Het geloofsvertrouwen in de psalmen - Ps. 31:2

Feike ter Velde • 80 - 2004/05 • Uitgave: 18
Het geloofsvertrouwen in de psalmen



"Doe mij ontkomen door Uw gerechtigheid"

Psalm 31:2




We leven in een gevaarlijke wereld. Dat blijkt telkens weer, zeker ook de laatste weken, waarin we door moord en terreur werden opgeschrikt. Het gevaar dreigt dan dat we zelf ook radicaliseren in onze opvattingen. Dat is nooit een goede reactie. Onze opvattingen worden niet bepaald door wat anderen doen, maar door Gods Woord en Gods Geest. Dat geldt voor elke christen. Daar moeten we elkaar op aanspreken, ook in de kerk. Het gaat niet om wat wij gerechtigheid vinden, maar het gaat om Gods gerechtigheid. Onze normen worden bepaald door wat en wie Hij is, de levende God die ons bedoelde als beelddragers van Hem. Gods gerechtigheid – of rechtvaardigheid – is niet af te meten aan onze normen daarvoor. Onze normen zijn meestal afgeleid van de Griekse wijsgeren uit de oudheid. De Bijbel leert ons echter steeds weer ánders te denken. In sommige kringen wordt de rechtvaardigheid van God in relatie gebracht met straffen, maar dat is onjuist en onbijbels. De rechtvaardigheid van God zoekt altijd een uitweg uit de gevolgen van het kwaad, maar Hij gaat niet voorbij aan Zijn gerechtigheid, want dat is – met eerbied gezegd – Zijn karaktereigenschap. Het evangelie van de Here Jezus Christus is daar het beste bewijs van. Gods rechtvaardigheid doet ontkomen aan zonde en dood. Zonde – en als gevolg daarvan de dood – passen niet bij Hem. Zijn toorn over de zonde wordt niet ontkend, noch weggemoffeld. Die toorn wordt openbaar in de ‘nacht’ van Golgotha, waar God in Zichzelf gerechtigheid en genade samenbrengt. Op die gerechtigheid beroept David zich in deze psalm. In die gerechtigheid ligt ook Davids verlossing (:6).



Niet door eigen inspanning kunnen wij deel krijgen aan Gods gerechtigheid. Daar streed Paulus al tegen in zijn betoog tot vrome Joden. Maar we vinden het ook binnen het christelijk geloof. Als we nu maar voldoen aan de wet, als we ons gedragen zoals het behoort, als we doen zoals iedereen doet, als we de vormen vasthouden en al het andere verdacht maken, dan krijgen we ons deel misschien. Want dan moet God aan mij doen waar ik recht op heb. Want, zo is deze redenering, ieder krijgt het zijne, dus krijg ik, ‘naar werken’, het mijne en dát is gerechtigheid, zo leerden de oude Grieken.

Wie op Golgotha is geweest, wie diep heeft beseft wat er zich daar heeft afgespeeld, verstaat in ieder geval dat de redding van een zondaar niet goedkoop is. De verschrikking van zonde en dood moest worden teniet gedaan. De mens heeft daar zelf voor gekozen, maar zijn Schepper wilde het daar niet bij laten zitten. Hij is in actie gekomen en heeft een daad gesteld. Hij is één van ons geworden. Hij werd zelf deel van de totaal ontredderde mensheid. In Jezus werd God één van ons. In Zijn leven als mens op aarde volbracht Hij, ter wille van ons, de wet van God als enige Mens op aarde. Dat reine leven offerde Hij als losprijs aan de gerechtigheid van God. Daartoe was geen mens in staat (Ps. 49:8) omdat een zondig leven ontoereikend was als losprijs aan Gods gerechtigheid. Door dit ontzagwekkende gebeuren op Golgotha – Gods toorn over de zonde en de zondaar – is er een weg om te ontkomen aan het komende oordeel. Die weg is Jezus. Jezus is Gods gerechtigheid. Ik draag daar zelf niets aan bij. Die gerechtigheid redt mij. Niet mijn gerechtigheid, maar Hij, Jezus, in Zijn dood en opstanding, is mijn eeuwige redding. Dit moet door de Heilige Geest diep in ons hart worden geplaatst, dwars door alle weerstand heen, want van onszelf willen we daar niet aan. Deze hele psalm ademt ootmoed en afhankelijkheid van een liefdevolle Vader in de hemel.



Feike ter Velde