Gevangen en schijnbaar machteloos

Gert van de Weerd • 86 - 2010 • Uitgave: 7
Jezus werd gevangen genomen in de Hof van Getsemane. Dat was een olijfboomgaard die op de helling van de Olijfberg lag, tegenover de tempelberg in Jeruzalem. We weten niet zeker waar de hof precies gelegen was. In oude geschriften worden verschillende plaatsen genoemd en op die locaties zijn in de loop der eeuwen kerken gebouwd. Ook tegenwoordig vinden we aan de voet van de olijfberg nog een olijvenhof. Mogelijk is het de plaats van de Hof van Getsemane, maar waarschijnlijk is dat niet.

Het is druk rond de hof van Getsemane. Pesach staat voor de deur en hordes pelgrims trekken erlangs. Ze staren devoot naar de oude olijfbomen. ‘Hier heeft Jezus gelopen!... Hier werd hij gevangen genomen!’ zo oreert een gids op plechtige toon en spontaan heft de groep een lied aan. De stokoude olijfbomen zijn achtergrond voor talloze foto’s, waar pelgrims voor poseren. Die bomen zijn echter niet uit de tijd van Jezus, maar ongeveer 900 tot 1000 jaar oud.

Wie de moeite neemt de olijfberg een klein eindje op te lopen - zo’n 300 meter - ontdekt rechts van de smalle weg nog een tweede hof met oude olijfbomen. Ook dat kan de plaats zijn waar de Bijbel over spreekt. Er staat een hek voor de ingang, dat meestal gesloten is. Toen ik er met mijn vrouw en vier vrienden aankwam, was de toegang open. Niemand was in de hof aanwezig. Er heerste een weldadige stilte. Slechts een licht ritselen van de bladeren van de bomen was hoorbaar. In die stilte kon je nadenken over de lijdensweg die Jezus moest gaan. Daar kon je in alle rust je Bijbel lezen. Matteüs 26:47-50 ‘En terwijl Hij nog sprak, zie, daar was Judas, één van de twaalven, en met hem een grote schare met zwaarden en stokken, gezonden vanwege de overpriesters en oudsten des volks. En die Hem overleverde had hun een teken gegeven, zeggende: Die ik zal kussen, die is het; grijpt Hem. En terstond trad hij op Jezus toe en zeide: Wees gegroet, Rabbi, en hij kuste Hem. Maar Jezus zeide tot hem: Vriend, waartoe zijt gij hier? Toen traden zij toe, sloegen de handen aan Jezus en grepen Hem.’

De machtige Machteloze
Heeft u zich wel eens machteloos gevoeld? Dat zijn momenten die je niet graag terugroept in je herinnering. Het zijn dieptepunten in je bestaan, toen iets ergs je overkwam. Machteloos; dat waren ook miljoenen Joden in de Tweede Wereldoorlog die de gaskamers binnengedreven werden; als schapen ter slachting.
In de Hof van Getsemane ziet Jezus een grote bende gewapende mannen op Zich afkomen. Soldaten die optrekken tegen ongewapende burgers. Ze komen voor Hem en Jezus weet dat Hij gemarteld zal worden en een gruwelijke kruisdood gaat sterven. Er is echter één groot onderscheid met ons soort machteloosheid. Jezus Christus had wel de macht om Zijn gevangenneming te voorkomen. En - dat is heel vreemd - Hij toonde die macht ook, echter niet om zichzelf te redden: ‘Toen Hij dan tot hen zeide: Ik ben* het, deinsden zij terug en vielen ter aarde’ (* Grieks: egō eimi) (Johannes 18:6).
Ik ben (het)… Het laatste woordje staat tussen haakjes, want dat vinden we niet in de grondtekst terug. Jezus spreekt een machtswoord van de hoogste orde. Het is een verwijzing naar de Hebreeuwse eigennaam van God - Jahweh (Ik ben) - Zijn meest heilige naam. Ik ben - sprak Jezus uit naam van Zijn Vader - en zij deinsden terug en vielen ter aarde. In die twee heilige woorden ligt de macht van Zijn goddelijke afkomst geborgen. Op die ogenschijnlijk simpele uitspraak vallen zijn vijanden - magistraten, soldaten en tempelwacht - ter aarde; machteloos!

Twaalf legioenen; 80.000 soldaten
Hoe groot was de goddelijke macht die Jezus kon inroepen? Matteüs 26:53 spreekt daarover: ‘Of meent gij, dat Ik mijn Vader niet kan aanroepen en Hij zal Mij terstond meer dan twaalf legioenen engelen terzijde stellen?’
Twaalf legioenen engelen. Een legioen telde in die tijd 5.000 tot 8.000 soldaten. Twaalf legioenen - dat zijn zo’n 80.000 engelen van grote macht - tegen een groepje van een man of vijftig, die Hem gevangen willen nemen. Haarscherp schetst de Bijbel de onbenulligheid van de menselijke mogelijkheden in vergelijking met de Goddelijke. Toch duurt die demonstratie van de macht van Jezus maar even. Johannes 18:8b-9 ‘Indien gij dan Mij zoekt, laat dezen heengaan; opdat het woord vervuld werd, dat Hij gesproken had: Wie Gij Mij gegeven hebt, uit hen heb Ik niemand laten verloren gaan.’ En zo gebeurt het. Zijn discipelen mogen gaan.
Je leest er gemakkelijk overheen. Maar wat hier staat is heel ongewoon. Jezus werd namelijk als een gevaarlijke oproerkraaier beschouwd. En nu hadden Zijn vijanden de kans Hem en Zijn naaste medewerkers op te pakken. Dan is het toch ondenkbaar, dat je iemand laat ontsnappen? Op het woord van Jezus mogen Zijn discipelen echter gaan; want Jezus sprak het machtswoord: Ik ben. Zijn vijanden gehoorzamen; zonder enige vorm van protest.
Dan laat Jezus Zijn goddelijke macht varen en geeft zich over. ‘Doch dit alles is geschied, opdat de schriften der profeten in vervulling zouden gaan’ (Matteüs 26:56). De profetie moest in vervulling gaan. Jesaja 53:7 spreekt er over, eeuwen voordat het gebeurde: ‘Hij werd mishandeld, maar hij liet zich verdrukken en deed zijn mond niet open; als een lam dat ter slachting geleid wordt, en als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed hij zijn mond niet open.’

Machteloosheid als keuze
Jezus Christus schikt zich volledig naar de profetie - dus naar Gods Woord; het woord van Zijn Vader. Hij onderwerpt zich aan vijanden die hij haast achteloos zou kunnen vermorzelen. Hij besluit tot machteloosheid. Dat is een uitzonderlijke vorm van opoffering. Dat is dan ook het centrale woord waar het om gaat - Opoffering - want daarin vinden we het woord offer. Jezus biedt zichzelf aan als offer om de zonden van de mensheid te verzoenen. Die zondeschuld is zo groot, dat een paar dagen vasten of een gevangenisstraf niet voldoende is om die schuld te betalen. Geen mens kan die schuld dragen. Om die voor God te verzoenen geeft Hij het kostbaarste wat Hij kan geven: Zijn eigen leven.

Er zijn zonnebrillen te koop die de buitenwereld zo bijkleuren, dat het wel lijkt of de zon schijnt, terwijl het toch bewolkt is. Daarmee krijgt de wereld een prettiger aanzicht, want we houden van de warme gloed van zonlicht. Het offer van Jezus werkt net als die bril. Wij mensen zijn zondig en kunnen Gods rechtvaardigheid niet verduren. Niemand van ons kan op eigen kracht zalig worden. In het licht van Gods rechtvaardigheid zijn wij besmet en onrein.
Maar als we voor Jezus kiezen, dan ziet God ons als door die bril. Dan zijn wij rein en smetteloos; dus mooi om naar te kijken. Dat is een wonder, dat niet te bevatten is.

Het was Pasen. Zes vrienden liepen de hof van Getsemane binnen. Niet de drukke, maar die andere hof, wat hoger op de olijfberg, waar het zo stil is. Ze hadden een fles wijn bij zich en een stuk brood. Samen lazen ze het evangelie. De stem van de lezer haperde, toen hij de instellingswoorden van het avondmaal voorlas. Zo hadden ze het nog nooit gedaan. Normaal deed de dominee de ceremonie. Maar, indachtig de woorden van Lucas 22:19 (doet dit tot mijn gedachtenis) gehoorzaamden ze. Kleine stukjes brood werden uitgedeeld, het lichaam van Christus. Een slokje wijn, beeld van Zijn vergoten bloed. En Christus was in hun midden (Matteüs 18:20).

Gert A. van de Weerd