zonden en van een nieuw leven door de Heilige Geest. Sommige grotere kinderen komen wel eens met een vraag naar het ‘waarom’ van hun handicap. Ook dan mag je de Bijbel met ze openen en proberen te begrijpen wat God ons in Zijn Woord wil leren over het lijden in ons leven en de zin ervan. Dat Hij alles van ons in Zijn liefdevolle Vaderhanden houdt en ons soms dwars door tranen en moeite heen wil zegenen, omdat Hij van ons houdt. Dat blijkt uit wat de Here Jezus voor ons heeft gedaan. En dan gaan we weer een mooi lied zingen en Hem loven en prijzen. En dan wordt alles ánders, dieper, rijker, voller! Dat hebben Leida en ik daar wel geleerd. Dan word je ook stil…”
Feike ter Velde