‘Gods belofte wordt heerlijk vervuld’

ds. Johan M. Zijlstra • 84 - 2008 • Uitgave: 25/26
Geen pater Brugman wiens retoriek vermaard was, nog tot op de dag van heden. Geen aartsbisschop of kardinaal die een hele kerkprovincie onder zijn hoede had. Geen reizend evangelist die duizenden bezoekers, in de openlucht of in een tent onder zijn gehoor had. Wel een toen onbekende en onbeduidende (?) dorpskapelaan die een lied maakte dat, over land- en kerkgrenzen heen, voor miljarden tot grote zegen werd:

‘Gods belofte wordt heerlijk vervuld’


We gaan terug in de tijd, naar de dagen vlak voor kerst van 1816. Het is stil buiten, de besneeuwde bergtoppen rondom het Oostenrijkse Oberndorf bij Salzburg liggen er ongerept bij. Welk geluid er in de stilte buiten klinkt? Voetstappen. Kapelaan Joseph Mohr van de Sint-Nicolaaskerk in Oberndorf, loopt over één van de bergpaden. Hij lijkt wat voor zich uit te mompelen, neuriet zo nu en dan wat, reciteert dan weer een paar teksten uit Lucas 2. Joseph dacht nog aan het kerstspel dat hij gisteren heeft zien opvoeren. Destijds was het uitbeelden van een Bijbels tafereel een doeltreffend middel de Bijbelse boodschap dicht bij de mensen te brengen. De woorden komen spontaan bij de kapelaan naar boven, over ‘een stille, heilige nacht’ En hoe kan het anders? Hij moet het tenslotte wel uitjubelen ‘Amen, Gode zij eer!’ En wat hij met zijn aantekeningen deed? Aanvankelijk niets, hij bewaarde ze.
Totdat twee jaar later het orgel in zijn kerk er de brui aan gaf, op 23 december. Wat nu, er moest toch gemusiceerd en gezongen worden in de kerstdienst. Nog dezelfde dag spoedt hij zich naar het huis van de schoolmeester en kerkorganist van het dorp, Franz Gruber. Hij wordt, zij het enigszins aarzelend, binnengelaten. Franz en zijn vrouw zitten bedroefd bij elkaar, hun gedachten zijn weinig bij het kerstgebeuren. Ze denken aan hun kind, hun kleine jongen die een paar weken geleden zo plotseling is gestorven. Wat genoot hun zoontje vorig jaar van de kerstboom, de kaarsen, de lichtjes. Zonder veel tegen elkaar te zeggen, delen ze hun gedachten en gevoelens.
“Franz,” merkt de kapelaan op, “je moet me helpen.” Joseph laat hem de woorden lezen die hij twee jaar geleden op papier zette en merkt op dat daar een melodie bij hoort. “Dat kan jij, Franz. Zet deze woorden op muziek, ze moeten gezongen worden, morgen.”
Franz Gruber gaat achter de piano zitten. Hij vergeet even z’n verdriet en probeert een geschikte melodie te vinden die harmonieus overeenstemt met de woorden. Maar er is meer. Franz en z’n vrouw ontdekken die avond dat de boodschap van het kind in de kribbe troost, steun en uitkomst biedt. Even later klinken in huize Gruber twee mannenstemmen, er wordt een nieuw kerstlied geoefend: ‘Stille nacht, heilige nacht’.
De volgende morgen, kerstochtend 1818, zingt er een duo in de dienst. Twee mannen, een tenor en een bas, de kapelaan en de kerkorganist, die nu gitaar speelt, zingen hun lied, over ‘Hij, der schepselen Heer’ en bidden daarin ‘Leer me U danken daarvoor’. Zelden was het zo stil in de kerk, alsof de kerkgangers de adem inhouden.
Het zo spontaan ontstane kerstlied van toen is niet beperkt gebleven tot de kerk van Oberndorf. Een jaar later werd het weer gezongen, de kinderen van de zondagsschool werkten mee. Ze zongen telkens de laatste twee regels van elk couplet. Al gauw namen rondreizende zangers uit Tirol het lied mee naar elders, ver buiten Oberndorf en het raakte al bekend en populair voordat het in gedrukte vorm verscheen. Sinds 1833, het jaar van de eerste gedrukte versie, heeft het ‘Stille nacht‘ de wereld veroverd. Kort daarna werd het gezongen voor de Duitse keizer, de Russische tsaar heeft dit lied beluisterd. Het veroverde de wereld en wordt jaarlijks gezongen in meer dan tweehonderd talen.
En wie er nog aan de dichter en toondichter van dit kerstlied denkt? Nou, in ieder geval iedereen die de kapel van Oberndorf bezoekt. Wie dat is, die vanuit het prachtige glas-in-loodraam naar beneden in de kerk van Oberndorf kijkt? Dat moet kapelaan Joseph Mohr zijn. En waarom hij z’n hand aan het oor houdt? Nou, omdat hij de zingende kinderen nog beter wil horen. En wie er achter hem gitaar staat te spelen? Dat moet Franz Gruber zijn. En zijn gezicht? Geen spoor van droefheid, enkel één stralende en dankbare lach.
Een eenvoudige dorpskapelaan, een onderwijzer die, passend bij de tijd, wat bijbaantjes had, hun gezamenlijk werk werd rijk gezegend en draagt vrucht tot op de huidige dag. Om van harte mee in te stemmen want ‘ook voor mij hebt Ge U rijkdom ontzegd’ en ‘Gods belofte wordt heerlijk vervuld‘.
‘Amen, Gode zij eer!’
Lezer, lezeres, stem in, zing mee met de bede ‘Leer me U danken daarvoor’.

Ds. Johan M. Zijlstra

Tekst: Joseph Mohr - Melodie: Franz Gruber - Bewerking: Johannes Yserinkhuysen