Gods eer en Israël

Jan van Barneveld • 80 - 2004/05 • Uitgave: 26
Gods eer en Israël



Ondanks de angstige toestand in en rond Israël weten we dat uiteindelijk alles goed komt. Dit is geen goedkope opmerking omdat wij erbij zijn betrokken. Onderweg naar ‘de vrede van Jeruzalem’ en naar ‘het goede voor Israël’ zoekt de Heer ons als medewerkers. Gelovigen die op de hoogte zijn van Gods doel en weten hoe en waarvoor te bidden. Want gebeden moet er worden. Gebed is nog altijd het machtigste wapen in de strijd. Momenteel gaat Israël een zware weg. Veel Israëli’s zien het nauwelijks meer zitten. Langs die zware weg staat de Gemeente van de Here Jezus en we zijn Gods volk tot steun. Sommigen van ons zijn als Ruth en trekken met Naomi mee. Wij weten dat de HERE ‘gedachten van vrede en niet van onheil, om u een hoopvolle toekomst te geven’ over Israël koestert (zie Jeremia 29:11). Maar er moet wel voor ge- beden worden, staat in vers 12. God komt zeker tot zijn doel met Israël. Want Gods eer is ermee gemoeid. ‘Mijn eer zal Ik aan geen ander geven’ (Jesaja 42:8 en 48:11). ‘Zo zegt de Here HERE: niet om uwentwil doe Ik het, o huis van Israël, maar om mijn heilige Naam…’(Ezechiël 36:22). Het land Israël, het volk Israël en de God van Israël zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden. De Heer is een werk aan het volk en het land Israël begonnen en zal dat ook afmaken. Het doel staat vast, onderweg naar Gods doel is ruimte voor gehoorzaamheid of ongehoorzaamheid van Israël en voor onze gebeden en steun. We zullen nu nagaan hoe Gods eer verbonden is aan recente ontwikkelingen in en rond Israël. We zullen tegelijk vanzelf zien hoe onze (gebeds)medewerking hierbij een belangrijke rol speelt.



Gods eer en het land

Het verwoeste Palestina is hersteld en een vruchtbaar en bebouwd Israël geworden. Laten we niet vergeten dat God Zelf ‘de woestijn tot een waterplas’ heeft gemaakt en ‘in de wildernis cypres naast plataan en dennenboom heeft geplant’. Want de Bijbel zegt: ‘dat de hand van de HERE dit gedaan heeft en de Heilige Israëls het geschapen heeft’ (Jesaja 41:19,20). We weten ook dat ‘zij niet meer zullen worden uitgerukt uit de grond, die Ik hun gegeven heb, zegt de HERE, uw God’ (Amos 9:15). De hele wereld ‘rukt’ aan de Joodse mensen in Gaza en in Judea en Samaria. Die gebieden moet Israël ‘Judenrein’ aan de Palestijnen overgedragen. Gods woord zegt ook iets over Judea en Samaria: ‘Omdat de vijand van u gezegd heeft: Ha, eeuwige hoogten zijn in ons bezit gekomen’ en men die ‘hoogten’ het bezit wilde laten worden ‘van het overblijfsel van de volken’, daarom zegt de HERE: ‘Maar gij, bergen van Israël zult uw takken voortbrengen en uw vruchten dragen voor mijn volk Israël, want nabij is zijn komst’ (zie Ezechiël 36:1-15). Een opvallende profetie. De ‘bergen van Israël’ liggen voor een groot deel in wat nu Judea en Samaria is. De Palestijnen vormen inderdaad een ‘overblijfsel’ uit de omringende volken en willen die ‘eeuwige hoogten’ in bezit nemen. Wat zullen de islamitische volken juichen als zij de eer van de verovering van de Westbank aan hun eigen afgod zouden kunnen geven. Wij weten dat heel Kanaän Gods land is en het is zijn eer om zijn land aan zijn volk te geven. Zo’n islamitische staat naast Israël is toch Gods eer te na! In die geest mogen we ook bidden. Wij vragen de God van Israël, die begonnen is zijn land te verlossen, het werk dat zijn hand begon niet te laten vallen. Judea, Samaria en Gaza zijn in Israëlische handen gekomen door Zesdaagse Oorlog in 1967. Een van de meest wonderlijke overwinningen die de Here zijn volk in de meer dan 2300 jaar van hun bestaan heeft geschonken. Deze machtige daad van de God van Israël wil de wereld nu te niet doen. Daar komen wij geestelijk tegenop.



Gods eer en het volk

Weer luisteren we naar de Bijbel: ‘Ik zeg tot het Noorden: GEEF!, en tot het Zuiden: Houd niet terug, breng mijn zonen van verre en mijn dochters van het einde van de aarde, ieder die naar mijn naam genoemd is en die Ik geschapen heb tot mijn eer’ (Jesaja 43:6,7). Dit heeft de Heer gedaan en de wereld is erop uit dit kapot te maken. In 1948, toen de staat Israël is gesticht, is Hij begonnen met het ‘weer opbouwen van de vervallen hut van David’ (Hand.15:16). Openlijk wordt in Brussel en ook in de Nederlandse pers (NRC van 5 februari) gesproken over het ontmantelen van de Joodse staat. Ook hier staat de eer van God op het spel. Wij bidden in de geest van de volgende profetie: ‘Het woord van de HERE, die de verdrevenen van Israël bijeenbrengt, luidt: Ik zal daartoe nog meerderen bijeenbrengen’ (Jesaja 56:8). Denk aan de 600.000 Franse Joden. Bidt ook dat er een deur opengaat voor de messiaanse Joden uit Rusland. Op onze gebeden zal de Heer voortgaan met wonderlijk te handelen met het Joodse volk.



Voorbeelden

Er zijn veel voorbeelden van mannen van God die in de Schrift zó voor hun volk hebben gebeden. Jeremia bidt: ‘Al getuigen onze ongerechtigheden tegen ons, HERE, doe het om uws naams wil’. En: ‘Verwerp niet om uws naams wil en onteer niet uw heilige troon’ (7:7 en 21). Hoe wordt Gods naam dan onteerd als het misgaat met Israël? Mozes heeft dat tweemaal duidelijk gemaakt. Toen de HERE na de zonde met het gouden kalf en na hun weigering Kanaän binnen te trekken Israël wilde vernietigen bad Mozes het volgende gebed: ‘Waarom zouden de Egyptenaren zeggen: Tot hun onheil heeft Hij hen uitgeleid, om hen te doden in de bergen en hen van de aardbodem te vernietigen’ (Exodus 32:12). En: ‘Dan zullen de volken die van U bij geruchte hoorden, zeggen: Omdat de HERE dit volk niet kon brengen naar het land dat Hij hen onder ede beloofd had, daarom heeft Hij hen in de woestijn omgebracht’ (Numeri 14:16). Deze argumenten gelden nu nog! Gods eer staat op het spel. Daarom zal Hij tot zijn doel komen met zijn volk. Ook nu zoekt Hij bidders die tussenbeide treden! Ook Daniël bad in die geest: ‘Treed handelen op; toef niet om uwszelfswil, mijn God want uw naam is uitgeroepen over dit land en over dit volk’ (9:19). Zo bidden en pleiten wij ook nu voor Israël.



Gods eer en de Heilige Berg

Uiteindelijk zal de strijd hier op aarde losbarsten rond de ‘Heilige Berg’, het beeld van het hemelse Sion. En om de ‘stad van de Grote Koning’, het aardse beeld van het hemelse Jeruzalem. De Heer zegt: ‘Op mijn heilige berg… zal het hele huis van Israël in zijn geheel Mij in het land dienen’ (Ezechiël 20:40). Zo zal het ook gebeuren. Een eerste stap is gezet in 1967 toen Israël de Tempelberg veroverde op Jordanië. Een volgende stap zal zijn dat de HERE de afgodentempels op de berg Sion laat verdwijnen. Het onbegrijpelijk dat de Almachtige nu al meer dan 1300 jaar afgodentempels op de ‘berg van de HERE der heerscharen’heeft toegelaten. Juist omdat Israël al meer dan 100 jaar terug is in het land. Die afgodentempels zijn een belediging voor de God van Israël en voor zijn Zoon, Jezus Messias. Wij geloven dat de tijd rijp is en dat de HERE op de gebeden van zijn volk gaat ingrijpen en een begin gaat maken met de herbouw van zijn huis. Bidt u mee?!



drs. Jan van Barneveld