Het geloofsvertrouwen in de psalmen - Ps. 18:7

Feike ter Velde • 79 - 2003/04 • Uitgave: 13
Het geloofsvertrouwen in de psalmen



"Toen het mij bang te moede was riep ik de Here aan"

Psalm 18:7


\

David vertelt zijn levensverhaal. Hij was al lang koning, maar schroomde niet eigen zwakheid, ontreddering en afhankelijkheid te tonen, om dan ook Gods grootheid, genade en liefde te bezingen. De God van Israël was het die Davids leven had gevormd en inhoud had gegeven (:33,34).

David toont aan dat het God was die hem op de juiste plaats had gezet waar hij aan Gods roeping kon beantwoorden. "Hij doet mij op mijn hoogte staan" (:34), dat wil zeggen, niet hoger dan wat voor mij geschikt is. Daaruit spreekt voldoening, tevredenheid en dankbaarheid. Zo had God het bedoeld. David op de troon van Israël, maar wel de David die door de moeite, de strijd en de diepte was gegaan. David werd niet tot koning gezalfd omdat Hij zo geschikt was. God roept ons niet omdat we in onszelf bekwaam zijn, maar Hij bekwaamt ons omdat Hij ons geroepen heeft. Als we achterom kijken kan onze levensweg heel anders zijn gelopen dan dat mensen, inclusief wijzelf, ons zouden hebben toegedicht. Zo was het ook met David en zijn vader, toen de profeet kwam om hem te zalven. Maar daarna moest hij wel eerst in de leerschool. Hij moest Goliath en andere sterke vijanden verslaan, ja dat ook en de Here hielp hem (:39). Maar dat was niet genoeg.



David moest ook uitermate in de benauwdheid komen. In situaties waarin de hulp van de Here niet zo duidelijk zichtbaar was. Hij werd opgejaagd. Zijn leven stond dag en nacht op het spel. Menigmaal was het hem bang te moede. Dat was de grote leerschool van God. Want de Here wilde niet een tweede Saul op de troon! Hij wilde een veranderd mens op de troon. Misschien wel de grootste en moeilijkste les voor David was in de grot bij Engedi, waar hij zich verstopte voor Saul en zijn leger. Daar werd Saul aan David ‘als op een presenteerblaadje’ in handen gegeven. Hij kon hem ter plekke doden en onmiddellijk zelf koning worden. Zijn mannen drongen er bij hem op aan. "Dit is van de Here, David, sla toe!" (1 Sam. 24:5). Wat leek dat logisch en voor de hand liggend. Maar hier moest David een vijand verslaan die groter en sterker was dan Goliath. Hier moest David zijn eigen-ik overwinnen. ‘Nee’ zeggen tegen zichzelf en tegen alle menselijke logica in leren wachten. Niet de weg van ‘het vlees’ gaan, maar de weg van de Geest. Niet eigen wegen kiezen, maar Gods weg willen gaan, want alleen die is volmaakt (:31). Davids mannen begrepen daar niets van. David liet Saul gaan!



Wie de weg van de Here wil bewandelen, zal weinig begrip in eigen omgeving vinden. Het is een weg die een mens alleen moet gaan. Alleen op diè weg leren we het volkomen vertrouwen op de levende God. Niet het recht in eigen handen nemen, ook al meen je gelijk te hebben. Niet de weg van de menselijke logica, maar vertrouwen op de Here, die redt uit alle nood. Dat is de moeilijkste les voor ieder mens, vooral als de oplossing zo dichtbij is. David kende de Here, die hem Goliath deed verslaan. Hij kende de Here, die hem riep tot het koningschap en die Hij mocht aanroepen in de bangste dagen. Van die God moest hij ook leren de ‘banden des doods’ – onze zondige natuur – van zich te werpen en te gaan staan in de verlossing van Christus. Daartoe waren er veel moeilijke dagen in Davids leven. Maar die waren dan ook nodig. Voor hemzelf, zodat hij later van harte kon zeggen: "…ik riep de Here aan", dat wil zeggen: Ik kon het zelf niet. Als een mens dáár komt, wat wordt God dan groot!



Feike ter Velde