Het geheimenis van Zijn wil

Feike ter Velde • 82 - 2006/07 • Uitgave: 17
Hoe vaak hoor je niet: “Wie kan de wil van God nu kennen?” Is er op die vraag wel een antwoord te geven? Jazeker! Daarbij moeten we de Bijbel nauwkeurig lezen en trachten te verstaan wát we lezen.

Heel de Schrift openbaart ons de wil van God, voor ons persoonlijk leven, voor de wereld, voor Israël, voor de toekomst…het is allemaal in de Bijbel te vinden.

Maar, het is een geheimenis, dat alleen door de Heilige Geest aan de lezer wordt geopenbaard. En dán vind je een rijke buit!




De uitdrukking ‘het geheimenis van Zijn wil’ vinden we in Efeze 1:9 en staat in het kader van een aantal prachtige volzinnen, die Paulus als een lofprijzing tot uitdrukking brengt. Hij preekt, hij zingt! Het begint met de indrukwekkende lofverheffing in vers 3. Dat is niet zó maar een lofprijzing van Paulus. Er zit iets achter: namelijk het uitverkiezende, reddende en verlossende werk van God de Vader. Dat Vaderschap van de levende God vindt zijn grond in de Zoon, Jezus Christus. Als je de tijd neemt daar over na te denken stroomt je hart vanzelf vól blijdschap en dankbaarheid. Want zó komt God, de Schepper van hemel en aarde, die zo oneindig groot en hoog verheven is, toch heel dichtbij. Het is niet een kille, anonieme en ongenaakbare heerser ergens op een troon in het universum, zoals in andere religies. Nee, Hij is de God van nabij. En omdat Hij zo nabij is en ons liefheeft en álles voor ons gedaan heeft wat we nodig hebben voor tijd en eeuwigheid, gaat Paulus Hem prijzen. Sterker nog: Hij gaat God zégenen! Dat spreekt wel van een héél intieme relatie.



Die intieme relatie met God – die door de Here Jezus mogelijk is gemaakt – is ook een noodzakelijke voorwaarde om Zijn wil te leren kennen. Zónder die intieme relatie is het onmogelijk. Want wie een intieme relatie met God heeft, hoort Zijn stem. God de Vader spreekt met Zijn kinderen. Dat houdt verband met het feit dat in het hart van elke ware gelovige de Heilige Geest woont. Het lichaam van Gods kind is de tempel van de Heilige Geest (1Kor. 6:19), die op de Pinksterdag naar deze aarde kwam en sindsdien is gebleven. De inwoning van de Geest is ook een geheimenis, een verborgenheid, omdat de ware gelovigen wel Gods kinderen zijn, maar dat is nog niet echt zichtbaar. Dat wordt zichtbaar bij de wederkomst (1Joh. 3:2). Maar die diep verborgen, echter levende, relatie met God wordt ook al in het Oude Testament beschreven. “Des Heren vertrouwelijke omgang is met wie Hem vrezen” – Ps. 25:14. Dat is een één-op-één relatie, een vertrouwelijke omgang, dat is heel persoonlijk. Maar zó bedoelt de Here God het, zó moet het zijn. Hij wil vertrouwelijk met Zijn kinderen omgaan. En dan volgt daarop: “…en Zijn verbond maakt Hij hun bekend.”



Een prachtig voorbeeld vinden we bij de geboorte van de Here Jezus in de persoon van Simeon (Luc. 2:25). Er was al vier eeuwen geen profeet meer geweest in Israël, maar Simeon wist van Gods beloofde Messias. Hij leefde uit die belofte en zag ernaar uit. Daarom ging de Heilige Geest tot hem spreken, heel verstaanbaar en heel concreet: In zijn levenstijd zou de Messias komen! En op een ochtend zei de Geest: “Simeon, vandaag moet je naar de Tempel, want Hij komt daar ook naar toe en dan zul je Hem zien.” En dus ging Simeon die dag naar de Tempel. Simeon had een vertrouwelijke omgang met de Here. Dat is niet abnormaal, maar normaal voor elke ware gelovige.



Wat is een ware gelovige? Iemand die weet: Ik ben in liefde door de Here aangenomen als ‘zoon van God’. Het is de wil van God (!) dat “alle mensen behouden worden en tot erkentenis der waarheid komen.” Hier vinden we ook de “wil van God” met name genoemd. Een ware gelovige is iemand die ééns van wil is met de wil van God is geworden. God wil dat alle mensen behouden worden, alleen de meeste mensen willen niet behouden worden. Maar dat is wél de wil van God. Hij heeft hier Zijn eigen wil ook afhankelijk gemaakt van de keuze van de mens. In de redding van de mens ligt “de lof van Zijn heerlijkheid” (Ef. 1:6). Aan die geredde mens, in wiens leven de lof van de heerlijkheid van God zichtbaar wordt, “doet Hij het geheimenis van Zijn wil” kennen (:9).



Hij heeft door de profeten van het OT Zijn wil bekend gemaakt, heeft door de apostelen van het NT Zijn wil bekend gemaakt. Aan Johannes, die zo dichtbij Jezus had gestaan, toont Hij de toekomst, óver de eeuwen heen. Hij maakt Zijn wil en Zijn plannen aan hem bekend. Maar het is een geheimenis. Het heeft alles te maken met die ‘vertrouwelijke omgang’. Als we dat niet kennen zullen we nooit veel meemaken van God of persoonlijk van Hem horen. Het valt hier trouwens heel bijzonder op, dat het geheimenis van Zijn wil ook te maken heeft met de voltooiing van alle dingen, namelijk: “al wat in de hemelen en op de aarde is” te brengen onder Christus (:10). Het wil dus ook zeggen dat het geheimenis van Zijn wil ook bijzonder samenhangt met het profetische Woord. Zoals Simeon met de geestelijke ogen van zijn hart (Ef. 1:17,18) – en daarna ook met zijn natuurlijke ogen – zag dat de Messias was gekomen, zo mogen wij vandaag blikken in Gods plannen, om zijn wil te kennen! Wie dát ontdekt vindt een rijke buit (Ps. 119:162). Dit is het normale christenleven.



Feike ter Velde