Het geloofsvertrouwen in de psalmen - Ps. 32:20

Feike ter Velde • 80 - 2004/05 • Uitgave: 24
Het geloofsvertrouwen in de psalmen



"Hoe groot is het goed dat u hebt weggelegd voor wie u vrezen"


Psalm 31:20




Dit zijn woorden die komen van de lippen van een man, die in de binnenkamer is om daar de Here te aanbidden, te loven en te prijzen. Als een mens dan stil wordt, zijn ziel tot rust is gekomen, zijn innerlijk heeft verheven tot in de hemel, voor de troon van God, dan komt hem de schoonheid van de Here en van wat Hij heeft gedaan voor ogen. Dan komen er vergezichten die reiken tot achter het voorhangsel, diep in het heiligdom. Dat zijn de beste momenten voor een kind van God. Kostbaar ook, omdat we in een wereld van lawaai leven. Dan komt het niet meer zo gauw tot die innerlijke stilte. Toch kunnen we geen van allen daar buiten. "Zoek de Here en leef", zegt de profeet. Hoe waar is dat in dit verband. Ons geestelijke leven kan niet zonder die concrete ontmoeting met de Here zelf. Daar moeten we ons ook in oefenen en zo leren, de stem van de Here te verstaan. Dat is zo kostbaar, vooral ook omdat zo veel andere zaken van ons leven een aanslag plegen op ons geloof, ons ontmoedigen en onze relatie met de Here schaden. Als we in deze psalm lezen temidden waarvan David dit zegt dan herkennen we dat misschien wel.



Temidden van de moeiten van het leven ontdekt hij welke kostbare dingen de Here voor hem heeft. ‘Een groot goed’, ondanks de mensen om hem heen en de eigen zonde van binnen (:11). Als Paulus een brief schrijft aan de gelovigen in Corinthe dan begint hij met te zeggen: "In elk opzicht zijt gij rijk geworden in Hem" (1 Cor. 1:5). Natuurlijk is er veel meer te zeggen en dat doet hij ook. Ook dat ze verre van volmaakt waren daar, ze waren eerder onvolwassen in hun geloof en levenshouding (3:1-3), maar dat is van deze kant bekeken. Gods Woord en ook Paulus hier, kijkt naar ons van Gods kant. Wat een geweldig woord is dat dan: ‘In alle opzichten rijk geworden in Hem’. Daar is geen gebrek, geen tekort, maar overvloed. "Wat geen oog heeft gezien en wat in geen mensenhart is opgekomen, al wat God bereid heeft voor degenen die Hem liefhebben" (2:9). Dat is een onuitsprekelijke overvloed van de levende God…voor ons! Daar moet een gelovige aan ontdekt worden, door de Geest en in het Woord.



Als Paulus in de Romeinenbrief de uiterlijke dingen beschrijft (Rom. 8:35,36) dan is daar niets aantrekkelijks aan. Toch zegt hij er direct achteraan: "Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars". Hier zien we het wonder van het christenleven. Het is er overvloedig, maar temidden van – soms – moeilijke omstandigheden. We kunnen het niet verwoorden, we kunnen ons alleen maar verwonderen… over zóveel.



Het is zichtbaar voor de mensen, maar het is ook opgetast op onze bankrekening in de hemel – "dat Gij hebt weggelegd". Petrus zegt dat er een ‘onvergankelijke erfenis in de hemelen is weggelegd’ (1Petr. 1:4). We hebben hier al zoveel van Gods genadegaven, maar straks krijgen we nog veel meer. Daar mag je je nu al op verheugen!



Feike ter Velde