Het geloofsvertrouwen in de psalmen - Ps. 111:2

Feike ter Velde • 79 - 2003/04 • Uitgave: 18
"Groot zijn de werken des Heren"
Psalm 111:2


Deze psalm is als een symfonie. Net als bij Psalm 119 volgt de onbekende psalmdichter de alfabetische ordening van de verzen. In de lofprijzing zit structuur en orde. ’t Is geen chaotische woordenbrij, maar een puntsgewijze opsomming van de werken Gods. Wie de werken van God beziet, ontdekt ook orde en logica, geen willekeur en wanorde. In de chaos van de werkelijkheid legde Zijn hand de grootheid van zijn Wezen: majesteit en luister (:3). Niet alleen in de grootsheid van Zijn schepping, maar ook Zijn liefdevol handelen met de mens, met zijn volk, wordt erin bezongen. Zijn genade schittert in Zijn wonderwerken.

Op deze wijze heeft de God des hemels Zich niet onbetuigd gelaten. Hij heeft Zich niet stil gehouden in de hemel, maar Hij heeft de stilte doorbroken in een machtig scheppend spreken. Door het Woord kwamen alle dingen tot stand en schiep Hij iets uit niets. Toen er nog niets was, heeft God door Zijn Woord alle dingen tot aanzijn geroepen. Zijn majesteit en luister komen juist daarin tot uitdrukking en zijn na te speuren door allen die dat oprecht willen. "Want hetgeen niet van Hem gezien kan worden, Zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, wordt sedert de schepping der wereld uit Zijn werken met het verstand doorzien" (Rom. 1:20). Wie dus verstand heeft, ziet Gods hand in het geschapene! Zijn eeuwige kracht en goddelijkheid spreekt groots uit Zijn werken. Het is daarom zo logisch om God te vermoeden achter de geschapen schoonheid, al heeft men nog nimmer Zijn Woord gelezen. Alleen een "dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God" (Ps. 14:1). Onze westerse wereld heeft buitengewone zegeningen ontvangen door een bloeiende kerk, maar nu men in de samenleving overal God de rug toekeert, vervalt de maatschappij tot immoraliteit op grote schaal. "Gerechtigheid verhoogt een volk, maar zonde is een schandvlek der natiën" (Spr. 14:34). Men kan van zichzelf denken de wijsheid in pacht te hebben, maar in de ontkenning van God verwordt men tot een dwaas, zoals we vandaag alom zien in universiteiten en bij regeringen. De dwaasheid van de atheïst wordt zichtbaar in de evolutietheorie. Men beweert alleen dàt te geloven wat in het laboratorium bewijsbaar en herhaalbaar is – daarom ontkent men een Schepper. Echter, de oorsprong van het leven zelf acht men afkomstig uit dode materie. Maar leven kan onmogelijk spontaan ontstaan uit dode materie. Die veronderstelling is dus volstrekt onwetenschappelijk. De Bijbel heeft altijd alle aanvallen glansrijk doorstaan en overleefd. Gods werken zijn zichtbaar, elke dag, en naspeurbaar voor ieder die dat wil (:2). Iedere gelovige weet dat zeer wel, omdat Gods Woord en Gods Geest hiervan krachtig getuigenis geven. Gods wonderdaden van genade aan ons onderstrepen dit nog eens extra (:6). Bovenal in de komst van de Here Jezus, als de Immanuël. Want "God heeft aan Zijn volk verlossing gezonden" (:9). God, de Zoon, kwam als de Verlosser naar deze wereld. We gaan de adventsweken in en bezingen de grote genade van Christus’ geboorte als Gods licht in onze duisternis. In Hem worden Gods grote wonderwerken eerst echt zichtbaar. Daarom begint deze psalm met een machtig Halleluja!

Feike ter Velde