Het geloofsvertrouwen in de psalmen - Ps. 31:20

Feike ter Velde • 79 - 2003/04 • Uitgave: 14
Het geloofsvertrouwen in de psalmen



"Hoe groot is het goed dat Gij hebt weggelegd voor wie U vrezen"

Psalm 31:20




Onze tekst is een hoog uitstekende bergtop in een landschap van bergen en dalen dat deze psalm ons schildert. Bergen van moeilijkheden van mensen, die haten, die verbitterd zijn, die gedreven door jaloezie David ten val willen brengen (:5, 14). Dalen ook van eenzaam lijden, van verdriet en een ongekende benauwdheid wegens de omsingeling der mensen (:13, 14).

De Heilige Geest leidde David tot het dichten van dit indrukwekkende lied met het oog op het toekomstige lijden en sterven van onze Heiland. Aan het kruis, in het moment van Zijn sterven, bad Hij een tekst uit deze psalm. Hij had immers "het Woord Gods in Zijn hart geborgen" (Ps. 119:11). Toen er helemaal niets meer was, Zijn handen vastgenageld aan het hout en het daglicht verduisterd tot nachtelijk zwart, bad Hij de letterlijke tekst uit deze psalm: "In Uw hand beveel Ik mijn geest" (:6) Dit woord kleurt verder alles van deze psalm in.



Mogen ook wij niet, tredend in de voetsporen van onze Heiland, in de leerschool gaan van Gods Woord om daaruit de rijkdommen van het leven met God te leren kennen? Ook wij mogen Gods Woord opbergen in ons hart om ze op te diepen in dagen van ellende en moeite. David zegt van zichzelf: "Ik ben geworden als gebroken vaatwerk" (:13b). Dat is nu niet direct een benijdenswaardige positie voor een koning. Toch schroomt hij niet zijn werkelijke toestand te laten zien en de diepste roerselen van zijn ziel bloot te leggen voor de mensen. Maar bij alle misère geeft David steeds aan, dat hij niet ten einde raad is, omdat hij steeds weer zegt op de levende God te vertrouwen. Dat steekt als lichtende bergtoppen boven het landschap uit. De hoogste bergtop, hoger dan de bergen van de moeite is de tekst: "Hoe groot is het goed dat Gij hebt weggelegd voor wie U vrezen".



Bij alle moeite is er niet direct uitkomst, niet direct een oplossing. De Here laat ons soms door de moeilijkste dingen heengaan. Dwars door de dorenstruiken. Maar juist dan komt het erop aan op te zien naar Hem, de Here Jezus, onze Here en Heiland. Hij heeft ons toch met Zijn eigen leven en bloed vrijgekocht uit de macht van zonde en dood? Dat gelooft u toch? Juist daarom mogen woorden van geloof spreken, net als David hier. Want de Here heeft nog iets voor ons weggelegd! Iets? Een onuitsprekelijk groot goed! Hij heeft iets voor ons bereid dat Hij straks gaat tonen aan alle mensenkinderen! Hij gaat Zijn kinderen, die Hij hier, dwars door verdriet en verdrukking heen heiligt, straks dwars door de muren van tijd en ruimte heen verheerlijken! Hij gaat ons dan al Zijn eeuwige heerlijkheden tonen, zodat we versteld staan. We zullen dan, bij dat aanschouwen, tot elkaar zeggen: Hoe groot is het goed, dat Hij voor ons had weggelegd. We hadden er hier op aarde geen voorstelling van. Onze tranen wist Hijzelf liefdevol droog. O hoe groot zal ons dan Zijn genade en liefde voor ogen staan. Wonderbare goedertierenheid (:22) blijkt het te zijn. We hadden wel eens gewanhoopt. Wie niet, als moeite en verdriet hier zo groot kunnen worden... zelfs bij het naad’ren van de dood! “Weest allen sterk en moedig” (:25) en blijf maar op de Here hopen! Dat is: naar Hem uitzien met blijde verwachting.



Feike ter Velde