Het geloofsvertrouwen in de psalmen - Ps. 130:4

Feike ter Velde • 79 - 2003/04 • Uitgave: 5
"Maar bij U is vergeving, opdat Gij gevreesd wordt"
Psalm 130:4


Deze psalm is één van de bedevaartsliederen, liederen van de opgang, gezongen bij het opgaan naar Jeruzalem op de hoogtijdagen des Heren. Dat gaat vanuit de diepte naar de hoogte. Op naar Jeruzalem, gebouwd op de heuvelen van Judea, waar de Tempel is, de woonstede Gods.
Daar mag een mens naar toe gaan. Naar de Here, de God van Israël, die woont temidden van Zijn volk. Wie dat kent, wie de Here zoekt in zijn huis en op weg gaat om met Hem van aangezicht tot aangezicht te spreken, roept Hem al van verre aan. Die weet al bij voorbaat van zijn zonden en ongerechtigheden. Je weet dat je komt in het huis van Zijn heilige Tegenwoordigheid. Uit de diepte van het bestaan mag je al bij voorbaat rekening houden met Zijn vergevende genade. Als dat niet zo zou zijn dan zou je wegvluchten van voor Zijn aangezicht. Dan is er geen denken aan dat je Zijn huis zou kunnen binnengaan. Je kunt Zijn Tegenwoordigheid niet verdragen. Je zou ten onder gaan in het licht van Zijn heerlijkheid. Al je zonden en al je ongerechtigheden zouden levensgroot voor je staan en wie kan dan voor Hem bestaan? Maar, de gelovige weet van Zijn genade, kent Zijn Woord, Zijn heerlijk Evangeliewoord. Door het offer van Jezus’ leven en bloed is er vergeving. Voor álle zonde! Er wordt geen beperking aangebracht, geen gradatie in de zonde, alsof er dingen zijn die er buiten zouden vallen. Nee, er is vergeving, voor zonden. Zonden in woord, in daad en in gedachten.

Omdat onze theologie van tegenwoordig zo vaak wordt ingekleurd door de ‘geest van de tijd’ – dat is de geest van het humanisme, waarin de mens middelpunt van alle dingen is geworden – worden bepaalde ‘moderne’ zonden geaccepteerd, verdedigd met veel begrip, gecultiveerd met vrome termen, waarin de mens tot slachtoffer is geworden. Zulke zonden behoeven niet meer als zonden te worden beleden. Immers, die mens is toch zo geboren. Hij kan er toch niets aan doen. Hij is nu eenmaal zo en hij kan zichzelf niet veranderen. Dit soort en tal van andere drogredenen vertroebelen de rijkdom van Gods Woord en ook van onze tekst. Sommigen willen hun eigen gedachten en gevoelens niet opgeven en loslaten, ze niet als zonde bestempelen. Niet zelden wordt men geweldig kwaad en klaagt men dat men wordt gekwetst, gediscrimineerd, uitgesloten, weggejaagd, miskend en tal van dit soort woorden. Men eist om geaccepteerd te worden, compleet met zonden in woord, gedachte en daad. Gods Woord is daar vreemd aan. Onze tekst kent de Here die grote genade toe dat er bij Hem vergeving is. Wie Hem leert kennen zoals Hij zich openbaart in Zijn Woord en in Zijn daden van Kruis en Opstanding, zal zo niet kunnen redeneren. Die weet: bij de Here is vergeving. Hij zegt het Zelf. Wie dat aanvaardt die zal Vergeving, Verlossing en Overwinning vinden. Dat is het “geheimenis van Christus” (Ef. 3:9). Daarbij past geen redenering. Dat mag ten volle worden geloofd en aanvaard… opdat de Here gevreesd worde…! Want bij Hem is veel verlossing (:7). Hijzelf zal Zijn volk verlossen van alle ongerechtigheden (:8). Hebben we ons dat al eigen gemaakt? Geloven we Zijn Woord nog wel?

Feike ter Velde