Henk Bouw: 'Ik ben een ander mens geworden!'

Feike ter Velde • 83 - 2007 • Uitgave: 12
HENK BOUW



‘Ik ben een ander mens geworden!’




Hij groeide op in een dorp op de Veluwe. Zijn lagere schooltijd werd bijzonder onderwijs, vanwege concentratieproblemen. Het was een christelijke school, maar met een evangelische inslag. Gezangen en Opwekkingsliederen herinneren hem aan een blijmoedig geloof van de leerkrachten. Toch ebde dat later weg. De wereld trok, stappen in de weekenden, meisjes, drank en een groot gevoel van innerlijke onzekerheid kenmerkte het leven van Henk Bouw (31). Maar dat werd later anders! Henk vertelt.




“Op de lagere school vroeg ik me steeds af wat er toch mis was met me. Ik moest naar een andere school dan mijn zusje en leeftijdgenootjes. Een bijzondere school. Dat snapte ik niet. Ik vroeg het wel aan mijn moeder, maar de uitleg bleef altijd onbevredigend. Achteraf zie ik wel dat ze het beste voor me hebben gezocht. Ze zijn op advies van het onderwijs afgegaan, ook bij de schoolkeuze ná de lagere school. Maar voor mij bleef het een grote vraag. Ik was anders, maar wist niet in wát. Nu begrijp ik het beter. Ik had extra aandacht nodig vanwege een concentratieprobleem. Als ik in een grote klas zat kwam het meeste niet bij mij over. Ik was met mijn omgeving bezig. Op die bijzondere school kreeg je veel meer individuele aandacht en indien nodig, bijscholing. Ik heb er een prima tijd gehad. Ik kreeg bij het afscheid een Nieuwe Testament mee in modern Nederlands, want het geloof kreeg er altijd heel veel aandacht. Laatst heb ik het vroegere schoolhoofd nog even ontmoet en hem verteld van mijn goede herinneringen die ik aan de school heb overgehouden. Dat deed hem zichtbaar goed en mij ook.



Ik dacht altijd dat ik een technisch vak zou gaan leren. Ik was een jaar of zes toen ik al het eerste televisietoestel repareerde. Hij deed het niet meer, nou achterschot eraf, goed kijken, testen, fout gevonden en gerepareerd. Ik was natuurlijk apetrots. Ik had dat van onze buurman afgekeken, want ik was altijd in zijn schuur, waar hij elke dag tv- en radiotoestellen repareerde. Spelen met andere kinderen deed ik nooit. Ik was dáár, want ik wilde alles weten. Soms gaf de buurman uitleg, soms niet. Ik vroeg dan niets, maar keek heel goed. Ik had dan meestal wel door wat hij deed en waar het probleem zat. Zo heb ik me dat vak eigen gemaakt. Ik dacht altijd dat het later mijn dagelijks werk zou gaan worden. Maar dat is toch anders gelopen. Mijn beroepskeuze werd na de lagere school ook voor me bepaald. Ik moest timmerman worden. Nou, ik had helemaal niks met hout, maar daar werd niet naar gevraagd. Ik was er niet gelukkig mee, helemaal niet. Ik heb het vak geleerd, ik heb mijn diploma gehaald en ik vind het ook wel makkelijk dat ik het kan, maar het is nooit mijn beroep geworden. Ja, heel even, op mijn zeventiende, toen ik bij m’n eerste baas kwam te werken. Nu moet ik wel zeggen dat ik heel moeilijk onder een baas kon werken, zo jong als ik was. Ik zag altijd andere en betere oplossingen op mijn manier. Dat was niet altijd makkelijk, voor mijn baas niet, maar ook voor mij niet. Maar ik moest natuurlijk wel werken. Bij mijn vader was het onbestaanbaar dat ik bij huis zou rondhangen. Hij zei: “Steek je handen uit je mouwen en pak aan, wat dan ook.” Zo kwam ik bij een kippenslachterij te werken. Keihard aanpakken, lopende band, goed opletten, maar ik verdiende veel. Mijn vrienden waren jaloers, want ik had stukken meer in de portemonnee. Ik heb daar nog allerlei opleidingen en cursussen gedaan, mijn groot rijbewijs gehaald, het keuren op kwaliteit, ziektes en hygiëne en noem maar op. Ik ben daar ook in de buitendienst gaan werken, op de vrachtwagen. Levende kippen ophalen o.a. in Duitsland en België. En in de weekends op stap, met meisjes, vrienden en vooral veel drank.



Toch wilde ik gewoon een keer trouwen, een gezin, een huis. Ik was een echte feestvierder met mijn vrienden en vriendinnen in het weekend, hoewel ik geloof dat ik altijd wel serieus was in mijn kijk op het leven. Maar ik was wel volledig los van God. Ik was niet gewend naar de kerk te gaan en had niets met het geloof. Eén keer in Duitsland, waar ik was met de vrachtwagen, kreeg ik het enorm benauwd. Ik dacht dat ik het aan m’n hart had. Ze brachten me naar het ziekenhuis. Ik was benauwd en angstig. Toen heb ik gebeden, uit angst en ik werd meteen rustig. Na onderzoek bleek ik een klaplong te hebben. Gelukkig kwam dat allemaal goed. In mijn werk, een andere baan, ontstonden steeds meer spanningen. Ik kreeg last van hartkloppingen. Uiteindelijk kwam ik nergens meer tot rust. Bovendien woonde ik in een huis waar allerlei rare dingen gebeurden. Later bleek dat daar altijd spiritisme was bedreven. Het voelde er altijd heel raar aan en er gebeurden onverklaarbare dingen. In die periode ben ik getrouwd met Daniëlle. Ze was al zwanger en daarom zijn we getrouwd. Ik wilde een stabiel gezin voor mijn kind, een veilige plaats om op te groeien en ik wilde vader zijn voor het kind. Trouwen was daarom de enige en beste weg. Maar zelf bleef ik onrustig, raakte overspannen en depressief. Ik had een laag zelfbeeld ontwikkeld. Ik zocht erkenning en waardering van andere mensen, maar dat bleef wel eens uit. Ruzie vermeed ik zo veel mogelijk. Ik dacht altijd aan dat ene zinnetje: ‘Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.’ Dat was wel mijn levensmotief. Ik wilde nooit iemand teleurstellen, gaf altijd toe, cijferde mezelf altijd weg, ook omdat ik niet afgewezen wilde worden, maar ik zocht waardering en acceptatie. Ik twijfelde heel sterk aan mezelf. Dat heb ik soms nog wel, hoor. Dat is, denk ik, voortgekomen uit die schoolperiode en is bij mij uitgegroeid tot een gevoel van afwijzing, terzijde geschoven worden. Ik voelde me zeer terneer geslagen. In eigen ogen was ik een ‘loser’, iemand die altijd verliest. Ik ben niets en mij lukt niets.



Een keer in een nachtdienst las ik in een blad, uitgegeven door de evangelische gemeente in mijn woonplaats. Het ging over God, over Jezus en over een Bijbelcursus van ‘veertig spirituele dagen’. Ineens greep me dat enorm. Ik liep terug het bedrijf in en tussen de machines bad ik: “God, als U er bent dan heb ik U nú nodig. Nú!” Op een onverklaarbare wijze werd ik diep van binnen aangeraakt. Depressieve gevoelens, gevoelens van minderwaardigheid en alle somberheid verdwenen op slag. Ik kwam thuis en zei: “Ik ga zondag naar de kerk.” Naast mij woonden mensen die ook naar die evangelische gemeente gingen. Nou, toen is het allemaal snel gegaan. Ik deed mee aan de ‘veertig spirituele dagen’ en leerde het Evangelie van verlossing en bevrijding, van vergeving en van Gods liefde en genade. Ik ben daar niet veel later, na de fundamentencursus in de gemeente, ook gedoopt. Ik heb mijn getuigenis gegeven en in mijn familie gebeurden er geweldige dingen, waarvoor God mij heeft willen gebruiken. Zo laag als ik over mijzelf altijd dacht, zo anders ben ik in Gods ogen. Direct toen ik het aan mijn moeder vertelde zei ze: “Dát wil ook.” Zij en de één na de ander in de familie, is in die dagen tot geloof gekomen.



Nu wil ik maar één ding: een goeie man zijn voor mijn vrouw, een goeie vader voor mijn kinderen, want de tweede is in aantocht en geestelijk verder groeien in de kennis van Christus en in het Woord van God. Ik ben een ander mens geworden! Hij heeft mij gezocht in die nacht, in de fabriek en gevonden! Mij!”



Feike ter Velde