Heiligheid is onbesmet

Jef de Vriese • 87 - 2011 • Uitgave: 25/26
Dat God heilig is, betekent niet alleen dat hij ‘afgezonderd’ is. Gods heiligheid heeft ook inhoud. Heiligheid is niet slechts ‘apart gezet’ van het kwade, het is de manifestatie van zuiver goed, van absolute reinheid en perfectie. Alles wat God is en doet, is unieke morele volmaaktheid. Niets of niemand is zoals Hij is: heilig, heilig, heilig. Zijn heiligheid is Zijn alomvattende perfectie, oneindig ver boven alles verheven en oneindig waardevol.
God is volmaakt rein, zonder enige smet, onberispelijk. Hij is moreel volkomen zuiver, zelfs niet van ver betrokken bij onreinheid. Het onreine kan Hem niet aantasten en Hij Zelf heeft er geen affiniteit mee. Het onreine ligt niet in Zijn karakter. Hij is door het onreine niet aanspreekbaar. Hij is onervaren in het onreine. Het onreine heeft in Hem geen aanknopingspunt. Hij kan het onreine niet veroorzaken en het onreine raakt Hem niet. Het onreine is bij God totaal uitgesloten. Zijn heiligheid is niet compatibel met onreinheid. God is totaal anders. Hij is heilig, rein, onberispelijk en is zelfs niet van ver in contact met het kwade. Zijn heiligheid is onkwetsbaar en eeuwig onverenigbaar met iets dat minder rechtvaardig en zuiver is dan Hij. God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis (1 Johannes 1:5). Heilig, Heilig, Heilig is de Here der Heerscharen (Jesaja 6:3; Openbaring 4:8). Jezus is heilig, zonder schuld of smet, gescheiden van zondaren, boven de hemelen verheven en in eeuwigheid volmaakt (Hebreeën 7:26-28).
De heiligheid van God tolereert geen zonde, niet één.

Jef De Vriese