Groeiende kerken

Feike ter Velde • 81 - 2005/06 • Uitgave: 14
Groeiende kerken



Over het algemeen horen we over kerken die leeglopen, over toenemende vrijzinnige tendensen en krachteloze preken, maar laten we ook zien op groeiende kerken en van hun geheim leren.




Onlangs was ik in mijn geboorteplaats
en ik hoorde van kerken die er niet meer waren. Afgebroken, verbouwd tot buurthuis of tot moskee. Maar in diezelfde plaats hoorde ik van groeiende kerken en van wonderen die God bewerkte in een bijna hopeloze situatie. Dat geeft een mens weer moed.



Over het algemeen lijkt het toch zo te zijn dat kerken leeglopen omdat de dominees vrijzinnig werden. De boodschap van God werd het verhaal van de mens. De kracht van God werd vervangen door de zwakte van de mens en zijn hulpbehoevendheid. In de jaren zestig van de vorige eeuw kwam dat massaal over ons. Een Gereformeerde predikant schreef een boek over het verval, onder de titel “De theologen gingen voorop”. Steeds meer raakte de kerk in verwarring. Geestelijke leiders gingen vooral ook op elkaar reageren en tot op vandaag zien we een stroom van beschouwingen over allerlei ontwikkelingen en bewegingen die weer door anderen worden bekritiseerd. De christenheid in verwarring, lijkt meer in beslag genomen door interne bestrijding van elkaar dan door bewogenheid voor de schare als kudde zonder herder.



De Here Jezus zegt: “De oogst is groot, maar de arbeiders zijn weinig”. Onlangs zei een voorganger in de preek: “Wij geven de oogst de schuld van de huidige verwarde toestand, in plaats van het te hebben over de arbeiders die laten afweten”.



Naast die verwarde situatie zien we ook de samenleving steeds verder afbrokkelen en de Westerse cultuur ten ondergaan. De duistere subcultuur onreinheid en vulgariteit, stromen nu onze huiskamers in via de televisie en internet. Rijke heren die aan de touwtjes trekken van de televisieclubs generen zich nergens meer voor. De hele nacht bieden hoeren zich aan op commerciële tv-zenders. En het lijkt allemaal normaal geworden. De bagger van een verziekte samenleving is naar boven komen drijven en de stank ervan lijkt niemand in beweging te zetten. Iedere opmerking erover is politiek incorrect en dus doe je dat niet . De levende God, die de aarde deed beven in de Sinaï toen Hij de wet gaf, deed de aarde beven toen Hij de Zoon gaf. Eén maal zal de aarde nog eens beven (Hebr. 12:26), als Zijn oordelen gaan komen.



Wat is het van enorm belang dat ook deze boodschap wordt gehoord in de prediking van vandaag. Wil de kerk overleven dan zal ook “de vreze des Heren” onderwezen moeten worden. Want wáár zullen we zijn op de dag dat de aarde nogmaals zal beven? Meegesleurd door geesten uit de afgrond in hun Sodom en Gomorra? Opgeslokt door de geest van deze stervende cultuur? Ingepakt door de “moet-kunnen-mentaliteit”, om als christen vooral zo populair mogelijk over te komen? In welke koor zingen we mee? Met de valse tonen van de grote meerderheid van godloochenaars om toch maar zoveel mogelijk mensen in ons kielzog te houden? Christelijke instituten worden steeds meer gedreven door commerciële overwegingen en niet meer door de innerlijke kracht van de overtuiging, van waaruit ze werden opgericht. De meeste ziekenhuizen in ons land bijvoorbeeld, waren van oorsprong christelijke instituten. Werd men op een brancard binnengebracht dan gebeurde het menigmaal dat de patiënt een bijbeltekst op de muur kon lezen. Maar die tijd is lang voorbij. En zo ging het met kranten, tijdschriften en andere media, tot op vandaag. Kerken en instituten dreven mee op deze vloedstroom van humanistisch verval. Wie zwijgt mag meepraten, anderen niet meer.



Toch zien we ook wat anders: groeiende kerken. Onlangs getuigde hier ds. Den Hertog, een christelijke gereformeerde predikant, die de draad oppakte van een kerk die zou worden opgeheven. Nu zitten er al weer meer dan honderd mensen in de zondagse dienst. De Boodschap van de menselijke zonde en de goddelijke genade wordt onverkort gehoord in een stad die massaal tot het heidendom lijkt teruggekeerd. De grootste moskee van ons land wordt er gevonden, maar de voorganger gelooft in de kracht van Gods Woord en Gods Geest. Middenin dat heidendom zegt hij, samen met zijn gemeenteleden: “Hier zijn we en wáár bent u?” Het klinkt als Gods roepstem direct na de zondeval: “Adam waar zijt gij?”

God liet Adam niet gaan op de weg van zonde en dood. Hij liep hem achterna, zocht hem op, sprak hem aan, wees hem de weg en bood hem verlossing.

Het geheim van groeiende kerken is hierin gelegen, in dit principe. Dat is altijd zo geweest, maar hoeveel te meer nu. De oogst is groot, maar waar zijn de arbeiders? Zijn we bang geworden voor de vijandige wereld om ons heen? Dat hoeft niet want de levende God heeft het met deze wereld, hoe duister ook, nog niet opgegeven. Zijn roep mogen wij versterken: Adam, waar ben je? Het geheim van groeiende kerken ligt in de zending. Iedere kerk behoort zendingskerk te zijn. De evangeliste Corrie ten Boom zei eens: “Je bent als christen zéndeling, óf je bent nog zendingsvéld”. De kerk, reformatorisch of evangelisch, heeft zo veel te bieden aan deze stervende cultuur. Zij mag het leven, het eeuwige leven, kennen. Maar zij moet zelf eerst tot leven komen, tot herleving. Zij moet de bron kennen, waaruit een mens mag putten. Wie dat eenmaal heeft geleerd wordt vanzelf een zendeling, door de Geest, die in hem woont. En dit komt niet door wat we doen, maar door wat we zijn, in Christus.



Iemand zei: “Bij ons in de kerk zit het wel goed hoor. We hebben een goede voorganger en elke week een mooie preek”. Toen ik vroeg waar de preek de afgelopen zondag over ging wist hij het niet meer precies. Hij had het vergeten. Maar zei hij: “Onze kerk is voor iedereen open. Iedereen kan binnenstappen. Alleen, ze doen het niet”. Is dat niet de manier om onszelf excuses te verschaffen? We moeten de schuld niet bij “de grote oogst leggen”, maar bij onze weigering om medearbeider Gods te zijn.



Er moet geen commissie worden benoemd die het werk opknapt, maar er moet een plan van aanpak komen, goed geleid vanuit de verantwoordelijke broeders en zusters. Die moeten zich niet bóven de anderen plaatsen op een voetstuk, want dan worden de anderen vanzelf passief. Dat zien we zo vaak gebeuren. In de kerk hoort geen hoog of laag te zijn. Men spreekt wel van ‘geestelijke leiders’, maar dat is in strijd met het onderwijs van de Heiland (Matth. 23:10).



Willen kerken groeien en sommige doen dat gelukkig, dan moeten anderen willen leren van die kerken. Zij die op de kansel staan moeten er blijk van kunnen geven zelf ook een levende relatie met God te hebben. Predikanten, predikers en voorgangers moeten kunnen getuigen! Dat is wat anders dan de dogmatiek uiteenzetten. Een persoonlijke getuigenis werkt zo enorm uit. Ik weet van een dominee die waarlijk verlangde naar een levende relatie met God. Hij kwam tot de ontdekking dat hij dat miste. Hij besloot de Here te zoeken in zijn binnenkamer, omdat zijn preek over ‘bekering’ niet áf was. Hij had bij de voorbereiding ineens zijn eigen lege hart gezien. Die nacht van zaterdag op zondag was er een diepe geestelijke strijd, waarin de Heilige Geest overwon, hem overweldigde met golven van Gods liefde en genade. Die zondag begon hij de dienst met de mededeling: “Gemeente, vandaag hebt u een nieuwe dominee gekregen”. Stralend getuigde hij van zijn rijke ervaring met God, maar ook van zijn diepe geestelijke armoede, die hij daarvoor nooit had gezien. Hij was immers de geleerde dominee, die het zo goed wist? Wat was de man veranderd, wat werkte het aanstekelijk op de hele kerkenraad, wat kwam er een geestelijke strijd in de kerk, waardoor allerlei mensen in bitterheid de kerk zelfs verlieten. Want er was onrust gekomen, grote onrust, maar ook grote zegen, ondanks de vijandschap, zelfs van enkele collega’s van de predikant. Maar de kerk begon te groeien, de prediking werd rijker, voller en krachtiger. Zichtbare bekeringen en verandering bij mensen, in gezinnen. Er kwam honger naar bijbelstudie en verlangen naar gebedsdiensten.

De groei van de kerk begint met het buigen voor de levende God.



Feike ter Velde