Het geloofsvertrouwen in de psalmen - Ps. 30:8b

Feike ter Velde • 79 - 2003/04 • Uitgave: 9
Het geloofsvertrouwen in de psalmen



"Gij verborgt Uw aangezicht, ik stond verschrikt"

Psalm 30:8b




David heeft zelf de tempel nooit mogen aanschouwen. Toch schrijft hij een lied, dat misschien wel door Asafs koren gezongen werd toen Salomo de tempel mocht inwijden. Daar is van alles bij te bedenken. Eén ding is zeker: het gaat in deze indrukwekkende psalm over de grote veranderingen in mensenlevens door de wondervolle genade van de Here. We kunnen veel leren van deze tekst. Tenminste, als we dat willen. Vooral dit, dat het niet altijd de bergtop is waarop de gelovige leeft. Er zijn tijden, dat alles anders lijkt te zijn geworden. De glans en de heerlijkheid lijken van het christenleven te zijn verdwenen. Het bidden is zwaar geworden, de hemel lijkt van koper en de Here lijkt zich voor mij te hebben verborgen. Wie dat niet kent, heeft het volle leven met God, het volle christenleven, misschien nog niet echt geproefd. Misschien is hij dan nog wel in de fase van: "In mijn onbezorgdheid (SV: voorspoed) had ik gedacht: ik zal nimmer wankelen". Welke gelovige kent deze gedachte niet? Vooral aan het begin van het christenleven. Alles lijkt zo heerlijk. Alles is nieuw. Gods Woord is werkelijkheid voor je geworden. De Here Jezus mocht je als Redder en Heiland leren kennen. Je wandelt op de wolken. Het kan gewoon niet meer stuk. Dan ontstaat er een soort ‘triomfantalisme’ dat vreemd is aan de Schrift en ergerlijk voor de omgeving, maar dat zie je niet.



Daarom moeten er die perioden komen in het leven van de gelovige, dat de Here lijkt te gaan zwijgen. Dat Hij zich verbergt. Dan komen de moeilijke dingen, de tegenslagen. Dingen die er nooit zijn geweest, verstoren je hele leven, je geloof, je gebedsleven; je blijdschap is weg en je staat naakt aan de dijk. Soms leidt dat tot grote vertwijfeling. Immers, alles was mij toch door de Here gegeven? Ik heb alle voorspoed toch uit Zijn hand ontvangen en Hem er altijd voor gedankt? "Here, door Uw welbehagen hadt Gij mijn berg (Davids koningschap) bevestigd" (vs. 8a). Hoe kan Hij mij dan nu in deze crisis brengen? Je gaat jezelf verdedigen en al je goeie eigenschappen en daden opsommen. Je bent dan geneigd ook alle bijbels onderwijs te vergeten – "Want wie Hij liefheeft, tuchtigt de Here" – (Hebr. 12:6). Je kan wegzinken in verdriet en vooral in zelfbeklag.

David zegt het eerlijk: "Ik stond ( SV: ik werd) verschrikt".



Maar weet dan dit: Het is Hem niet uit de hand gelopen. Hij weet waar je doorheen gaat, kind van God! Maar Hij heeft een doel: verdere reiniging, heiligmaking en verheerlijking van Christus in je diepste binnenste. Daartoe mòeten er crises zijn in het christenleven, want crisistijd wordt Christus’ tijd, als we tenminste Zijn lessen willen leren. Als we in nederigheid en afhankelijkheid willen vragen: Here, wat wilt U mij zeggen. Wat moet ik veranderen in mijn leven, houding, daden? David bidt in ootmoed: "Here, wees mij genadig, Here, wees mij een helper". Hij komt er doorheen, door Gods genade, veranderd, vernieuwd, gezegend. Niet verbitterd, maar verblijd (:12).

Laten we toch acht slaan op Gods lessen in ons leven, vooral als Hij zich voor ons lijkt te verbergen, in nood en moeite, in depressie en verlatenheid!



Feike ter Velde