Het geloofsvertrouwen in de psalmen - Ps. 16:2

Feike ter Velde • 79 - 2003/04 • Uitgave: 23
"Ik heb tot de HERE gezegd: Gij zijt mijn Here"
Psalm 16:26


Gezegend is de mens die dit heeft gezegd en het ook in praktijk brengt. Het gaat hier natuurlijk niet alleen om woorden, maar vooral om de daden. Niet wat men zegt dat men zal doen, maar wat men doet, dat is van belang. Dit woord grijpt diep in. Het is een woord van overgave, van verootmoediging, van het uit handen geven van de dingen, het eigen willen en weten opzij zetten, ter wille van die Ene, de Here. In het doen van deze tekst ligt besloten dat een mens alle ballast opzij zet en alle obstakels weg doet, die van nature in de weg staan, als we de Here willen dienen in de praktijk van alledag. Dan moet er veel worden opgeruimd. Dat kan men alleen doen in de kracht van God. Gaandeweg kom je erachter hoe omvangrijk dat werk is. Dat kun je in het begin zelf niet overzien.

Belangrijk is ook te weten dat David dit zegt, omdat hij weet tot Wie hij het zegt. Hij noemt God bij zijn Naam, de HERE, dat is JHWH, zijn hebreeuwse Naam, zoals Hij zich aan Mozes heeft voorgesteld, bekend gemaakt. Hij spreekt niet tot een onbekende god, zoals er zoveel zijn in deze wereld. Velen dienen een eigengemaakte god, de god van de eigen religie, de schepping van eigen vrome gedachten. Die goden worden veel gezien in deze wereld. De Bijbel weet daar ook van. Zij zijn afgoden, de gesneden beelden uit ons religieuze voorstellingsvermogen, de denkbeelden van menselijke vroomheid. Met die goden kom je altijd bedrogen uit (:4), hoe vroom het ook lijkt. David noemt de Naam: JHWH, dat is de God van Abraham, Izaäk en Jacob, de God van Mozes, de God van Israël. Die God heeft Zichzelf geopenbaard, zoals Hij is.

En dan komt er de openbaring van een bijbels geheimenis! David lijkt als het ware te zeggen: HERE, ik ga u een plaats geven in mijn leven: U bent mijn Here. Het is alsof David het initiatief neemt en de relatie bepaalt die hij tot de levende God heeft. Is dat niet wat brutaal en onbescheiden? Is dat wel rechtzinnige theologie? Moet het niet altijd en allemaal van God zelf uitgaan? Wij hebben toch niets te willen, niets in te brengen? Wij moeten toch wachten op de Here? Nee, David claimt de Here voor zichzelf: "Gij zijt mijn Here". Maar let u nu even goed op: David, door de Geest, openbaart ons een diep schriftuurlijk geheimenis. Hij zegt tot de HERE (met hoofdletters geschreven in uw Bijbel) "Gij zijt mijn Here" – met kleine letters geschreven. Dat hebben de bijbelvertalers gedaan om aan te geven dat dat tweede woord ‘Here’ niet JHWH is, maar ‘Adonai’. Die naam wordt daar gebruikt. En die naam is de Naam van de Here Jezus in het Oude Testament (Ps. 110:1 en Hand. 2:34,35). David stelt zich onder de Here Jezus als zijn Here. "Ik heb geen goed buiten U", zegt David er direct achteraan.
Petrus laat in zijn prachtige Pinksterpreek in Handelingen 2, door de Heilige Geest, zien dat in deze psalm ook de Here Jezus zelf aan het woord is (Hand. 2:25-28).
Laten we tot de HERE zeggen: ‘Gij zijt mijn Here’ en delen in dat diepe geheimenis van Christus, die God is, onze Here… mijn Here!

Feike ter Velde