Het geloofsvertrouwen in de psalmen - Ps. 22:28

Feike ter Velde • 79 - 2003/04 • Uitgave: 2
"Alle einden der aarde zullen het gedenken en zich tot de HERE bekeren"
Psalm 22:28


De openingswoorden van deze psalm brengen ons onmiddellijk naar Golgotha, waar de Here Jezus, ons Heiland, stierf aan het vloekhout. Zijn woorden "Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten" drukken de uiterste smart uit van zijn onnoemelijk lijden onder de baren van Gods toorn. We staan sprakeloos als tot ons doordringt dat Hij die weg is gegaan voor goddeloze, vijandige mensen als wij. Alle dogmatiek, alle uiteenzettingen, alle preken over het kruislijden van Jezus kunnen de werkelijkheid van dat lijden met geen mogelijkheid benaderen. Men zou liever zwijgen bij zo veel smart. We kunnen immers niet doordringen tot het geheimenis van Gods genade en Gods gerechtigheid, van Zijn liefde en Zijn heiligheid, van Zijn trouw en Zijn toorn. Hier is God, de Zoon, ten diepste afgedaald op Zijn langdurige weg steeds verder naar beneden, tot de dood van een misdadiger. Hij is nedergedaald tot de diepste werkelijkheid van ons aller bestaan, waar het huiveringwekkende kwaad van de zonde zich in ons verschuilt en verschanst. Wie naar de lijdende en stervende Jezus opziet, verlamt alle eigen streven naar gerechtigheid en zelfhandhaving. Daar leren we zien, dat wie wil worden gered, eerst moet worden gebroken in alle eigen kunnen en eigen vroomheid. Hier wordt het zicht op de zonde eerst echt helder in al haar verschrikking.

In deze psalm blijft het daar niet bij, omdat het lijden en sterven van Christus een uiteindelijk doel moet bereiken in Gods heilsplan: de redding van zondaren, die zich nu tot de Here mogen bekeren. Door Christus’ dood en opstanding is de weg geopend tot het verkrijgen van vergeving van zonde, van een geheel nieuw leven en van het eeuwige heil. Met Pasen gedenkt de hele wereld het lijden, het sterven en de opstanding van Jezus Christus. Na de duisternis en de stilte van Golgotha breekt het licht door van de Paasmorgen en juichen wij samen met de eerste christenen: Jezus leeft en Hij is de Here der heren. Op de Paasmorgen breekt de ware en de volle openbaring door van Hem die Zoon Gods is (Rom. 1:4).

Op het kruis heeft Hij zonde en dood overwonnen. "De dood van Christus vreet de dood op", zei Maarten Luther. Het leek allemaal verloren. De mensen riepen ach en wee. Maar de stervende Zoon des mensen is de overwinnende Zoon Gods!

Die boodschap klinkt over de hele wereld. We mogen het elkaar toeroepen: "De Heer is waarlijk opgestaan en Hij leeft". We mogen elkaar daarbij vreugdevol in de ogen kijken en zeggen: "Jezus leeft… en ik met Hem". Want er mag een levende relatie zijn tussen Zijn opstanding en ons leven, onze zaligheid. Hij is lichamelijk opgestaan en daarom belijden we met de Kerk der eeuwen, dat wij "geloven in de opstanding des vlezes". Ook ons lichaam zal eens opstaan uit het graf en wij zullen in een nieuw lichaam "aan Hem gelijk zijn". Zijn leven is onlosmakelijk met dat van ons verbonden. Hij is God in menselijke gestalte. Hij is "de Eerste uit de opstanding der doden" (Hand. 26:23).

Feike ter Velde