Gods weg met Ismaël
De Heere heeft aan de twee halfbroers Isaäk en Ismaël grote beloften gegeven, die tot op zekere hoogte ook nog vergelijkbaar zijn.
Als Abraham aan God vraagt: ‘Och, zou Ismaël voor Uw aangezicht mogen leven!’, luidt Gods antwoord: ‘Integendeel, uw vrouw Sara zal u een zoon baren en u moet hem de naam Isaäk geven. Ik zal Mijn verbond met hem maken, tot een eeuwig verbond voor zijn nageslacht na hem’ (Genesis 17:18-19). Maar laten we niet vergeten wat de Heere daarna zegt: ‘Wat Ismaël betreft, heb Ik u verhoord. Zie, Ik heb hem gezegend en zal hem vruchtbaar maken en hem uitermate talrijk maken: twaalf (!) vorsten zal hij verwekken en Ik zal hem tot een groot volk(!) maken’ (Genesis 17:20).
Hoewel Isaäk de zoon van het verbond blijft, inclusief alle beloften, zegeningen en verantwoordelijkheden, wordt dus ook Ismaëls nageslacht gezegend en talrijk gemaakt. Dit laatste blijkt mede uit de omvang van hun territoriaal gebied: ‘Zijn (Ismaëls) nakomelingen woonden vanaf Havila tot Sur, dat ten oosten van Egypte ligt, in de richting van Assur. Zij vestigden zich tegenover al hun verwanten’ (Genesis 25:18).
Vlucht naar Egypte
Havila betekent mogelijk ‘zandig land’, naar het zanderige Arabische schiereiland, door Flavius Josephus aangeduid als het gebied ‘van de Eufraat tot aan de Rode Zee’. We komen het in de Bijbel onder andere tegen in Genesis 2 ‘als het land van Havila’ (vers 11), stroomgebied van de Pison.
Bij Sauls oorlogvoering tegen Amalek lezen we: ‘Saul versloeg de Amalekieten vanaf Havila tot in de richting van Sur, dat tegenover Egypte ligt’ (1 Samuël 15:7).
Sur, dat ‘muur’ of ‘fort’ betekent, was de naam van de Egyptische verdedigingsmuur waar een handelsroute lag. Op de weg naar Sur werd Hagar, tijdens haar vlucht voor Sarai, door de Engel des HEEREN gevonden. Die weg was voor haar kennelijk de kortste (vlucht)route naar haar geboorteland Egypte (Genesis 16:7).
Ismaël, Midjan en Edom
Wetenschappers hebben zich afgevraagd hoe het kon dat Ismaëls nageslacht en hun grondgebied in korte tijd zo groot kon worden. Opvallend is echter dat de Midjanieten ook als Ismaëlieten worden aangeduid.
Midjan was evenals Ismaël een halfbroer van Isaäk, maar dan uit Abrahams verbintenis met Ketura (Genesis 25:2). Hoezeer beiden verstrengeld zijn, blijkt uit Genesis 37:28 waar de Midjanitische kooplieden, die Jozef voor twintig zilverstukken kopen, Ismaëlieten worden genoemd. Hetzelfde vinden we in Richteren 8:22-24 waar beide namen door elkaar worden gebruikt, zij het dat de Ismaëlieten – zo lezen we hier – aan hun koopwaar van onder andere gouden ringen herkenbaar waren. Mogelijk dat de Ismaëlieten zich verzwagerd hebben met de zonen van Ketura.
Verder lezen we in Genesis 28:8-9 dat Esau (broer van Jakob) Machalat, een dochter van Ismaël, tot vrouw neemt, wat weer duidt op een mogelijke vermenging van Edomieten (nageslacht van Esau) en de Ismaëlieten (nageslacht van Ismaël). Beiden behoren tot de vijanden van Israël, zo blijkt uit Psalm 83: ‘Want samen hebben zij in hun hart beraadslaagd; dezen hebben een verbond tegen U gesloten: de tenten van Edom en de Ismaëlieten, Moab en de Hagrieten’ (vers 6). De Hagrieten zijn ook weer een Arabische stam die uit Hagar zijn voortgekomen en waartegen Saul de strijd aanbond (1 Kronieken 5:10,19,20).
De islam
Sinds de opkomst van de islam is deze religie de belangrijkste factor die de Arabische volken als één grote familie samenbindt. Dat zelfs in de beste families weleens ruzie voorkomt, is hier natuurlijk wel op zijn zachtst van toepassing. Maar toch… de door de islam beschouwde profeet Mohammed zou een afstammeling van Ismaël zijn en dus is het niet verwonderlijk dat Arabische volken, waar de islam de dominante religie is, zich met Ismaël identificeren. Daarbij komt dat volgens de Koran niet Isaäk maar Ismaël, als Abrahams oudste zoon, automatisch de wettige erfgenaam van Gods beloften aan Abraham moet zijn.
Hier zien we hoe de Bijbel en de Koran ieder een eigen onverenigbare weg gaan.
Bijbel: Abraham –> Isaäk –> Jakob –> Juda -> Christus
Koran: Abraham –> Ismaël –> Mohammed.
De broederstrijd tussen en Isaäk en Ismaël heeft dus sinds de opkomst van de islam in de zesde eeuw een religieus karakter gekregen. Het klinkt wel heel mooi te zeggen dat Jodendom, christendom en islam gezamenlijk teruggaan tot Abraham. Maar bedenk wel dat de islam zichzelf als erfgenaam van alle Abrahamitische zegeningen beschouwt en tevens stellig beweert dat God geen Zoon heeft. En ook dat is onverenigbaar met de Bijbelse waarheid omtrent het Zoonschap van Christus. Over die ontkenning schrijft Johannes: ‘Wie is de leugenaar anders dan hij die loochent dat Jezus de Christus is? Dat is de antichrist, die de Vader en de Zoon loochent.’
Sjiitische moslims verwachten dan ook niet de komst van Christus als de Zoon en Erfgenaam, Die volgens Psalm 2 alle volken tot Zijn bezit krijgt toegewezen, maar de Mahdi, de Twaalfde Imam die de wereld onder heerschappij van de islam zal brengen.
De sluier vernietigd
Zal er dan nooit een einde komen aan deze broederstrijd? Laten we nog eens terugkeren naar de Bijbelse geschiedschrijving. Het lijkt wel of Ismaël na Genesis 21 niet meer op het toneel terugkeert, totdat we lezen in Genesis 25: ‘Abraham gaf alles wat hij had aan Isaäk, maar aan de zonen van de bijvrouwen die Abraham had, gaf Abraham geschenken. Hij stuurde hen, toen hij nog leefde, bij zijn zoon Isaäk vandaan in oostelijke richting, naar het Oosterland(!)’ (vers 5-6).
Zie hier opnieuw de bevestiging van Isaäks erfgenaamschap. Maar dan ontmoetten de beide broers elkaar weer voor het eerst aan het graf van hun vader Abraham: ‘Toen gaf Abraham de geest en stierf in goede ouderdom, oud en van het leven verzadigd, en hij werd met zijn voorgeslacht verenigd. Isaäk en Ismaël, zijn zonen, begroeven hem in de grot van Machpela1, die tegenover Mamre ligt, op de akker van Efron, de zoon van Zohar, de Hethiet’ (Genesis 25:8-9).
Wonderlijk hoe de dood van Abraham de broers (hier beide als zonen van Abraham aangeduid) weer bijeenbrengt. Misschien dat we hierin een heenwijzing mogen zien naar de dood van de Zoon van Abraham (Matteüs 1:1), Die de basis is voor de toekomstige verzoening tussen deze broedervolken en de volle vervulling van Gods beloften aan hen.
Als we voorts bedenken dat ‘de sluier’ een van de meest opvallende kenmerken van het islamitische straatbeeld vormt, is het dan niet wonderlijk om in de profetie van Jesaja 25 te lezen: ‘En Hij zal op deze berg verslinden de sluier waarmee het gezicht van alle volken omsluierd is, en de bedekking waarmee alle naties bedekt zijn’ (vers 7)? Wat een dag zal dat zijn!
Ton Stier
1 Machpela is de plaats die Abraham kocht om Sara in te begraven, en waar later ook Abraham, Isaäk, Rebekka, Lea en Jakob werden begraven (Genesis 49:29-31).
Als Abraham aan God vraagt: ‘Och, zou Ismaël voor Uw aangezicht mogen leven!’, luidt Gods antwoord: ‘Integendeel, uw vrouw Sara zal u een zoon baren en u moet hem de naam Isaäk geven. Ik zal Mijn verbond met hem maken, tot een eeuwig verbond voor zijn nageslacht na hem’ (Genesis 17:18-19). Maar laten we niet vergeten wat de Heere daarna zegt: ‘Wat Ismaël betreft, heb Ik u verhoord. Zie, Ik heb hem gezegend en zal hem vruchtbaar maken en hem uitermate talrijk maken: twaalf (!) vorsten zal hij verwekken en Ik zal hem tot een groot volk(!) maken’ (Genesis 17:20).
Hoewel Isaäk de zoon van het verbond blijft, inclusief alle beloften, zegeningen en verantwoordelijkheden, wordt dus ook Ismaëls nageslacht gezegend en talrijk gemaakt. Dit laatste blijkt mede uit de omvang van hun territoriaal gebied: ‘Zijn (Ismaëls) nakomelingen woonden vanaf Havila tot Sur, dat ten oosten van Egypte ligt, in de richting van Assur. Zij vestigden zich tegenover al hun verwanten’ (Genesis 25:18).
Vlucht naar Egypte
Havila betekent mogelijk ‘zandig land’, naar het zanderige Arabische schiereiland, door Flavius Josephus aangeduid als het gebied ‘van de Eufraat tot aan de Rode Zee’. We komen het in de Bijbel onder andere tegen in Genesis 2 ‘als het land van Havila’ (vers 11), stroomgebied van de Pison.
Bij Sauls oorlogvoering tegen Amalek lezen we: ‘Saul versloeg de Amalekieten vanaf Havila tot in de richting van Sur, dat tegenover Egypte ligt’ (1 Samuël 15:7).
Sur, dat ‘muur’ of ‘fort’ betekent, was de naam van de Egyptische verdedigingsmuur waar een handelsroute lag. Op de weg naar Sur werd Hagar, tijdens haar vlucht voor Sarai, door de Engel des HEEREN gevonden. Die weg was voor haar kennelijk de kortste (vlucht)route naar haar geboorteland Egypte (Genesis 16:7).
Ismaël, Midjan en Edom
Wetenschappers hebben zich afgevraagd hoe het kon dat Ismaëls nageslacht en hun grondgebied in korte tijd zo groot kon worden. Opvallend is echter dat de Midjanieten ook als Ismaëlieten worden aangeduid.
Midjan was evenals Ismaël een halfbroer van Isaäk, maar dan uit Abrahams verbintenis met Ketura (Genesis 25:2). Hoezeer beiden verstrengeld zijn, blijkt uit Genesis 37:28 waar de Midjanitische kooplieden, die Jozef voor twintig zilverstukken kopen, Ismaëlieten worden genoemd. Hetzelfde vinden we in Richteren 8:22-24 waar beide namen door elkaar worden gebruikt, zij het dat de Ismaëlieten – zo lezen we hier – aan hun koopwaar van onder andere gouden ringen herkenbaar waren. Mogelijk dat de Ismaëlieten zich verzwagerd hebben met de zonen van Ketura.
Verder lezen we in Genesis 28:8-9 dat Esau (broer van Jakob) Machalat, een dochter van Ismaël, tot vrouw neemt, wat weer duidt op een mogelijke vermenging van Edomieten (nageslacht van Esau) en de Ismaëlieten (nageslacht van Ismaël). Beiden behoren tot de vijanden van Israël, zo blijkt uit Psalm 83: ‘Want samen hebben zij in hun hart beraadslaagd; dezen hebben een verbond tegen U gesloten: de tenten van Edom en de Ismaëlieten, Moab en de Hagrieten’ (vers 6). De Hagrieten zijn ook weer een Arabische stam die uit Hagar zijn voortgekomen en waartegen Saul de strijd aanbond (1 Kronieken 5:10,19,20).
De islam
Sinds de opkomst van de islam is deze religie de belangrijkste factor die de Arabische volken als één grote familie samenbindt. Dat zelfs in de beste families weleens ruzie voorkomt, is hier natuurlijk wel op zijn zachtst van toepassing. Maar toch… de door de islam beschouwde profeet Mohammed zou een afstammeling van Ismaël zijn en dus is het niet verwonderlijk dat Arabische volken, waar de islam de dominante religie is, zich met Ismaël identificeren. Daarbij komt dat volgens de Koran niet Isaäk maar Ismaël, als Abrahams oudste zoon, automatisch de wettige erfgenaam van Gods beloften aan Abraham moet zijn.
Hier zien we hoe de Bijbel en de Koran ieder een eigen onverenigbare weg gaan.
Bijbel: Abraham –> Isaäk –> Jakob –> Juda -> Christus
Koran: Abraham –> Ismaël –> Mohammed.
De broederstrijd tussen en Isaäk en Ismaël heeft dus sinds de opkomst van de islam in de zesde eeuw een religieus karakter gekregen. Het klinkt wel heel mooi te zeggen dat Jodendom, christendom en islam gezamenlijk teruggaan tot Abraham. Maar bedenk wel dat de islam zichzelf als erfgenaam van alle Abrahamitische zegeningen beschouwt en tevens stellig beweert dat God geen Zoon heeft. En ook dat is onverenigbaar met de Bijbelse waarheid omtrent het Zoonschap van Christus. Over die ontkenning schrijft Johannes: ‘Wie is de leugenaar anders dan hij die loochent dat Jezus de Christus is? Dat is de antichrist, die de Vader en de Zoon loochent.’
Sjiitische moslims verwachten dan ook niet de komst van Christus als de Zoon en Erfgenaam, Die volgens Psalm 2 alle volken tot Zijn bezit krijgt toegewezen, maar de Mahdi, de Twaalfde Imam die de wereld onder heerschappij van de islam zal brengen.
De sluier vernietigd
Zal er dan nooit een einde komen aan deze broederstrijd? Laten we nog eens terugkeren naar de Bijbelse geschiedschrijving. Het lijkt wel of Ismaël na Genesis 21 niet meer op het toneel terugkeert, totdat we lezen in Genesis 25: ‘Abraham gaf alles wat hij had aan Isaäk, maar aan de zonen van de bijvrouwen die Abraham had, gaf Abraham geschenken. Hij stuurde hen, toen hij nog leefde, bij zijn zoon Isaäk vandaan in oostelijke richting, naar het Oosterland(!)’ (vers 5-6).
Zie hier opnieuw de bevestiging van Isaäks erfgenaamschap. Maar dan ontmoetten de beide broers elkaar weer voor het eerst aan het graf van hun vader Abraham: ‘Toen gaf Abraham de geest en stierf in goede ouderdom, oud en van het leven verzadigd, en hij werd met zijn voorgeslacht verenigd. Isaäk en Ismaël, zijn zonen, begroeven hem in de grot van Machpela1, die tegenover Mamre ligt, op de akker van Efron, de zoon van Zohar, de Hethiet’ (Genesis 25:8-9).
Wonderlijk hoe de dood van Abraham de broers (hier beide als zonen van Abraham aangeduid) weer bijeenbrengt. Misschien dat we hierin een heenwijzing mogen zien naar de dood van de Zoon van Abraham (Matteüs 1:1), Die de basis is voor de toekomstige verzoening tussen deze broedervolken en de volle vervulling van Gods beloften aan hen.
Als we voorts bedenken dat ‘de sluier’ een van de meest opvallende kenmerken van het islamitische straatbeeld vormt, is het dan niet wonderlijk om in de profetie van Jesaja 25 te lezen: ‘En Hij zal op deze berg verslinden de sluier waarmee het gezicht van alle volken omsluierd is, en de bedekking waarmee alle naties bedekt zijn’ (vers 7)? Wat een dag zal dat zijn!
Ton Stier
1 Machpela is de plaats die Abraham kocht om Sara in te begraven, en waar later ook Abraham, Isaäk, Rebekka, Lea en Jakob werden begraven (Genesis 49:29-31).