Het gebed des Heren (2)

Arthur W. Pink / vert: Herman de Heus • 79 - 2003/04 • Uitgave: 19
Onze Vader die in de hemelen zijt

Van meet aan is duidelijk en het wordt zo eenvoudig gezegd, dat de grote God ons gehoor wil geven. En wij zijn verzekerd van Zijn liefde en macht, want wij mogen "Vader" zeggen. Het gebed des Heren opent met deze woorden om vuur, eerbied en vrijmoedigheid op te wekken, de drie wezenlijke kenmerken van aangenaam en krachtig gebed. Als deze woorden ons gevoel raken worden wij vurig. Als wij beseffen waar wij eigenlijk staan: voor de hemelse troon, dan worden wij eerbiedig. En vrijmoedigheid komt met het inzicht dat het onze Vader is tot wie wij bidden. Wie tot God komt om Hem te aanbidden, ‘moet geloven dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken’ (Hebr. 11:6). Wat maakt ons vertrouwen dieper, onze liefde krachtiger en onze hoop vuriger, dan de beschrijving die Christus hier geeft, van Zijn liefdevolle en tedere kant? Wat worden wij aangemoedigd om onze zielen voor Hem uit te storten. Voor Hem, voor die Goddelijke Persoon, Die het beste met een ieder van ons voorheeft. ‘Ziet, welk een liefde ons de Vader heeft gegeven, dat wij kinderen Gods genoemd worden, en wij zijn het’ (1 Joh. 3:1).

God is Vader van alle mensen, in natuurlijke zin, want Hij is de Schepper. ‘Hebben wij niet allen één Vader? Heeft niet één God ons geschapen?’ (Mal. 2:10) ‘Maar nu, Here, Gij zijt onze Vader; wij zijn het leem, Gij zijt onze Formeerder en wij allen zijn het werk van Uw hand’ (Jes. 64:8). Dat zulke verzen door sommigen verdraaid worden ten behoeve van hun verkeerde denkbeelden, te weten het universele vaderschap Gods en de universele broederschap der mensen, mag er niet toe leiden dat wij die verzen verwerpen. Het is ons voorrecht om de meest goddeloze en verlatene ervan te verzekeren, dat als hij de strijd staakt en doet zoals de verloren zoon deed, dat er een liefhebbende Vader klaar staat om hem te verwelkomen. Die de jonge raven hoort roepen (Ps. 147:9), zal Hij doof blijven voor de roep van een mens? Maar alleen de gelovige kan op de diepste en volledige betekenis van de aanroep "Vader" ingaan, want tussen hem en God bestaat een hogere band dan de natuurlijke. Ten eerste: God is zijn Vader in geestelijke zin. Ten tweede: God is de Vader van Zijn uitverkorenen omdat Hij de Vader is van hun Here Jezus Christus (Ef. 1:3). Christus heeft uitdrukkelijk aangekondigd: ‘Ik vaar op naar Mijn Vader en uw Vader, naar Mijn God en uw God’ (Joh. 20:17). Ten derde: God is de Vader van Zijn uitverkorenen naar het eeuwige raadsbesluit: ‘In liefde heeft Hij ons tevoren er toe bestemd als zonen van Hem te worden aangenomen door Jezus Christus, naar het welbehagen van Zijn wil’ (Ef. 1:5). Ten vierde: Hij is de Vader van de uitverkorenen door onze wedergeboorte, ‘opdat wij daardoor deel zouden hebben aan de goddelijke natuur’ (2 Petr. 1:4). Er staat geschreven: ‘En, dat gij zonen zijt – God heeft de Geest Zijns Zoons uitgezonden in onze harten, die roept: Abba, Vader.’ (Gal. 4:6).
De woorden "Onze Vader" houden ook een verplichting in. Zijn kinderen moeten Hem eren (zelfs meer dan wij onze aardse ouders doen), van Hem afhankelijk zijn, zich in Hem verheugen en ernaar streven om Hem in alles te behagen. Bovendien, de woorden "Onze Vader" leren ons dat wij niet alleen ons persoonlijk heil moeten zoeken bij God Zelf, die door genade onze Vader is, maar dat wij ook belang moeten stellen in onze medechristenen, die onze broeders en zusters in Christus zijn. Hij tot Wie ik bid is niet alleen "mijn Vader", maar "onze Vader". Wij betuigen onze liefde voor de broeders en zusters door voor hen te bidden; hun noden gaan ons evenzeer aan als de onze. Wat is er veel in deze twee woorden "Onze Vader" begrepen!

"Die in de hemelen zijt." Welk een gezegend tegenwicht geeft deze frase aan de vorige. Vertelt de eerste van Gods goedheid en genade, deze spreekt van Zijn grootheid en majesteit. Waar de eerste leert over de nabijheid en dierbaarheid van Zijn relatie tot ons, duidt deze Zijn oneindige verhevenheid boven ons aan. Wanneer de woorden "Onze Vader" vertrouwen en liefde opwekken, dan moeten de woorden "die in de hemelen zijt" ons vervullen met nederigheid en ontzag. Dit zijn twee zaken waarmee onze geest en ons hart steeds bezig moeten zijn: het eerste zonder het tweede neigt naar onheilige gemeenzaamheid; het tweede zonder het eerste geeft enkel koudheid en vrees. Maar samen genomen behoeden zij ons voor beide kwaden. Een heilzaam evenwicht wordt tot stand gebracht en houdt stand in de ziel, als wij zowel de genade en macht van God, als Zijn onpeilbare liefde en Zijn onmetelijke hoogheid beschouwen. Bemerkenswaardig is dat hetzelfde gezegende evenwicht werd bewaard door de apostel Paulus, toen hij de volgende woorden gebruikte om God de Vader te beschrijven: ‘de God van onze Here Jezus Christus, de Vader der heerlijkheid’ (Ef. 1:17).
De woorden "die in de hemelen zijt" betekenen niet dat Hij begrensd is. Wij herinneren ons de woorden van koning Salomo: ‘Zou God dan waarlijk op aarde wonen? Zie, de hemel, zelfs de hemel der hemelen, kan U niet bevatten, hoeveel te min dit huis dat ik gebouwd heb’ (1 Kon. 8:27). God is oneindig en alom tegenwoordig. In een bepaald opzicht is de Vader "in de hemelen", want dat is de plaats waar Hij Zijn majesteit en heerlijkheid openbaart. ‘Zo zegt de Here: De hemel is mijn troon en de aarde de voetbank mijner voeten’ (Jes. 66:1). Als wij gaan beseffen wat hier staat, moeten wij vervuld worden met diepe eerbied en ontzag. De woorden "die in de hemelen zijt" wijzen op Zijn voorzienigheid en geven aan dat Hij alle dingen beschikt van omhoog. Deze woorden verkondigen dat Hij in staat is om borg voor ons te zijn, want onze Vader is de Almachtige. ‘Onze God is in de hemel, Hij doet al wat Hem behaagt’ (Ps. 115:3). Hij is de Almachtige, maar Hij is "Onze Vader". ‘Gelijk zich een vader ontfermt over zijn kinderen, ontfermt Zich de Here over wie Hem vrezen’ (Ps. 103:13). ‘Indien dan gij, hoewel gij slecht zijt, goede gaven weet te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer zal uw Vader uit de hemel de heilige Geest geven aan hen, die Hem daarom bidden?’ (Luc. 11:13)
Tenslotte zij opgemerkt, dat de woorden "die in de hemelen zijt" ons te binnen brengen dat wij daarheen op weg zijn, want de hemel is ons thuis.

Arthur W. Pink
Vert: Herman de Heus