Goddelijke Leidsman
Opvallend
Iedere gelovige kent wel een of twee profetieën die rond de geboorte van de Here Jezus vervuld zijn. Bijvoorbeeld Micha 5:1 waar de geboorteplaats van de Here in Bethlehem is voorzegd. Of aan Jesaja 7:14 samen met Matteüs 1:23, waar we lezen over de wonderlijke, maagdelijke geboorte van Jezus. Als oefening voor de kerstquiz moet u maar eens opzoeken welke profeet de terugkeer van het gezin van Jozef uit Egypte en welke de kindermoord in Bethlehem heeft geprofeteerd.
Opvallend is dat veel meer profetieën Jezus’ Koningschap en de komst van het Koninkrijk voorzeggen. Ook is er meer geprofeteerd over Zijn leiden dan over Zijn lijden. Wat de ‘Koning van de Joden’ betreft noemde ik Micha al: ‘Uit u (Bethlehem) zal Mij voortkomen die een Heerser (Leidsman) zal zijn over Israël’ (5:1). De wijzen zochten ‘de geboren Koning van de Joden’ (Matteüs 2:2). Simeon in de tempel profeteerde over ‘heerlijkheid voor uw volk Israël’ (Lucas 2:32 en Jesaja 40:5). Zacharias, de vader van Johannes (de Doper) profeteert van ‘Redding van onze vijanden’ (Lucas 1:71) en dat Israël God zou dienen ‘zonder vrees en verlost uit de handen van de vijanden’ (Lucas 1:74).
Matteüs begint het geslachtsregister met de eretitel van de Here Jezus: Zoon van David. Koning dus! Dan de engelen die in hun spreekkoor voor de herders ‘Vrede op aarde’ voorzien. Allemaal profetische zaken die (nog) niet, of maar zeer gedeeltelijk zijn vervuld. Daarbij komt nog een legioen aan profetieën uit het Oude Testament over de Koning-messias en Zijn vrederijk.
Geen half werk
Ook opvallend en heel jammer is dat we in de prediking weinig horen over de Here Jezus als de komende Koning, die ‘vrede op aarde’, ‘heerlijkheid voor Israël’ brengt en over ‘een Koning die zal regeren in gerechtigheid’ (Jesaja 32:1). Johannes de Doper en de Here Jezus Zelf begonnen hun prediking met twee belangrijke thema’s vast te stellen: ‘Bekeert u want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen’ (Matteüs 3:2 en 4:17). Weer het Koninkrijk, dat geestelijk wel enigszins is aangebroken, maar niet is doorgebroken. Al ruim 1900 jaar niet.
Bij het ‘vrede op aarde’ uit de engelenzang stokt mijn stem wel eens. De discipelen verwachtten meer dan alleen een geestelijk Koninkrijk. Vandaar dat zij, vlak voordat de Here Jezus terugging naar de hemel, een dringende vraag aan de Here voorlegden: ‘Heer, herstelt U in deze tijd het koningschap voor Israël?’ (Handelingen 1:6). Een goede en terechte vraag als we letten op de vele profetieën over het messiaanse vrederijk. De Here laat het antwoord op die vraag in het midden. De schrijver van de brief aan de Hebreeën noemt in de aanhef van zijn brief ook ‘maar een helft’ van de messiaanse taak van de Here Jezus: ‘Deze (Jezus)… heeft na de verzoening tot stand gebracht te hebben, Zich gezet aan de rechterhand van de Majesteit in de Hoge’ (Hebreeën 1:3).
Heeft de Here dan alleen de helft van Zijn taak volbracht? Als dit waar is, dus als het Koninkrijk nog komt, waarom moet het dan zo lang duren voordat de verlossing van Israël en van de wereld tot stand komt? Waarom die eeuwenlange lijdensweg voor het Joodse volk? “Here, waar blijft Uw Rijk?” wordt wel eens gevraagd! Het zijn belangrijke vragen. Ook al omdat één van de argumenten van Joodse vrienden is: “Jezus kan de Messias niet zijn. Hij heeft het beloofde Koninkrijk niet gebracht. Er is niets veranderd!”
Oplossing van de apostelen
Dat er over de komende Koning en Zijn Rijk zo weinig wordt gepreekt, is momenteel extra gevaarlijk. De boodschap van de Bijbel (en dus) van Het Zoeklicht is duidelijk: De tekenen van de tijd wijzen erop dat we leven in de tijd van de wederkomst van de Here Jezus. De apostelen hadden een oplossing voor de vraag naar de Koning-Messias. Zij verwachtten de wederkomst spoedig, in hun tijd! Een paar voorbeelden: Paulus spreekt over ‘wij levenden, die achterblijven tot de komst van de Here… zullen weggevoerd worden de Here tegemoet’ (1 Tessalonicenzen 4:15-17). Petrus roept uit: ‘Het einde van alle dingen is nabij gekomen’ (1 Petrus 4:7). Johannes verklaart: ‘Kinderkens, het is de laatste ure…’ (1 Johannes 2:18). Niet eens de laatste jaarweek, maar de laatste ure! Hij waarschuwt ook dat de antichrist eraan komt. Jakobus zegt kort en krachtig: ‘…de komst van de Here is nabij’ (Jakobus 5:8). Ten slotte Hebreeën 10:37 ‘Want nog een korte, korte tijd, en Hij die komt zal er zijn en niet op Zich laten wachten.’
De visie van de apostelen was duidelijk. Waarschijnlijk herinnerden zij zich de gelijkenis van de Here Jezus over de ponden. Die gelijkenis ging over ‘een man van hoge geboorte, die naar een ver land trok om voor zich de koninklijke waardigheid in ontvangst te nemen’ (Lucas 19:11-27). Zij herinnerden zich ook dat de Heer die gelijkenis uitsprak ‘omdat zij meenden dat het Koninkrijk van God terstond openbaar zou worden.’ Maar 19 eeuwen… dat is wel erg lang.
Vragen
Nu komen er nog meer en dringende vragen. Hebben de apostelen zich dan vergist? Een antwoord dat theologen in het verleden nogal eens gaven. Was het een domme vraag van de apostelen toen zij vroegen of de Here in hun tijd het Koningschap voor Israël zou herstellen? Onze vervangingsleerdominee vond van wel. De apostelen hadden, volgens hem, moeten weten dat de kerk het Koninkrijk van het Nieuwe Verbond is. De ‘vreugdebode Sion’ en de ‘vreugdebode Jeruzalem’ uit Jesaja 40 gaat, volgens onze dominee en de vervangingsleer, over de kerk. Hier gaan we nu niet op in. Op twee vragen gaan we voorzichtig en wat aarzelend in. Waarom toch dat eeuwenlange uitstel van het Koninkrijk? Leven we nu in de tijd waarvan Jakobus zegt: ‘De komst van de Here is nabij’?
Het geheim van het uitstel van het Koninkrijk
Voorzichtig leggen we u een aantal suggesties voor. Israël heeft al eerder moeten wachten op de vervulling van een belofte van God. God zei tegen Abram: ‘Uw nakomelingen zullen vreemden zijn in een land dat het hunne niet is en dat zij hen dienen zullen, en dat die hen zullen verdrukken, 400 jaar’ (Genesis 15:13). Vierhonderd jaar in Egypte lijden en wachten tot ‘de maat van de ongerechtigheid van de Amorieten vol was’ (Genesis 15:16). In de tijd van Noach heeft God na het waarschuwende profeteren van Henoch vele eeuwen geduld gehad met de goddeloze wereld. Tot Noach, die ook waarschuwde. De maat van de ongerechtigheid van de aardbewoners loopt pas vol in de tijd die in het boek Openbaring beschreven wordt.
Een tweede reden is Gods grote liefde en geduld. God wil niet ‘dat sommigen verloren gaan, maar dat allen tot bekering komen’ (2 Petrus 3:9). God heeft altijd bekering op het oog. Onder de zwaarste rampen in Openbaring constateert de Heilige Geest twee keer verdrietig: ‘zij bekeerden zich niet van de werken van hun handen’ (Openbaring 9:20 en 16:9). Ook de vervulling van heel het profetische Woord wacht nog. Het herstel van Israël is nog niet compleet. Efraïm en de stammen die daarbij horen (Ezechiël 37:15-22) komen nog terug. Er zal een begin gemaakt worden met de herbouw van de tempel. Er komen, helaas, nog oorlogen. En het ‘evangelie van het Koninkrijk zal in de hele wereld gepredikt worden… en dan zal het einde gekomen zijn’ (Matteüs 24:14).
En wij?
Wij werken biddend mee aan Gods plannen. Wij bidden dat God de tijd van benauwdheid wil verkorten (Matteüs 24:21,22). Wij werken mee aan de evangelieverkondiging. Wij steunen Israël met onze voorbede en hulp bij de vervulling van Gods profetieën. Een gemeente die zo levend bij het profetische woord meewerkt in en aan Gods plannen en tegelijk ‘het bevel bewaart om Mij (de Here Jezus) te verwachten’ (Openbaring 3:10), zal tot grote zegen zijn en zelf zegen ontvangen.
Jan van Barneveld
Iedere gelovige kent wel een of twee profetieën die rond de geboorte van de Here Jezus vervuld zijn. Bijvoorbeeld Micha 5:1 waar de geboorteplaats van de Here in Bethlehem is voorzegd. Of aan Jesaja 7:14 samen met Matteüs 1:23, waar we lezen over de wonderlijke, maagdelijke geboorte van Jezus. Als oefening voor de kerstquiz moet u maar eens opzoeken welke profeet de terugkeer van het gezin van Jozef uit Egypte en welke de kindermoord in Bethlehem heeft geprofeteerd.
Opvallend is dat veel meer profetieën Jezus’ Koningschap en de komst van het Koninkrijk voorzeggen. Ook is er meer geprofeteerd over Zijn leiden dan over Zijn lijden. Wat de ‘Koning van de Joden’ betreft noemde ik Micha al: ‘Uit u (Bethlehem) zal Mij voortkomen die een Heerser (Leidsman) zal zijn over Israël’ (5:1). De wijzen zochten ‘de geboren Koning van de Joden’ (Matteüs 2:2). Simeon in de tempel profeteerde over ‘heerlijkheid voor uw volk Israël’ (Lucas 2:32 en Jesaja 40:5). Zacharias, de vader van Johannes (de Doper) profeteert van ‘Redding van onze vijanden’ (Lucas 1:71) en dat Israël God zou dienen ‘zonder vrees en verlost uit de handen van de vijanden’ (Lucas 1:74).
Matteüs begint het geslachtsregister met de eretitel van de Here Jezus: Zoon van David. Koning dus! Dan de engelen die in hun spreekkoor voor de herders ‘Vrede op aarde’ voorzien. Allemaal profetische zaken die (nog) niet, of maar zeer gedeeltelijk zijn vervuld. Daarbij komt nog een legioen aan profetieën uit het Oude Testament over de Koning-messias en Zijn vrederijk.
Geen half werk
Ook opvallend en heel jammer is dat we in de prediking weinig horen over de Here Jezus als de komende Koning, die ‘vrede op aarde’, ‘heerlijkheid voor Israël’ brengt en over ‘een Koning die zal regeren in gerechtigheid’ (Jesaja 32:1). Johannes de Doper en de Here Jezus Zelf begonnen hun prediking met twee belangrijke thema’s vast te stellen: ‘Bekeert u want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen’ (Matteüs 3:2 en 4:17). Weer het Koninkrijk, dat geestelijk wel enigszins is aangebroken, maar niet is doorgebroken. Al ruim 1900 jaar niet.
Bij het ‘vrede op aarde’ uit de engelenzang stokt mijn stem wel eens. De discipelen verwachtten meer dan alleen een geestelijk Koninkrijk. Vandaar dat zij, vlak voordat de Here Jezus terugging naar de hemel, een dringende vraag aan de Here voorlegden: ‘Heer, herstelt U in deze tijd het koningschap voor Israël?’ (Handelingen 1:6). Een goede en terechte vraag als we letten op de vele profetieën over het messiaanse vrederijk. De Here laat het antwoord op die vraag in het midden. De schrijver van de brief aan de Hebreeën noemt in de aanhef van zijn brief ook ‘maar een helft’ van de messiaanse taak van de Here Jezus: ‘Deze (Jezus)… heeft na de verzoening tot stand gebracht te hebben, Zich gezet aan de rechterhand van de Majesteit in de Hoge’ (Hebreeën 1:3).
Heeft de Here dan alleen de helft van Zijn taak volbracht? Als dit waar is, dus als het Koninkrijk nog komt, waarom moet het dan zo lang duren voordat de verlossing van Israël en van de wereld tot stand komt? Waarom die eeuwenlange lijdensweg voor het Joodse volk? “Here, waar blijft Uw Rijk?” wordt wel eens gevraagd! Het zijn belangrijke vragen. Ook al omdat één van de argumenten van Joodse vrienden is: “Jezus kan de Messias niet zijn. Hij heeft het beloofde Koninkrijk niet gebracht. Er is niets veranderd!”
Oplossing van de apostelen
Dat er over de komende Koning en Zijn Rijk zo weinig wordt gepreekt, is momenteel extra gevaarlijk. De boodschap van de Bijbel (en dus) van Het Zoeklicht is duidelijk: De tekenen van de tijd wijzen erop dat we leven in de tijd van de wederkomst van de Here Jezus. De apostelen hadden een oplossing voor de vraag naar de Koning-Messias. Zij verwachtten de wederkomst spoedig, in hun tijd! Een paar voorbeelden: Paulus spreekt over ‘wij levenden, die achterblijven tot de komst van de Here… zullen weggevoerd worden de Here tegemoet’ (1 Tessalonicenzen 4:15-17). Petrus roept uit: ‘Het einde van alle dingen is nabij gekomen’ (1 Petrus 4:7). Johannes verklaart: ‘Kinderkens, het is de laatste ure…’ (1 Johannes 2:18). Niet eens de laatste jaarweek, maar de laatste ure! Hij waarschuwt ook dat de antichrist eraan komt. Jakobus zegt kort en krachtig: ‘…de komst van de Here is nabij’ (Jakobus 5:8). Ten slotte Hebreeën 10:37 ‘Want nog een korte, korte tijd, en Hij die komt zal er zijn en niet op Zich laten wachten.’
De visie van de apostelen was duidelijk. Waarschijnlijk herinnerden zij zich de gelijkenis van de Here Jezus over de ponden. Die gelijkenis ging over ‘een man van hoge geboorte, die naar een ver land trok om voor zich de koninklijke waardigheid in ontvangst te nemen’ (Lucas 19:11-27). Zij herinnerden zich ook dat de Heer die gelijkenis uitsprak ‘omdat zij meenden dat het Koninkrijk van God terstond openbaar zou worden.’ Maar 19 eeuwen… dat is wel erg lang.
Vragen
Nu komen er nog meer en dringende vragen. Hebben de apostelen zich dan vergist? Een antwoord dat theologen in het verleden nogal eens gaven. Was het een domme vraag van de apostelen toen zij vroegen of de Here in hun tijd het Koningschap voor Israël zou herstellen? Onze vervangingsleerdominee vond van wel. De apostelen hadden, volgens hem, moeten weten dat de kerk het Koninkrijk van het Nieuwe Verbond is. De ‘vreugdebode Sion’ en de ‘vreugdebode Jeruzalem’ uit Jesaja 40 gaat, volgens onze dominee en de vervangingsleer, over de kerk. Hier gaan we nu niet op in. Op twee vragen gaan we voorzichtig en wat aarzelend in. Waarom toch dat eeuwenlange uitstel van het Koninkrijk? Leven we nu in de tijd waarvan Jakobus zegt: ‘De komst van de Here is nabij’?
Het geheim van het uitstel van het Koninkrijk
Voorzichtig leggen we u een aantal suggesties voor. Israël heeft al eerder moeten wachten op de vervulling van een belofte van God. God zei tegen Abram: ‘Uw nakomelingen zullen vreemden zijn in een land dat het hunne niet is en dat zij hen dienen zullen, en dat die hen zullen verdrukken, 400 jaar’ (Genesis 15:13). Vierhonderd jaar in Egypte lijden en wachten tot ‘de maat van de ongerechtigheid van de Amorieten vol was’ (Genesis 15:16). In de tijd van Noach heeft God na het waarschuwende profeteren van Henoch vele eeuwen geduld gehad met de goddeloze wereld. Tot Noach, die ook waarschuwde. De maat van de ongerechtigheid van de aardbewoners loopt pas vol in de tijd die in het boek Openbaring beschreven wordt.
Een tweede reden is Gods grote liefde en geduld. God wil niet ‘dat sommigen verloren gaan, maar dat allen tot bekering komen’ (2 Petrus 3:9). God heeft altijd bekering op het oog. Onder de zwaarste rampen in Openbaring constateert de Heilige Geest twee keer verdrietig: ‘zij bekeerden zich niet van de werken van hun handen’ (Openbaring 9:20 en 16:9). Ook de vervulling van heel het profetische Woord wacht nog. Het herstel van Israël is nog niet compleet. Efraïm en de stammen die daarbij horen (Ezechiël 37:15-22) komen nog terug. Er zal een begin gemaakt worden met de herbouw van de tempel. Er komen, helaas, nog oorlogen. En het ‘evangelie van het Koninkrijk zal in de hele wereld gepredikt worden… en dan zal het einde gekomen zijn’ (Matteüs 24:14).
En wij?
Wij werken biddend mee aan Gods plannen. Wij bidden dat God de tijd van benauwdheid wil verkorten (Matteüs 24:21,22). Wij werken mee aan de evangelieverkondiging. Wij steunen Israël met onze voorbede en hulp bij de vervulling van Gods profetieën. Een gemeente die zo levend bij het profetische woord meewerkt in en aan Gods plannen en tegelijk ‘het bevel bewaart om Mij (de Here Jezus) te verwachten’ (Openbaring 3:10), zal tot grote zegen zijn en zelf zegen ontvangen.
Jan van Barneveld