Gij zijt van Christus
In deze Bijbelstudie willen we nader ingaan op de eerste brief van Paulus aan de Korintiërs. In acht delen kun je natuurlijk niet alles behandelen, vandaar dat we enkele accenten willen leggen. Laten we beginnen met de aanhef. De schrijver, Paulus, stelt zich voor als apostel. Dat wil zeggen, een representant van Christus Jezus. Door Hem zelf geroepen, door de wil van God. Dit komt goed tot uitdrukking in Joh.13:20 waar Jezus zegt: Voorwaar, voorwaar Ik zeg u: Wie ontvangt, die Ik zend, ontvangt Mij, en wij Mij ontvangt, ontvangt Hem die Mij gezonden heeft.
Hoewel Paulus zichzelf beschouwt als een laatgeroepene (1Kor:15:8) is hij net zo goed een apostel als de anderen, want ook hij is door Jezus zelf geroepen, heeft Hem zelf gezien (Hand.9). Dat betuigt Paulus bijvoorbeeld ook in 1 Korinthe 9 waarin hij uitlegt dat hij juist een apostel van de Heer is. Paulus apostelschap werd blijkbaar betwist. Maar toch niet bij jullie, zegt Paulus. Indien ik voor anderen geen apostel ben, voor u zeker wel; want het zegel op mijn apostelschap zijt gij in de Here.
Paulus had drie redenen om te schrijven aan de Korinthiërs. In de eerste plaats is hij enorm betrokken bij de gemeente. Hij kende de gemeente immers goed, hij was er geweest. (Hand.18). Daar komen we ook Sostenes tegen (Hand.18:17), die we ook in onze aanhef genoemd vinden. De tweede reden is dat Paulus had gehoord van de misstanden in de gemeente (1Kor:1:11). Bovendien hadden de Korintiërs Paulus geschreven omdat ze met enkele vragen zaten (1Kor.7:1). Op deze punten gaat de apostel in. Paulus schreef overigens deze brief rond het jaar 55 vanuit Efeze (1Kor.16:8-9).
Dan nog even kort over Korinthe. In die tijd was deze plaats een haven- en handelsstad. De hoofdstad van de Romeinse provincie Achaje. De stad stond bekend vanwege haar immoraliteit vooral op seksueel gebied. Dat komen we ook tegen in deze brief (hoofdstuk 5). Na de aanhef begint Paulus God te danken voor de gemeente in Korinthe, ondanks dat het (zo zullen we in deze brief zien) allesbehalve een perfecte gemeente was. Waarvoor kon Paulus dan danken? Laten we dat is nader bekijken. In alle opzicht rijk in alle woord en kennis. De gemeente in Korinthe is rijk in woord dat zich in daden openbaart. En in kennis, de vertrouwelijke relatie met God. Wat mooi, als die twee dingen hand in hand gaan. Het geloof is voor deze gelovigen geen theorie, maar vanuit dat je persoonlijk God kent komt het geloof ook tot uiting in je dagelijkse leven. Het ontbreekt hen aan geen enkele genadegave. De genadegaven waren blijkbaar een belangrijk thema voor de Korinthiërs. Zie bijvoorbeeld hoofdstuk 12. Maar ook elders spreekt Paulus hierover, lees Rom.12:4-8. Het gaat in elk geval om bepaalde gaven die je van de Heilige Geest hebt ontvangen om God te dienen. Als het goed is zijn al die gaven in een gemeente aanwezig, zo vul je elkaar ook aan.
In de gemeente van Korinthe was deze situatie dus klaarblijkelijk aanwezig, al rekenden ze de ene gave veel meer waarde toe dan de andere. Paulus geeft juist aan dat het één Geest is die dit alles bewerkt. Ze zien uit naar de openbaring van onze Here Jezus Christus. Leven vanuit de verwachting is dus ook een positief punt van deze gemeente. Aan het eind van 1Kor. komt Paulus hierop terug. Hij schrijft bijvoorbeeld in 2Thes.1:3-12 hierover. Tegenover de ongelovigen die geoordeeld worden, staan de gelovigen die onberispelijk (andere vertalingen: zonder blaam) zijn op die dag. Wat een gemeente zouden wij zeggen! Maar hoe heeft die gemeente dat voor elkaar gekregen? Nou, door Jezus Christus! Alleen al in dit gedeelte (inleiding vier keer, dankzegging vijf keer) noemt Paulus negenmaal de naam van Jezus Christus. Het is de genade die in Christus Jezus geschonken is (vs 4). Jezus staat centraal. Je bent van Christus, schrijft Paulus in 3:23 van deze brief. Al het positieve wat Paulus aangeeft in dit korte stukje, hebben de Korinthiërs niet van henzelf, nee, dat heeft Jezus zelf in hen bewerkt. Maar na deze mooie woorden blijkt dat de Korinthiërs alles behalve een perfecte gemeente vormden. Integendeel, er heerste tweedracht, er was grove zonde in de gemeente, ze zochten recht bij ongelovigen en vonden de ene gave (bijvoorbeeld tongentaal) veel belangrijke dan andere. Tegenover al dit gekrakeel zet Paulus het kruis van Christus. Want ik had niet besloten iets te weten onder u, dan Jezus Christus en die gekruisigd (1Kor.2:2). Het gaat om de kracht van God, niet om de wijsheid van mensen (1Kor.2:5). De wijsheid van deze wereld (inclusief de tekenen van de joden en de filosofieën van de Grieken) leidt niet tot kennis van God (1Kor.1:21). Er is geen andere weg.
God openbaart zich ten diepste niet in tekenen en filosofie, maar in een gekruisigde Christus. Dat is moeilijk, je moet daar niet te licht over denken. Want het is niet zo gek dat de heidenen het kruis een dwaasheid noemen. Het was immers de wreedste en meest afschrikwekkende straf die er bestond (citaat van de Romeinse filosoof Cicero). De joden wisten maar al te goed dat wie aan het hout stierf vervloekt was (Deut.21:23). Hoe kan nou zo Iemand de wijsheid en kracht van God zijn? Het antwoord dat Paulus geeft is omdat God zelf het behaagd heeft om op deze manier ons (joden en Grieken) te redden! Dat is eigenlijk te groot voor ons om dat geheel te begrijpen. Immers: Het dwaze van God is wijzer dan de mensen en het zwakke van God is sterker dan de mensen. Paulus geeft vervolgens aan dat God zelf in hun eigen leven dat heeft laten zien. En God heeft dat gedaan om de wijzen van deze wereld en wat sterk is in deze wereld te beschamen. Het gaat dus om de dingen die God in Christus heeft gedaan. Daarom kan niemand zich op zichzelf beroemen. Zie bijvoorbeeld Jer.9,23,24. Je kunt je alleen beroemen op de Heer. God heeft behagen in zulke mensen. Het gaat erom dat je van Christus bent. Daarom, niemand beroeme zich op mensen; alles is immers het uwe: hetzij Paulus, Apollos of Kefas, hetzij wereld, leven of dood, hetzij heden of toekomst, het is alles het uwe, doch gij zijt van Christus, en Christus is van God (1Kor.3:21-23).
Jacco Stijkel
Hoewel Paulus zichzelf beschouwt als een laatgeroepene (1Kor:15:8) is hij net zo goed een apostel als de anderen, want ook hij is door Jezus zelf geroepen, heeft Hem zelf gezien (Hand.9). Dat betuigt Paulus bijvoorbeeld ook in 1 Korinthe 9 waarin hij uitlegt dat hij juist een apostel van de Heer is. Paulus apostelschap werd blijkbaar betwist. Maar toch niet bij jullie, zegt Paulus. Indien ik voor anderen geen apostel ben, voor u zeker wel; want het zegel op mijn apostelschap zijt gij in de Here.
Paulus had drie redenen om te schrijven aan de Korinthiërs. In de eerste plaats is hij enorm betrokken bij de gemeente. Hij kende de gemeente immers goed, hij was er geweest. (Hand.18). Daar komen we ook Sostenes tegen (Hand.18:17), die we ook in onze aanhef genoemd vinden. De tweede reden is dat Paulus had gehoord van de misstanden in de gemeente (1Kor:1:11). Bovendien hadden de Korintiërs Paulus geschreven omdat ze met enkele vragen zaten (1Kor.7:1). Op deze punten gaat de apostel in. Paulus schreef overigens deze brief rond het jaar 55 vanuit Efeze (1Kor.16:8-9).
Dan nog even kort over Korinthe. In die tijd was deze plaats een haven- en handelsstad. De hoofdstad van de Romeinse provincie Achaje. De stad stond bekend vanwege haar immoraliteit vooral op seksueel gebied. Dat komen we ook tegen in deze brief (hoofdstuk 5). Na de aanhef begint Paulus God te danken voor de gemeente in Korinthe, ondanks dat het (zo zullen we in deze brief zien) allesbehalve een perfecte gemeente was. Waarvoor kon Paulus dan danken? Laten we dat is nader bekijken. In alle opzicht rijk in alle woord en kennis. De gemeente in Korinthe is rijk in woord dat zich in daden openbaart. En in kennis, de vertrouwelijke relatie met God. Wat mooi, als die twee dingen hand in hand gaan. Het geloof is voor deze gelovigen geen theorie, maar vanuit dat je persoonlijk God kent komt het geloof ook tot uiting in je dagelijkse leven. Het ontbreekt hen aan geen enkele genadegave. De genadegaven waren blijkbaar een belangrijk thema voor de Korinthiërs. Zie bijvoorbeeld hoofdstuk 12. Maar ook elders spreekt Paulus hierover, lees Rom.12:4-8. Het gaat in elk geval om bepaalde gaven die je van de Heilige Geest hebt ontvangen om God te dienen. Als het goed is zijn al die gaven in een gemeente aanwezig, zo vul je elkaar ook aan.
In de gemeente van Korinthe was deze situatie dus klaarblijkelijk aanwezig, al rekenden ze de ene gave veel meer waarde toe dan de andere. Paulus geeft juist aan dat het één Geest is die dit alles bewerkt. Ze zien uit naar de openbaring van onze Here Jezus Christus. Leven vanuit de verwachting is dus ook een positief punt van deze gemeente. Aan het eind van 1Kor. komt Paulus hierop terug. Hij schrijft bijvoorbeeld in 2Thes.1:3-12 hierover. Tegenover de ongelovigen die geoordeeld worden, staan de gelovigen die onberispelijk (andere vertalingen: zonder blaam) zijn op die dag. Wat een gemeente zouden wij zeggen! Maar hoe heeft die gemeente dat voor elkaar gekregen? Nou, door Jezus Christus! Alleen al in dit gedeelte (inleiding vier keer, dankzegging vijf keer) noemt Paulus negenmaal de naam van Jezus Christus. Het is de genade die in Christus Jezus geschonken is (vs 4). Jezus staat centraal. Je bent van Christus, schrijft Paulus in 3:23 van deze brief. Al het positieve wat Paulus aangeeft in dit korte stukje, hebben de Korinthiërs niet van henzelf, nee, dat heeft Jezus zelf in hen bewerkt. Maar na deze mooie woorden blijkt dat de Korinthiërs alles behalve een perfecte gemeente vormden. Integendeel, er heerste tweedracht, er was grove zonde in de gemeente, ze zochten recht bij ongelovigen en vonden de ene gave (bijvoorbeeld tongentaal) veel belangrijke dan andere. Tegenover al dit gekrakeel zet Paulus het kruis van Christus. Want ik had niet besloten iets te weten onder u, dan Jezus Christus en die gekruisigd (1Kor.2:2). Het gaat om de kracht van God, niet om de wijsheid van mensen (1Kor.2:5). De wijsheid van deze wereld (inclusief de tekenen van de joden en de filosofieën van de Grieken) leidt niet tot kennis van God (1Kor.1:21). Er is geen andere weg.
God openbaart zich ten diepste niet in tekenen en filosofie, maar in een gekruisigde Christus. Dat is moeilijk, je moet daar niet te licht over denken. Want het is niet zo gek dat de heidenen het kruis een dwaasheid noemen. Het was immers de wreedste en meest afschrikwekkende straf die er bestond (citaat van de Romeinse filosoof Cicero). De joden wisten maar al te goed dat wie aan het hout stierf vervloekt was (Deut.21:23). Hoe kan nou zo Iemand de wijsheid en kracht van God zijn? Het antwoord dat Paulus geeft is omdat God zelf het behaagd heeft om op deze manier ons (joden en Grieken) te redden! Dat is eigenlijk te groot voor ons om dat geheel te begrijpen. Immers: Het dwaze van God is wijzer dan de mensen en het zwakke van God is sterker dan de mensen. Paulus geeft vervolgens aan dat God zelf in hun eigen leven dat heeft laten zien. En God heeft dat gedaan om de wijzen van deze wereld en wat sterk is in deze wereld te beschamen. Het gaat dus om de dingen die God in Christus heeft gedaan. Daarom kan niemand zich op zichzelf beroemen. Zie bijvoorbeeld Jer.9,23,24. Je kunt je alleen beroemen op de Heer. God heeft behagen in zulke mensen. Het gaat erom dat je van Christus bent. Daarom, niemand beroeme zich op mensen; alles is immers het uwe: hetzij Paulus, Apollos of Kefas, hetzij wereld, leven of dood, hetzij heden of toekomst, het is alles het uwe, doch gij zijt van Christus, en Christus is van God (1Kor.3:21-23).
Jacco Stijkel