God eerst in vreugde en verdriet
Veel verzoekingen en beproevingen overvallen en verleiden ons: armoede en rijkdom, woorden zonder daden, favoritisme, zonde van de tong, hartstocht en wereldliefde. Meer dan ons lief is, worden we overspoeld door een lange lijst problemen. Leed slaat onvoorspelbaar en hard toe. Dan is er maar één uitweg: gebed (Jak. 5:13). Wie leed draagt, moet bidden. Alleen bij God is er hoop op redding. Wanneer wij Zijn onderwijs over de vele verzoekingen kennen, is er maar één gepast antwoord: tot Hem naderen. In plaats van ons door de verzoekingen te laten overwinnen kunnen we beter bidden. Bid onder alles, zonder ophouden (1Tess. 5:17). Dat is een levenshouding, dus zeker bij leed. Christen, gemeenteleiders, gemeente, bidt met als voorbeeld de profeten. Wanneer we weten wat God over velerlei verzoekingen te zeggen heeft, is het belangrijk om te bidden, in plaats van ons door die beproevingen te laten overspoelen.
Leed kan lichamelijk, mentaal, gevoelsmatig of geestelijk zijn. Alle aspecten van ons leven worden er in deze vruchteloze wereld door getroffen. De profeten zijn voorbeelden van leeddragers. Daarvan getuigt hun gelatenheid. Zonder in opstand te komen, ondergaan zij hun lot. Niet passief lijdend, maar als actieve getuigen van de God van de hemel. Jeremia verkondigde Gods Woord in een hardhorige omgeving. Hosea zat klem in huwelijksproblemen. Samuël trok op met een eigenzinnige koning. Mozes zat opgescheept met een dwalend volk. Maar allen wandelden met God, hoorden Zijn stem en wisten wat de Herder wou. Dat is het voorrecht van de kinderen van God (Joh. 10:3-4).
Welke plaats geeft u God in uw vreugde en verdriet?
Jef De Vriese
Leed kan lichamelijk, mentaal, gevoelsmatig of geestelijk zijn. Alle aspecten van ons leven worden er in deze vruchteloze wereld door getroffen. De profeten zijn voorbeelden van leeddragers. Daarvan getuigt hun gelatenheid. Zonder in opstand te komen, ondergaan zij hun lot. Niet passief lijdend, maar als actieve getuigen van de God van de hemel. Jeremia verkondigde Gods Woord in een hardhorige omgeving. Hosea zat klem in huwelijksproblemen. Samuël trok op met een eigenzinnige koning. Mozes zat opgescheept met een dwalend volk. Maar allen wandelden met God, hoorden Zijn stem en wisten wat de Herder wou. Dat is het voorrecht van de kinderen van God (Joh. 10:3-4).
Welke plaats geeft u God in uw vreugde en verdriet?
Jef De Vriese