Het gebed des Heren (3)
Uw naam worde geheiligd
Dit is de eerste smeekbede van het gebed des Heren. De smeekbedes zijn zeven in getal en kunnen worden verdeeld in twee groepen. De eerste groep heeft betrekking op Gods zaak, de tweede op onze dagelijkse noden. Een dergelijke onderverdeling kunnen we ook maken in de Tien Geboden. Hoofdzaak in het gebed is om af te zien van onszelf en op te zien naar God, met het uiteindelijke doel om Zijn naam te verheerlijken. Alle overige verzoeken moeten hieraan ondergeschikt gemaakt worden, opdat wij de Here niets vragen dat Zijn heiligheid zou kunnen tegenspreken.
De naam van God, dat staat voor God Zelf, zoals wij kunnen afleiden uit: ‘in U zullen juichen wie uw naam liefhebben’ (Ps. 5:12) en ‘De naam des Heren is een sterke toren’ (Spr. 18:10). De naam van God staat voor de goddelijke volkomenheden. Het is opvallend dat toen God ‘de naam des Heren uitriep’ (Ex. 34:5vv) tot Mozes, dat Hij toen Zijn eigen gezegende eigenschappen opnoemde. Dit is de ware betekenis van de woorden ‘Daarom vertrouwen op U wie uw naam kennen’ (Ps. 9:11). Ja, de
goddelijke naam openbaart wie God is. Hij heeft zich aan de mensen bekendgemaakt in namen zoals de Almachtige, de God der heerscharen en onze Vader.
Welke gedachten wil de Here Jezus in ons hart planten als Hij ons dit gebed leert? Allereerst dat God – in de ruimste zin des woords – door Zijn voorzienigheid alle dingen bestiert en over alles beschikt tot Zijn heerlijkheid. God Zelf heiligt Zijn naam en zorgt dat deze wordt gekend en vereerd door de prediking van Zijn Wet en Evangelie. Vervolgens dat Zijn naam verheerlijkt wordt in en door ons. Niet dat wij aan Gods heiligheid iets toe kunnen voegen, maar wij werken mee om de openbaring van Zijn heiligheid te vermeerderen. Daarom worden wij ook aangespoord: ‘Geef den Here de heerlijkheid van zijn naam’ (Ps. 96:8). In onszelf vinden wij geen kracht om Gods naam te heiligen. Maar Christus leert ons om God Zelf op te roepen te doen wat Hij wil dat geschiedt. En in gebed ontvangen wij de kracht van de Heilige Geest om God te verheerlijken in onze gedachten, woorden en daden.
Wanneer wij bidden "Uw naam worde geheiligd", dan smeken we dat God die de Allerheiligste en Allerhoogste is, ons in staat zal stellen Hem ook als zodanig te erkennen en te eren. Om het met de woorden van Manton uit te drukken: "In deze smeekbede wordt de heerlijkheid Gods onzerzijds verlangd èn beloofd; want elk gebed is zowel uitdrukking van verlangen als belofte dat wij het op ons nemen om datgene uit te voeren wat wij bidden. Gebed is prediken tot onszelf terwijl God luistert, wij spreken tot God om onszelf te waarschuwen – niet te Zijner kennisneming, maar voor onze stichting en opbouwing." Helaas wordt op deze betekenis van gebed niet sterk aangedrongen vanaf de preekstoel en wordt deze betekenis niet voldoende onderkend in de kerkbanken. Maar wij bespotten God, als wij Hem wel onze vrome woorden aanbieden, maar niet de intentie hebben om uit alle macht te streven in overeenstemming met die woorden te leven!
Zijn naam heiligen betekent dat God op de eerste plaats komt, dat wij Hem boven alles stellen in onze gedachten, gevoelens en levens. Dat is tegengesteld aan de torenbouwers van Babel, die zeiden ‘Laten wij ons een naam maken’ (Gen. 11:4) en aan Nebukadnezar, die zei ‘Is dit niet het grote Babel, dat ik gebouwd heb tot een koninklijke woonstede door de sterkte mijner macht en tot eer mijner majesteit?’ (Dan. 4:30). De apostel Petrus gebiedt: ‘Heiligt God, de Heere, in uw harten’ (1 Petr. 3:15). Vreze voor Zijn majesteit en heiligheid moet ons hart zo vervullen, dat heel ons innerlijke wezen voor Hem buigt in volledige en gewillige onderwerping. Daar is gebed voor nodig, om op te wassen in de kennis van Hem, teneinde Hem op de juiste wijze te kunnen aanbidden en dienen.
Deze bede drukt niet alleen het verlangen uit dat God Zichzelf verheerlijkt in en door ons en zo doende ons in staat stelt Hem te verheerlijken, maar tevens vertolkt zij ons verlangen dat ook anderen Hem zullen kennen, aanbidden en verheerlijken. "Met deze smeekbede bidden wij dat de heerlijkheid van God in de loop van Zijn voorzienigheid meer en meer ontplooit en voortschrijdt in de wereld, dat Zijn Woord voortsnelt en verheerlijkt wordt in de bekering en heiliging van zondaars, dat al Zijn kinderen in heiligheid toenemen en dat elke ontwijding van de naam van God onder de mensen verwijderd en verhinderd wordt" (John Gill).
Het is duidelijk waarom deze smeekbede in het gebed des Heren voorop gaat: zij voorziet in de enige rechtmatige basis voor al onze overige verzoeken. De heerlijkheid van God moet ons voornaamste belang zijn. Wanneer wij onze hemelse Vader deze smeekbede aanbieden, zeggen we: "Wat mij ook overkomt, al stijgt het water mij tot de lippen, Here, verheerlijk Uzelf in en door mij". Onze Heiland heeft ons het volmaakte voorbeeld gegeven: ‘Nu is mijn ziel ontroerd, en wat zal Ik zeggen? Vader, verlos Mij uit deze ure! Maar hiertoe ben Ik in deze ure gekomen. Vader, verheerlijk uw naam!’ (Joh. 12:27,28).
Tot besluit willen we kort aanduiden hoe deze smeekbede te gebruiken.
1) Zonden moeten beweend en beleden worden. Wij moeten ons vernederen vanwege die zonden die de openbaring van Gods glorie in de weg gestaan en Zijn naam ontwijd hebben, zoals hoogmoed, lauwheid, koppigheid en oneerbiedigheid.
2) Laten we vurig zoeken naar de genade waarmee we Zijn naam heiligen: volheid van kennis van Hemzelf, een vermeerdering van heilige vreze in het hart, van geloof, hoop, liefde en aanbidding en het juiste gebruik van Zijn gaven.
3) Wij moeten nauwgezet onze plichten volbrengen, dat niets in ons gedrag de ongelovigen aanleiding geeft om Zijn naam te lasteren. 'Of gij dus eet of drinkt, of wat gij ook doet, doet het alles ter ere Gods’ (1 Cor. 10:30).
Arthur W. Pink
Vert.: Herman de Heus
Dit is de eerste smeekbede van het gebed des Heren. De smeekbedes zijn zeven in getal en kunnen worden verdeeld in twee groepen. De eerste groep heeft betrekking op Gods zaak, de tweede op onze dagelijkse noden. Een dergelijke onderverdeling kunnen we ook maken in de Tien Geboden. Hoofdzaak in het gebed is om af te zien van onszelf en op te zien naar God, met het uiteindelijke doel om Zijn naam te verheerlijken. Alle overige verzoeken moeten hieraan ondergeschikt gemaakt worden, opdat wij de Here niets vragen dat Zijn heiligheid zou kunnen tegenspreken.
De naam van God, dat staat voor God Zelf, zoals wij kunnen afleiden uit: ‘in U zullen juichen wie uw naam liefhebben’ (Ps. 5:12) en ‘De naam des Heren is een sterke toren’ (Spr. 18:10). De naam van God staat voor de goddelijke volkomenheden. Het is opvallend dat toen God ‘de naam des Heren uitriep’ (Ex. 34:5vv) tot Mozes, dat Hij toen Zijn eigen gezegende eigenschappen opnoemde. Dit is de ware betekenis van de woorden ‘Daarom vertrouwen op U wie uw naam kennen’ (Ps. 9:11). Ja, de
goddelijke naam openbaart wie God is. Hij heeft zich aan de mensen bekendgemaakt in namen zoals de Almachtige, de God der heerscharen en onze Vader.
Welke gedachten wil de Here Jezus in ons hart planten als Hij ons dit gebed leert? Allereerst dat God – in de ruimste zin des woords – door Zijn voorzienigheid alle dingen bestiert en over alles beschikt tot Zijn heerlijkheid. God Zelf heiligt Zijn naam en zorgt dat deze wordt gekend en vereerd door de prediking van Zijn Wet en Evangelie. Vervolgens dat Zijn naam verheerlijkt wordt in en door ons. Niet dat wij aan Gods heiligheid iets toe kunnen voegen, maar wij werken mee om de openbaring van Zijn heiligheid te vermeerderen. Daarom worden wij ook aangespoord: ‘Geef den Here de heerlijkheid van zijn naam’ (Ps. 96:8). In onszelf vinden wij geen kracht om Gods naam te heiligen. Maar Christus leert ons om God Zelf op te roepen te doen wat Hij wil dat geschiedt. En in gebed ontvangen wij de kracht van de Heilige Geest om God te verheerlijken in onze gedachten, woorden en daden.
Wanneer wij bidden "Uw naam worde geheiligd", dan smeken we dat God die de Allerheiligste en Allerhoogste is, ons in staat zal stellen Hem ook als zodanig te erkennen en te eren. Om het met de woorden van Manton uit te drukken: "In deze smeekbede wordt de heerlijkheid Gods onzerzijds verlangd èn beloofd; want elk gebed is zowel uitdrukking van verlangen als belofte dat wij het op ons nemen om datgene uit te voeren wat wij bidden. Gebed is prediken tot onszelf terwijl God luistert, wij spreken tot God om onszelf te waarschuwen – niet te Zijner kennisneming, maar voor onze stichting en opbouwing." Helaas wordt op deze betekenis van gebed niet sterk aangedrongen vanaf de preekstoel en wordt deze betekenis niet voldoende onderkend in de kerkbanken. Maar wij bespotten God, als wij Hem wel onze vrome woorden aanbieden, maar niet de intentie hebben om uit alle macht te streven in overeenstemming met die woorden te leven!
Zijn naam heiligen betekent dat God op de eerste plaats komt, dat wij Hem boven alles stellen in onze gedachten, gevoelens en levens. Dat is tegengesteld aan de torenbouwers van Babel, die zeiden ‘Laten wij ons een naam maken’ (Gen. 11:4) en aan Nebukadnezar, die zei ‘Is dit niet het grote Babel, dat ik gebouwd heb tot een koninklijke woonstede door de sterkte mijner macht en tot eer mijner majesteit?’ (Dan. 4:30). De apostel Petrus gebiedt: ‘Heiligt God, de Heere, in uw harten’ (1 Petr. 3:15). Vreze voor Zijn majesteit en heiligheid moet ons hart zo vervullen, dat heel ons innerlijke wezen voor Hem buigt in volledige en gewillige onderwerping. Daar is gebed voor nodig, om op te wassen in de kennis van Hem, teneinde Hem op de juiste wijze te kunnen aanbidden en dienen.
Deze bede drukt niet alleen het verlangen uit dat God Zichzelf verheerlijkt in en door ons en zo doende ons in staat stelt Hem te verheerlijken, maar tevens vertolkt zij ons verlangen dat ook anderen Hem zullen kennen, aanbidden en verheerlijken. "Met deze smeekbede bidden wij dat de heerlijkheid van God in de loop van Zijn voorzienigheid meer en meer ontplooit en voortschrijdt in de wereld, dat Zijn Woord voortsnelt en verheerlijkt wordt in de bekering en heiliging van zondaars, dat al Zijn kinderen in heiligheid toenemen en dat elke ontwijding van de naam van God onder de mensen verwijderd en verhinderd wordt" (John Gill).
Het is duidelijk waarom deze smeekbede in het gebed des Heren voorop gaat: zij voorziet in de enige rechtmatige basis voor al onze overige verzoeken. De heerlijkheid van God moet ons voornaamste belang zijn. Wanneer wij onze hemelse Vader deze smeekbede aanbieden, zeggen we: "Wat mij ook overkomt, al stijgt het water mij tot de lippen, Here, verheerlijk Uzelf in en door mij". Onze Heiland heeft ons het volmaakte voorbeeld gegeven: ‘Nu is mijn ziel ontroerd, en wat zal Ik zeggen? Vader, verlos Mij uit deze ure! Maar hiertoe ben Ik in deze ure gekomen. Vader, verheerlijk uw naam!’ (Joh. 12:27,28).
Tot besluit willen we kort aanduiden hoe deze smeekbede te gebruiken.
1) Zonden moeten beweend en beleden worden. Wij moeten ons vernederen vanwege die zonden die de openbaring van Gods glorie in de weg gestaan en Zijn naam ontwijd hebben, zoals hoogmoed, lauwheid, koppigheid en oneerbiedigheid.
2) Laten we vurig zoeken naar de genade waarmee we Zijn naam heiligen: volheid van kennis van Hemzelf, een vermeerdering van heilige vreze in het hart, van geloof, hoop, liefde en aanbidding en het juiste gebruik van Zijn gaven.
3) Wij moeten nauwgezet onze plichten volbrengen, dat niets in ons gedrag de ongelovigen aanleiding geeft om Zijn naam te lasteren. 'Of gij dus eet of drinkt, of wat gij ook doet, doet het alles ter ere Gods’ (1 Cor. 10:30).
Arthur W. Pink
Vert.: Herman de Heus