Het gebed des Heren

Arthur W. Pink / vert. Herman de Heus • 79 - 2003/04 • Uitgave: 18
Na alles wat door vrome mensen over gebed gezegd en geschreven is, hebben wij vooral behoefte om te horen wat God Zelf erover zegt, teneinde te kunnen bidden zoals het Hem behaagt. Want hoe bestaat het dat zondige schepselen voor de Allerhoogste verschijnen? Dat hun gebeden aanvaardbaar voor Hem zijn en zij uit Zijn hand mogen ontvangen wat zij nodig hebben? Dat kan alleen omdat:
(1) Hij een nieuwe en levende toegangsweg tot Zijn Tegenwoordigheid heeft geopend;
(2) wij door middel van gebed, gemeenschap met Hem mogen hebben en zegen ontvangen;
(3) Hij het volmaakte gebed heeft gegeven waar wij onze gebeden naar mogen richten.
Van oudsher wordt dit gebed 'het gebed des Heren' genoemd, omdat de Heer ons hierin op genadevolle wijze leert hoe en waarvoor te bidden. Het kan door christenen nooit te hoog geschat worden. Christus kende zowel onze nood als Zijn Vaders goede wil jegens ons en heeft ons deze eenvoudige doch veelomvattende leidraad gegeven. Het bevat alle aspecten van gebed. Het opent met aanbidding en eindigt met dankzegging. Belijdenis van zonden is ingesloten. Smeekbedes vormen het hoofdbestanddeel, de eerste drie betreffen Gods heerlijkheid, de zege van Zijn Koninkrijk en Zijn geopenbaarde wil, de laatste vier onze eigen persoonlijke noden en die van anderen.
Het is door Christus tweemaal gegeven, bij verschillende gelegenheden en opgeschreven door Mattheüs en Lucas. Zoals alles in de Schrift is dit gebed volmaakt - volmaakt in volgorde, samenstelling en woordkeuze. De volgorde is aanbidding, zeven smeekbedes en bewijsvoering. Welbeschouwd is het gebed des Heren een samenvatting van de Psalmen. Elke passage vinden we terug in het Oude Testament, wat erop duidt dat onze gebeden schriftuurlijk moeten zijn, wil de Here God ze kunnen aanvaarden. 'En dit is de vrijmoedigheid, die wij tot Hem hebben, dat zo wij iets bidden naar Zijn wil, Hij ons verhoort' (1 Joh. 5:14). Maar wij kennen Zijn wil niet als wij onbekend blijven met Zijn Woord.

Beweerd wordt dat het gebed des Heren bestemd was voor tijdelijk gebruik, door Zijn eerste discipelen, tot de onthulling van het Nieuwe Verbond. Maar zowel Mattheüs als Lucas schreven hun Evangelie jaren nadat de christelijke bedeling was begonnen, en geen van beiden geeft te kennen dat het verouderd en voor christenen onbruikbaar is. Anderen beweren dat het ongeschikt is voor gelovigen omdat de smeekbedes niet in de naam van Christus gedaan worden, en een uitdrukkelijke verwijzing naar Zijn verzoening en voorspraak ontbreekt. Maar dit is een ernstige misvatting en dwaling! Want aldus redenerende, zouden wij geen van de Oudtestamentische, geen van de Psalmen kunnen benutten. De gebeden der Oudtestamentische gelovigen echter werden aan God aangeboden om Zijns naams wil; en Christus was de Engel des Verbonds waarvan gezegd is: ‘want Mijn Naam is in het binnenste van Hem’ (Ex. 23:21). Derhalve mogen wij het gebed des Heren bidden in het volle vertrouwen op Christus’ middeling. Daarenboven is het juist dit gebed wat de Heiland ons voorschrijft en machtigt om te bidden.
Van meer recente datum komt het bezwaar dat het uitsluitend een Joods gebed is en wettisch van strekking. Maar dit is niets minder dan een openlijke poging van satan om Gods kinderen van een waardevol deel van hun geboorterecht te beroven. Christus gaf dit gebed niet aan Joden omwille van hun Jood-zijn, maar omwille van hun discipelschap. Het is gericht aan ‘Onze Vader’ en kan derhalve gebruikt worden door alle leden van Zijn gezin. We vinden het niet alleen bij Mattheüs, maar ook bij Lucas, die zijn Evangelie voor de heidenen schreef. Het is een uitdrukkelijk bevel van Christus, na Zijn opstanding, dat de discipelen al de volken zullen onderwijzen en dopen ‘lerende hen onderhouden alles, wat Ik u geboden heb’. Dit sluit het gebed des Heren in. Want hierin is niets dat ongeschikt is voor de christen van vandaag en alles wat erin is, heeft hij nodig.
Lange tijd is het een strijdpunt geweest of het gebed des Heren beschouwd moet worden als formuliergebed of als een patroon om na te volgen. Het antwoord is: beide. In Mattheüs 6 wordt het gegeven als leest om onze gebeden op te schoeien, getuige de woorden van Christus: ‘Gij dan bidt aldus’. In Lucas 11 leert onze Heer: ‘Wanneer gij bidt, zo zegt’ en gebiedt ons om Hem woordelijk na te bidden. Derhalve is het de plicht van elke discipel van Christus om bij het bidden steeds gebruik te maken van het gebed des Heren, hetzij als patroon of soms ook als formulier.
Wat de bezwaren betreft tegen een formuliergebed in het algemeen, willen wij het volgende opmerken: God Zelf heeft dikwijls Zijn volk woorden in de mond gelegd om te spreken in het naderen tot Hem. Tegen Israël zegt Hij: ‘Neem deze woorden met u, en bekeer u tot de Here; zeg tot Hem: Neem weg alle ongerechtigheid, en geef het goede’ (Hosea 14:3). Natuurlijk moeten wij op onze hoede zijn voor louter formeel, en meer nog voor bijgelovig gebruik van het gebed des Heren. Maar wij mogen niet vervallen in het andere uiterste, dat is het nooit gebruiken. Het is de mening van schrijver dezes dat het in elke eredienst met eerbied en gevoel uitgesproken behoort te worden, alsmede dagelijks in onze gezinsdienst. Al is het bedorven voor sommigen, wier overmatig gebruik ervan gelijk staat aan ‘ijdel verhaal van woorden’, hetgeen onze Heiland verbiedt, dat geldt niet voor ons. Wij mogen het gebed des Heren neerleggen voor de Troon der Genade, in de geest en in de woorden waarin onze Heer het gaf.

"In elke uitdrukking, smeekbede en bewijsgrond van dit gebed zien wij Jezus: Hij en de Vader zijn één. Hem is een ‘Naam’ gegeven die alle namen te boven gaat. Hij is de zalige en alleen machtige Here en Zijn ‘Koninkrijk’ zal allen regeren. Hij is het ’levende brood’ dat uit de hemel is nedergedaald. Hij heeft macht om ‘zonden te vergeven’. Hij zal degenen die ‘verzocht’ worden te hulp komen. Hij heeft ons ‘verlost’ uit de macht der duisternis. Het Koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid behoren Hem. Hij is de vervulling van Gods beloften. Hij is ‘de Amen, de trouwe en waarachtige Getuige’. Terecht heeft Tertullianus het gebed des Heren ‘het verkorte Evangelie’ genoemd. Naarmate ons zicht op het Evangelie van Gods genade, op ‘het Evangelie van de heerlijkheid van Christus’, scherper wordt, groeit onze liefde voor dit heerlijke gebed en wij verheugen ons met een onuitsprekelijke vreugde, wanneer wij de van Godswege aangeboden smeekbedes aan Hem teruggeven en op een genadevol antwoord wachten" (Thomas Houston).

Arthur W. Pink
Vert: Herman de Heus