Het geloofsvertrouwen in de psalmen - Ps. 106:15

Feike ter Velde • 80 - 2004/05 • Uitgave: 9
Het geloofsvertrouwen in de psalmen



"Hij gaf hun wat zij begeerden maar henzelf deed Hij wegteren"


Ps. 106:15



Het gaat in deze psalm om de geschiedenis van Israël en de niet aflatende genade van God. Net als bij psalm 78 had ook hierboven als titel kunnen staan: "De les der geschiedenis". We komen ook in deze psalm veel herkenbare dingen tegen uit ons eigen leven. Daar kunnen we van leren. De Bijbel is ook bedoeld om ons dingen aan te leren èn af te leren. Israëls geschiedenis levert tal van praktijkvoorbeelden op, zo ook deze psalm. Het begin ervan bezingt de goedheid van God en Zijn machtige daden en opent met "Halleluja" en de psalm eindigt daar ook mee. Tussen de lofprijzing van God vinden we de handel en wandel van Israël beschreven. De wonderen van de Here waren bijna dagelijks tastbaar aanwezig gedurende de lange tocht door de woestijn. Maar ondanks die wonderen veranderden de mensen niet. Dat is toch veelzeggend. Het gaat hier om ‘de verlosten des Heren’ – om Israël, dat uit de slavernij werd verlost. Gods machtige daden waren ze steeds weer snel vergeten. Ze keken op de omstandigheden en faalden. Nu waren die omstandigheden niet gemakkelijk, toegegeven. Maar juist daarin komen Gods lessen aan ons naar voren.



Het leven is niet altijd gemakkelijk; toen niet in de woestijn, maar evenmin voor ons in het leven van elke dag. Er zijn zo vaak diepe teleurstellingen, pijnlijke gebeurtenissen, ziekte en dood en de diepste dalen van smart. Wie kan daar niet over meepraten? En als de moeilijkheden in ons leven komen zijn ook wij steeds weer geneigd de zegeningen uit het verleden te vergeten, Gods machtige rechterhand te negeren en we zien dan alleen op de omstandigheden en we gaan mopperen. Vaak brengen moeilijkheden mensen van de dienst aan God af. Niet verhoorde gebeden kunnen mensen zelfs in spotters en godloochenaars veranderen. Ze hebben God ter verantwoording geroepen, maar dat werkte niet. Ze hebben zich niet verootmoedigd, maar dachten God wel even voor hun karretje te spannen. Toen hij niet aan hun wensen voldeed werden zij Gods vijand. Wat is dat erg! Dat vinden we ook hier. Israël ging de vreemde goden dienen en offerden zelfs hun eigen kinderen aan de afgoden (:37-38). Soms moest de Here ze overgeven aan vijandige volken zodat ze door vreemden werden overheerst (:41-42). Maar ook dat hielp niet. Dan gaf Hij maar toe aan hun gezeur en "gaf hun wat ze begeerden". Maar dat hielp ook niet. Ze keerden Hem de rug toe, zodat "zijzelf wegteerden" – d.w.z. wat ze aan gebedsverhoring ontvingen ging ten koste van hun relatie met de Here. De Statenvertaling zegt: "hun ziel vermagerde". Wat een tragiek! Wat een vervreemding van de levende God komt hier naar voren, ondanks Zijn zegeningen. Je hebt alles wat nodig is en vaak veel meer dan dat en toch: je eigen weg gaan, zonder Hem te raadplegen (:13), de zonde en wellust gaan je leven beheersen en je valt. Wat een les leren we hier. Laten we onszelf onderzoeken. Heeft Zijn genade ons al tot een ander mens gemaakt?



Feike ter Velde