Gert van de Weerd: 'Je moet lezen wat er staat'

Feike ter Velde • 81 - 2005/06 • Uitgave: 6
Gert van de Weerd



Je moet lezen wat er staat




Gert van de Weerd werd gevraagd een bijbelstudie te leiden over de profeet Zacharia. In de beschikbare commentaren liep hij vast. Gevolg: unieke studieboeken over de profeten verschenen van zijn hand. “In de profeten lees je Gods eigen woorden.”




De Evangelische Alliantie in Veenendaal had mij gevraagd enkele inleidingen te verzorgen over het boek Zacharia. Ik gaf al enige tijd bijbelstudie aan jongeren uit de Chr. Ger. Kerk, maar zo’n heel bijbelboek behandelen, daar had je toch wel wat studieboeken voor nodig. Ik kon beschikken over de commentaren van Dr. Edelkoord en Dr. Ridderbos. Maar ik kwam daarmee geen steek verder. Deze theologen spraken elkaar op belangrijke punten tegen en gaven een uitleg, die niet strookte met de tekst zelf. Zo kon ik er niet aan beginnen. Ik vroeg om een jaar uitstel, want de uitdaging wilde ik wel aangaan, maar dat kon niet onvoorbereid. Toen ben ik aan de slag gegaan en schreef 162 pagina’s commentaar over wat ik las in dit bijbelboek.

Ik begon gewoon met wat er staat, letterlijk, woord-voor-woord en zin-voor-zin. Dat bracht mij veel verder in het verstaan ervan. Ik kreeg zicht op de wederkomst van Christus en nog veel meer op het Messiaanse rijk – het Koninkrijk van God dat komt. Je moet het eerst gewoon letterlijk lezen. Zo heb ik deze bijbelstudie later ook gegeven. Ja, ik kwam wel in botsing met de officiële leer. Ik kon in ieder geval geen ouderling meer worden, zeiden sommigen. Want als je gelooft dat het Koninkrijk nog komt op aarde, dan ben je een chiliast, zei men. Ik mocht er in ieder geval ook niet over spreken in de kerk. Nou, later ben ik toch
ouderling geworden, hoor.

Ik ontdekte in die tijd wat een verrassing het voor de mensen was en wat een openbaring vooral, als je samen eerst leest wat er staat. Er niet direct een vergeestelijkende theorie op los te laat. Want ik ontdekte dat je dan niet meer kunt lezen wat er écht staat. Dan ga jij heersen over de bijbeltekst, terwijl de tekst mij nu te pakken kreeg, mij leidde tot andere teksten. Alles bloeit dan open. Dan gaat de bijbel leven; dan spreekt God je aan. In die tijd kwamen ook de boeken van Hal Lindsey op de markt en versloegen hun duizenden!



Toen ben ik er weer mee gestopt. Ik heb een drukke baan, ook toen, als eigenaar-directeur van de Johannus Orgelbouw, een groot bedrijf met veel internationale contacten. Ik moet veel op reis. Maar op een dag zag Huig Schoonderwoerd (zelf een schrijver) van uitgeverij De Bink in Leiden, die 162 pagina’s tekst over Zacharia in. Dat moet in boekvorm, zei hij. Maar er was niemand te vinden die het wilde uitgeven. Toen ben ik aan de slag gegaan. Ik heb hulp gekregen van Wim de Haan, een bekende neerlandicus en de druk zelf gefinancierd. Ik wilde een echte profetenkop op de omslag. Bij Zacharia heeft, als bij toeval, een zwerver uit Rotterdam model gestaan voor een Nederlandse schilder. Maar er was geen krant die er ook maar een letter aan wijdde. Totdat het Reformatorisch Dagblad erachter kwam dat ik dezelfde was als de eigenaar-directeur van Johannus Orgelbouw. Een groot artikel verscheen in de krant en toen begon het boek te lopen.



Het had heel veel tijd en energie gekost en ik wilde het bij Zacharia laten. Maar het boeide me zo. Er was een sterke innerlijke drang om méér weten, te ontdekken, verrassingen op te doen. Zo ben ik doorgegaan, bijna vanuit een innerlijk moeten. Zo is het commentaar op de profeet Micha tot stand gekomen.

Het christelijke weekblad Koers schreef daarover: “De auteur maakt waar dat de Heilige Geest niet allen een elite verlicht”.

Ik stuurde manuscripten naar de professoren Velema en Smalhout en kreeg van hen stimulerende brieven. Zij moedigden mij aan vooral door te gaan. Smalhout, met zijn Joodse achtergrond, schreef: “Ik zie hier een nauwkeurige analyse van het Hebreeuwse idioom, zuiverder dan veel andere tot nu toe deden”. Door hen en door vele anderen werd ik zo bemoedigd dat ik niet meer kón stoppen. Veel predikanten hebben inmiddels mijn boeken in bezit en maken er gebruik van, maar ook veel bijbelstudiegroepen. Dat maakt me erg dankbaar.



Toen volgde de profeet Daniël. Dat werd wel een héél grote klus. In dat boek komt vooral ook het komende Vrederijk aan de orde.

Ik heb een volstrekt vertrouwen in Gods Woord. Het is juist, wat professor Velema zei: “Het gezag van Gods Woord blijkt bindend voor je te zijn”. In de Joodse traditie lees je het al: In de profeten spreekt God ‘woord-voor-woord’. Dat is wáár, hoor. Daarom spreken de profeten allemaal dezelfde taal. Het gaat steeds om de toenmalige samenleving tegen het licht van het komende Koninkrijk. Elke profeet richt zich op een bepaald aspect van dat komende Rijk. Zo spreekt Daniël vooral over de rol van de grote wereldrijken in dit proces en over de laatste fase van de eindtijd.

Nu is inmiddels het eerste deel van Ezechiël verschenen. Wát een enormiteiten tref je daar aan! De diepte waarin deze profeet Israëls verval schildert - zoals hij Gods innige verdriet daarover zelf doorleeft - maar ook de glorie van het komende Godsrijk aan de horizon; het heeft mij ook zelf ten diepste ontroerd.

Eind 2005 hoop ik deel twee uit te geven. Inmiddels heb ik al een aantal vóórstudies van Hosea, Amos en Jesaja gedaan. Maar steeds weer: Gods Woord is voor mij het énige dat spreken moet.



Feike ter Velde