Het geloof in de opvoeding; overtuiging (1)

drs. Bert Reinds • 83 - 2007 • Uitgave: 16
Het geloof in de opvoeding; overtuiging (1)



‘Wat ik u heden gebied, zal in uw hart zijn, gij zult het uw kinderen inprenten en daarover spreken, wanneer gij in uw huis zit, wanneer gij onderweg zijt, wanneer gij nederligt en wanneer gij opstaat. Gij zult het ook tot een teken op uw hand binden en het zal u een voorhoofdsband tussen uw ogen zijn, en gij zult ze schrijven op de deurposten van uw huis en aan uw poorten’ (Deut. 6:6-9).



In de geloofsoverdracht zijn twee begrippen essentieel, namelijk overtuiging en afstemming. In deze bijdrage wil ik het begrip ‘overtuiging’ toelichten in een volgend artikel het ‘afstemmen’.



Overdracht

In Deuteronomium 6 wordt vrij vertaald gezegd: “Het doorgeven van het geloof houdt in, het kind leren en voorleven wat het is om op een persoonlijke manier, in afhankelijkheid met de Here God te leven! Dat overdragen is gedurende 24 uur per dag, 7 dagen in de week, ongeacht wat u doet!”

Op deze wijze laat u zien, dat wát u zegt, klopt met wat het kind in uw leven ziet. Het kind gaat ontdekken dat geloven niet een privéaangelegenheid is, of het innemen van standpunten. Dat geloof meer is dan het hebben van de juiste overtuiging en het doen van de juiste dingen. Het ontdekt dat geloven te maken heeft met een Persoon die op een liefdevolle en onvoorwaardelijke wijze betrokken wil zijn, in alle facetten van het leven. En dat deze ‘relatie’ een uitwerking mag krijgen in en rondom zijn leven.



Overtuiging

Zoals ik al schreef heeft de overdracht van het geloof (in de opvoeding) o.a. te maken met overtuiging. Aangeleerde zaken, hoe noodzakelijk ook, moeten betekenis krijgen, omdat het anders vervliegt. Als het kind met het aangeleerde in zijn dagelijks leven niets kan doen, als er geen praktische vertaalslag plaatsvindt, zal zijn conclusie zijn: “Alle verhalen, liederen, gebeden, geloofswaarheden en vrome gewoonten die ik hoor, hebben niets te betekenen.” Het ongeloof wordt nog groter wanneer de opvoeder er zelf ook in de praktijk niets mee doet! (Op deze wijze ontstaat kerkverlating) De kwaliteit van uw overtuiging bepaald de mate van geloofwaardigheid.



Allereerst leren we onze kinderen gewoonten aan. Dat wat u doet, of wat u niet doet. U bidt voor en na het eten, u gaat een of twee keer naar de kerk, als kind ga je naar catechisatie of jeugdclub. Zo zijn onze manieren.

Ook is het van belang ze normen en waarden bij te brengen. Wij doen de dingen omdat wij dat belangrijk vinden. Het heeft met goed en fout te maken. U legt de waarheden uit en leeft ze voor. Op deze manier maakt uw kind zich een eigen christelijke cultuur eigen.

Maar een christelijke cultuur, een christelijk socialisatieproces is onderhevig aan veranderingen en heeft niet voldoende body om bij tegenslag stand te houden.



De overtuiging wordt ‘volledig’ wanneer u als ouder ook uw priesterlijke taak opneemt, uw kind dagelijks bij de hand neemt en hem leert te ontdekken wie de Here Jezus persoonlijk voor hem wil zijn. Dat Jezus het verschil maakt. U zoekt de momenten om uw kind de grootheid en de liefde van de Here God te laten zien. U maakt ze als het ware duidelijk dat een geloof zonder deze relatie een dood geloof is.

Kinderen houdt u niet voor de gek, ze hebben een gevoelige antenne en weten (uiteindelijk) of datgene wat u overdraagt echt is of een maniertje.



drs. Bert Reinds, orthopedagoog