Het geloofsvertrouwen in de psalmen - Ps. 102:19

Feike ter Velde • 80 - 2004/05 • Uitgave: 17
Het geloofsvertrouwen in de psalmen

"Het volk dat geschapen zal worden, zal de Here loven"
Psalm 102:19


Het gaat in deze psalm meer over Gods volk dan over de individuele nood van de psalmdichter. Vanuit de ellende en de moeite van het volk ervaart de dichter de pijn ervan in zijn eigen lijf – ‘bang te moede’(:3), ‘mijn gebeente gloeit als een vuurhaard’ (:4), ‘ik vergat mijn brood te eten’ (5), enz. De nood van zijn volk is als zijn eigen nood geworden. Hij vlucht niet met ‘een boekje in een hoekje’, zoals dat toch vaak gebeurt als het over maatschappelijke en sociale moeite gaat. ‘Het zal mijn tijd wel duren’, schijnen velen te denken. Dat is een les, maar het reikt nog dieper hier. In vers 13 gloort de hoop, niet op grond van de omstandigheden, maar op grond van God. "Maar Gij…"

De God van de Bijbel is de God van Sion (:17). Het gaat natuurlijk om Sion en om Jeruzalem (:22). We leven vandaag in spannende tijden, wereldwijd gezien. Spannend ook, als het gaat om de toekomst van de kerk en van Israël. Beide worden niet langer geduld. In het steeds goddelozer wordende Europa, dat de wetten van God niet langer duldt (Ps. 2), moeten allen die zich eraan willen houden, terzijde worden geschoven (:9). Minachting voor wie gelooft in het Woord van God en dat Woord hoog wil houden in kerk en samenleving, moet erop rekenen te worden gehaat – zelfs soms in de kerk. Datzelfde zien we rond Israël gebeuren. De strijd om het bestaan, de eigen veiligheid, wordt voor Israël steeds moeilijker. In Europa staan steeds meer politici op, die beweren dat met Israël hetzelfde moet gebeuren als met Irak: het zàl zich onderwerpen aan de Verenigde Naties of anders moeten sancties volgen. Die eis zal steeds harder op tafel komen en uiteindelijk zullen deze Verenigde Naties hun leger erop afsturen (Zach. 12:3). Aangrijpende gebeurtenissen zullen plaatsvinden in de dagen die komen. De contouren tekenen zich al af in de wereldpolitiek. Maar de Here zal "de ten dode gedoemden bevrijden" (:21).

Elke gelovige weet van de redding uit zonde en dood, voor tijd en eeuwigheid. Deze psalm wil ons daaraan herinneren. Vers 26 – 28 verwijst ons naar die prachtige brief aan de Hebreeën, waarin ons het verlossingswerk van Christus wordt voorgesteld, vanuit de beelden en de geschiedenissen van het Oude Testament. "Het volk dat geschapen zal worden…" is de Gemeente uit de heidenen; alle ware gelovigen van alle tijden en plaatsen. Maar het gaat hier ten diepste ook over Israël, het Joodse volk. Wij maken mee, dat Hij Israël niet heeft verlaten, maar dat Hij zich opnieuw over Sion zal erbarmen. "Het is tijd geworden…" (:14)!
"Uit de hemel heeft Hij naar de aarde gekeken" (:20). Hij heeft alles gezien, het lijden, het geloof, het ongeloof, de pogroms, de gasovens en de meest onvoorstelbare verschrikkingen van een moderne (Europese !) wereld tegen een weerloos volk. Hij heeft het allemaal gezien. Maar dat volk zal de Here gaan loven, als aan alle smart een einde komt. Het is allemaal langgeleden opgeschreven, bestemd voor het nageslacht (:19), voor het volk dat zal leven in de eindtijd, wanneer het Koninkrijk Gods gekomen zal zijn en Israël ‘hoofd der natiën’ zal zijn geworden. In Israëls navolging zullen de volkeren, Israëls God gaan dienen. Het volk dat geschapen zal worden – een ‘herboren’ volk (Nieuwe Bijbelvertaling) – dat wonen zal in ‘het herbouwde Sion’, zal de Here loven. Wat hebben we toch veel om naar uit te zien!

Feike ter Velde