Het Evangelie van Matteüs (2)
Profetie in het Nieuwe Testament
Bij profetie denken we meestal aan de profeten van het Oude Testament, zelden aan het Nieuwe Testament. Toch staat ook dat Bijbeldeel vol profetie. In deze artikelenreeks richten we ons op het Evangelie van Matteüs, want in dat boek komt - meer dan in de andere evangeliën - de profetie tot bloei. We springen van tekst tot tekst en geven daar een kort commentaar op. Leg daarom uw Bijbel naast dit artikel.
Zaligsprekingen
In Matteüs 5:1-10 vinden we een bekend Schriftgedeelte: De zaligsprekingen van Jezus. Dat is dus geen profetie, zult u denken. Toch wel; zelfs profetie van de hoogste orde! Jezus proclameert namelijk de grondwet van het toekomstige Messiaanse Rijk. En met die proclamatie richt Hij zich - over vele eeuwen heen - tot de gelovigen van de Eindtijd. Dat zijn zij die de Grote Verdrukking moeten verduren. Aan hen schildert Hij een heilrijke toekomst:
‘Zalig de armen van geest (eenvoudige gelovigen), want hunner is het Koninkrijk der hemelen. Zalig die treuren, want zij zullen vertroost worden. Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven. Zalig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden. Zalig de barmhartigen, want hun zal barmhartigheid geschieden. Zalig de reinen van hart, want zij zullen God zien. Zalig de vredestichters, want zij zullen kinderen Gods genoemd worden. Zalig de vervolgden om der gerechtigheid wil, want hunner is het Koninkrijk der hemelen’ (verzen 3-10).
Armen van geest; de treurenden; de zachtmoedigen; zij die hongeren naar gerechtigheid; de barmhartigen; de reinen van hart; de vredestichters; de vervolgden… Jezus noemt de kenmerken van de ware gelovige die, gelouterd door grote verdrukking, zijn/haar Heer en Heiland niet verloochent.
Heeft deze profetie dan niets over het hier en nu te zeggen? Natuurlijk wel. Want ten diepste vormt Matteüs 5:3-10 de praktische uitwerking van het liefdegebod.
‘Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. Dit is het grote en eerste gebod. Het tweede, daaraan gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. Aan deze twee geboden hangt de ganse wet en de profeten’ (Matteüs 22:37-40).
Alleen liefde tot God en de naaste doet eenvoudige gelovigen volhouden tegen de verdrukking in. Die liefde doet christenen verdriet overwinnen en houdt het geloof in rechtvaardigheid in stand. Alleen die liefde maakt een mens zachtmoedig, barmhartig en vredelievend. Zo horen we in deze profetie de echo van Matteüs 25:40 ‘Voorwaar, Ik zeg u, in zoverre gij dit aan één van deze mijn minste broeders hebt gedaan, hebt gij het Mij gedaan.’
Ik ben gekomen om de wet en de profeten te vervullen!
‘Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet (de Thora) of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen. Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet één jota of één tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied. Wie dan één van de kleinste dezer geboden ontbindt en de mensen zo leert, zal zeer klein heten in het Koninkrijk der hemelen; doch wie ze doet en leert, die zal groot heten in het Koninkrijk der hemelen’ (Matteüs 5:17-19).
De wet (Thora); dat zijn de boeken van Mozes: Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium. Met de profeten bedoelt Jezus: Jozua, Richteren, Samuël en Koningen (de vroege profeten) en Jesaja, Jeremia, Ezechiël plus de 12 kleine profeten (de late profeten). Jezus voorzegt, dat alles wat geprofeteerd is, tot op de letter zal worden vervuld. Vandaar dat we het profetisch woord nauwgezet moeten bestuderen. Want daarin vinden we het hart van het evangelie.
Aanvaard het gezag van de Bijbel!
Dat profetische woord mogen we niet eigenmachtig uitleggen. 2 Petrus 1:20-21 waarschuwt daartegen: ‘Dit moet gij vooral weten, dat geen profetie der Schrift een eigenmachtige uitlegging toelaat; want nooit is profetie voortgekomen uit de wil van een mens, maar, door de heilige Geest gedreven, hebben mensen van Godswege gesproken.’
Eigenmachtige uitlegging;… wat is dat? Wel, dat gebeurt als we afwijken van Gods woord. Als we eigen dogma’s boven het woord van de Bijbel stellen.
Het Onze Vader
We noemen dit het volmaakte gebed; want Jezus zelf heeft het ons geleerd. De eerste verzen zijn nauw verbonden met profetie over het komende Messiaanse Rijk. Matteüs 6:9 en 10: ‘Onze Vader die in de hemelen zijt, uw naam worde geheiligd; uw Koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde.’
Het ‘Onze Vader’ vangt aan met een het uitspreken van drie wensen.
1. Uw Naam worde geheiligd;
2. Uw Koninkrijk kome; en
3. Uw wil geschiede.
Er wordt ook gezegd waar dat moet gaan plaatsvinden: Op Aarde! Want in de hemel is dat al het geval (gelijk in de hemel). Jezus vraagt ons dus te bidden om de komst van het Messiaanse Rijk. Dan zal de gehele aarde onder de regering van de Messias vallen. En onder Zijn bewind zal een nieuwe aarde ontstaan, waar geen oorlog meer is en dieren elkaar niet meer doden:
‘Dan zal de wolf bij het schaap verkeren en de panter zich nederleggen bij het bokje; het kalf, de jonge leeuw en het mestvee zullen tezamen zijn, en een kleine jongen zal ze hoeden; de koe en de berin zullen samen weiden, haar jongen zullen zich tezamen nederleggen, en de leeuw zal stro eten als het rund; dan zal een zuigeling bij het hol van een adder spelen en naar het nest van een giftige slang zal een gespeend kind zijn hand uitstrekken. Men zal geen kwaad doen noch verderf stichten op gans mijn heilige berg, want de aarde zal vol zijn van kennis des HEREN, zoals de wateren de bodem der zee bedekken’ (Jesaja 11:6-9).
Johannes de Doper en Elia
De relatie tussen Johannes de Doper en de profeet Elia is voor velen duister. Dat hoeft niet, want als we de Bijbel nauwgezet lezen, ontstaat helderheid. Die vinden we o.a. in Matteüs 11:12-13 ‘Sinds de dagen van Johannes de Doper wordt het koninkrijk van de hemel door geweld bedreigd en proberen sommigen er zelfs met geweld beslag op te leggen. Want de profetieën van alle profeten en van de wet reiken tot de dagen van Johannes.’
Jezus leert ons, dat de komst van het ‘koninkrijk van de hemel’ (het Messiaanse Rijk) met geweld werd tegengehouden. Dat geweld kwam van de zijde van de Farizeeërs, schriftgeleerden (Matteüs 12:14) en Sadduceeën, maar ook van de Romeinen. Zij bedreigden Jezus, namen Hem gevangen en kruisigden Hem. Als Jezus over die dreiging spreekt, is Hij nog op vrije voeten. Er was toen nog tijd over om tot inkeer te komen; om Hem aan te nemen. Daarom sluit hij met die merkwaardige zin uit Matteüs 11:14 ‘En voor wie het wil aannemen: hij is Elia die komen zou.’
Johannes de Doper had de profeet Elia kunnen zijn, als men Jezus had aangenomen! Dat bevestigt Jezus in Matteüs 17:12 ‘Elia zal wel komen en alles herstellen, maar Ik zeg u, dat Elia reeds gekomen is en zij hebben hem niet erkend, maar met hem gedaan al wat zij wilden.’
Jezus werd verworpen; dus werd het Messiaanse Rijk uitgesteld. Daarom moet de profeet Elia terugkomen om de komst van de Messias voor te bereiden. Dat gaat gebeuren in de Eindtijd (Openbaring 11; de twee getuigen).
Gert van de Weerd
Bij profetie denken we meestal aan de profeten van het Oude Testament, zelden aan het Nieuwe Testament. Toch staat ook dat Bijbeldeel vol profetie. In deze artikelenreeks richten we ons op het Evangelie van Matteüs, want in dat boek komt - meer dan in de andere evangeliën - de profetie tot bloei. We springen van tekst tot tekst en geven daar een kort commentaar op. Leg daarom uw Bijbel naast dit artikel.
Zaligsprekingen
In Matteüs 5:1-10 vinden we een bekend Schriftgedeelte: De zaligsprekingen van Jezus. Dat is dus geen profetie, zult u denken. Toch wel; zelfs profetie van de hoogste orde! Jezus proclameert namelijk de grondwet van het toekomstige Messiaanse Rijk. En met die proclamatie richt Hij zich - over vele eeuwen heen - tot de gelovigen van de Eindtijd. Dat zijn zij die de Grote Verdrukking moeten verduren. Aan hen schildert Hij een heilrijke toekomst:
‘Zalig de armen van geest (eenvoudige gelovigen), want hunner is het Koninkrijk der hemelen. Zalig die treuren, want zij zullen vertroost worden. Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven. Zalig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden. Zalig de barmhartigen, want hun zal barmhartigheid geschieden. Zalig de reinen van hart, want zij zullen God zien. Zalig de vredestichters, want zij zullen kinderen Gods genoemd worden. Zalig de vervolgden om der gerechtigheid wil, want hunner is het Koninkrijk der hemelen’ (verzen 3-10).
Armen van geest; de treurenden; de zachtmoedigen; zij die hongeren naar gerechtigheid; de barmhartigen; de reinen van hart; de vredestichters; de vervolgden… Jezus noemt de kenmerken van de ware gelovige die, gelouterd door grote verdrukking, zijn/haar Heer en Heiland niet verloochent.
Heeft deze profetie dan niets over het hier en nu te zeggen? Natuurlijk wel. Want ten diepste vormt Matteüs 5:3-10 de praktische uitwerking van het liefdegebod.
‘Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. Dit is het grote en eerste gebod. Het tweede, daaraan gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. Aan deze twee geboden hangt de ganse wet en de profeten’ (Matteüs 22:37-40).
Alleen liefde tot God en de naaste doet eenvoudige gelovigen volhouden tegen de verdrukking in. Die liefde doet christenen verdriet overwinnen en houdt het geloof in rechtvaardigheid in stand. Alleen die liefde maakt een mens zachtmoedig, barmhartig en vredelievend. Zo horen we in deze profetie de echo van Matteüs 25:40 ‘Voorwaar, Ik zeg u, in zoverre gij dit aan één van deze mijn minste broeders hebt gedaan, hebt gij het Mij gedaan.’
Ik ben gekomen om de wet en de profeten te vervullen!
‘Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet (de Thora) of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen. Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet één jota of één tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied. Wie dan één van de kleinste dezer geboden ontbindt en de mensen zo leert, zal zeer klein heten in het Koninkrijk der hemelen; doch wie ze doet en leert, die zal groot heten in het Koninkrijk der hemelen’ (Matteüs 5:17-19).
De wet (Thora); dat zijn de boeken van Mozes: Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium. Met de profeten bedoelt Jezus: Jozua, Richteren, Samuël en Koningen (de vroege profeten) en Jesaja, Jeremia, Ezechiël plus de 12 kleine profeten (de late profeten). Jezus voorzegt, dat alles wat geprofeteerd is, tot op de letter zal worden vervuld. Vandaar dat we het profetisch woord nauwgezet moeten bestuderen. Want daarin vinden we het hart van het evangelie.
Aanvaard het gezag van de Bijbel!
Dat profetische woord mogen we niet eigenmachtig uitleggen. 2 Petrus 1:20-21 waarschuwt daartegen: ‘Dit moet gij vooral weten, dat geen profetie der Schrift een eigenmachtige uitlegging toelaat; want nooit is profetie voortgekomen uit de wil van een mens, maar, door de heilige Geest gedreven, hebben mensen van Godswege gesproken.’
Eigenmachtige uitlegging;… wat is dat? Wel, dat gebeurt als we afwijken van Gods woord. Als we eigen dogma’s boven het woord van de Bijbel stellen.
Het Onze Vader
We noemen dit het volmaakte gebed; want Jezus zelf heeft het ons geleerd. De eerste verzen zijn nauw verbonden met profetie over het komende Messiaanse Rijk. Matteüs 6:9 en 10: ‘Onze Vader die in de hemelen zijt, uw naam worde geheiligd; uw Koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde.’
Het ‘Onze Vader’ vangt aan met een het uitspreken van drie wensen.
1. Uw Naam worde geheiligd;
2. Uw Koninkrijk kome; en
3. Uw wil geschiede.
Er wordt ook gezegd waar dat moet gaan plaatsvinden: Op Aarde! Want in de hemel is dat al het geval (gelijk in de hemel). Jezus vraagt ons dus te bidden om de komst van het Messiaanse Rijk. Dan zal de gehele aarde onder de regering van de Messias vallen. En onder Zijn bewind zal een nieuwe aarde ontstaan, waar geen oorlog meer is en dieren elkaar niet meer doden:
‘Dan zal de wolf bij het schaap verkeren en de panter zich nederleggen bij het bokje; het kalf, de jonge leeuw en het mestvee zullen tezamen zijn, en een kleine jongen zal ze hoeden; de koe en de berin zullen samen weiden, haar jongen zullen zich tezamen nederleggen, en de leeuw zal stro eten als het rund; dan zal een zuigeling bij het hol van een adder spelen en naar het nest van een giftige slang zal een gespeend kind zijn hand uitstrekken. Men zal geen kwaad doen noch verderf stichten op gans mijn heilige berg, want de aarde zal vol zijn van kennis des HEREN, zoals de wateren de bodem der zee bedekken’ (Jesaja 11:6-9).
Johannes de Doper en Elia
De relatie tussen Johannes de Doper en de profeet Elia is voor velen duister. Dat hoeft niet, want als we de Bijbel nauwgezet lezen, ontstaat helderheid. Die vinden we o.a. in Matteüs 11:12-13 ‘Sinds de dagen van Johannes de Doper wordt het koninkrijk van de hemel door geweld bedreigd en proberen sommigen er zelfs met geweld beslag op te leggen. Want de profetieën van alle profeten en van de wet reiken tot de dagen van Johannes.’
Jezus leert ons, dat de komst van het ‘koninkrijk van de hemel’ (het Messiaanse Rijk) met geweld werd tegengehouden. Dat geweld kwam van de zijde van de Farizeeërs, schriftgeleerden (Matteüs 12:14) en Sadduceeën, maar ook van de Romeinen. Zij bedreigden Jezus, namen Hem gevangen en kruisigden Hem. Als Jezus over die dreiging spreekt, is Hij nog op vrije voeten. Er was toen nog tijd over om tot inkeer te komen; om Hem aan te nemen. Daarom sluit hij met die merkwaardige zin uit Matteüs 11:14 ‘En voor wie het wil aannemen: hij is Elia die komen zou.’
Johannes de Doper had de profeet Elia kunnen zijn, als men Jezus had aangenomen! Dat bevestigt Jezus in Matteüs 17:12 ‘Elia zal wel komen en alles herstellen, maar Ik zeg u, dat Elia reeds gekomen is en zij hebben hem niet erkend, maar met hem gedaan al wat zij wilden.’
Jezus werd verworpen; dus werd het Messiaanse Rijk uitgesteld. Daarom moet de profeet Elia terugkomen om de komst van de Messias voor te bereiden. Dat gaat gebeuren in de Eindtijd (Openbaring 11; de twee getuigen).
Gert van de Weerd